Examenpaper van Shana Verbiest
PRAKTIJK
De praktijk waar ik mij verder in wil verdiepen is de bouw van een school door Vlaamse jongeren in een bergdorp in Marokko. Het is een onderdeel van één van de bouwkampen die de organisatie Bouworde vzw biedt aan jongeren. De informatie die hier besproken wordt komt grotendeels uit eigen ervaring. In de zomer van 2017 en 2018 ben ik zelf mee geweest op bouwkamp in Marokko. Door mijn persoonlijke ervaringen is het mogelijk dat ik in dit essay informatie kan geven over de concrete maakpraktijken die op een bouwkamp plaatsvinden. Daarbovenop heb ik hierdoor ook een beter zicht gekregen op ongeplande activiteiten en gebeurtenissen die plaatsvinden op zo een bouwkamp, zoals gebeurtenissen die de organisatie zelf niet vooropstelt. Het nadeel is dat mijn herinneringen doorheen de tijd verwaterd kunnen zijn en gekleurd door mijn eigen visie. Ik heb in deze essay mijn eigen ervaringen verder aangevuld met informatie die beschikbaar is op de website van Bouworde vzw. Hier kan ik extra informatie vinden en de visie van Bouworde vzw raadplegen. Daarnaast zal ik mijn analyse onderbouwen aan de hand van twee teksten, namelijk ‘For atttention’ van Ingold (2017) en ‘Stand back and watch us’ van Smith (2020).
In de gekozen praktijk gaat een groep van twaalf jongeren tussen 16 en 18 jaar op kamp in Marokko, begeleidt door twee personen tussen de 21 en 25 jaar. De jongeren gaan daar aan de slag in een school in een bergdorp. Ze breiden de school uit met een nieuwe verdieping. Samen met lokale bewoners bouwen zij mee aan deze school. Het werk bestaat voornamelijk uit het maken van beton. Hier zal in deze essay de focus op liggen.
In deze case staat de kwestie van superdiversiteit centraal. Het is namelijk mogelijk om als groep Vlaamse jongeren te reizen naar een Marokkaans dorp, de diversiteit is hier op verschillende vlakken zichtbaar. In het Marokkaanse dorp is de voertaal Berbers en soms Frans, de Vlaamse jongeren spreken Nederlands en zijn het Frans niet altijd even machtig. Zo is de lokale bewoner die de hoofdrol speelt bij het bouwen van de school niet Franstalig. Communiceren verloopt hierdoor voornamelijk aan de hand van gebaren en het leren van een paar basiswoorden/commando’s in het berbers. Omgekeerd leerde hij ook een paar woorden in het Frans. Naast diversiteit op vlak van talen was er ook een diversiteit op vlak van religies. Meerdere keren per dag roept de minaret op tot gebed, dit is een typisch fenomeen voor het islamitische geloof. Religie werd hierdoor iets tastbaar, iets dat aanwezig was. In de groep Vlaamse jongeren was er geen enkele jongere dat het islamitische geloof aanhing, wel waren er bijvoorbeeld atheïsten en Christenen aanwezig. Voor zowel de Vlaamse jongeren als de Marokkaanse inwoners was er een kennismaking met elkaars religie en een uitnodiging om eens op een andere manier naar religie te kijken. Zo waren er gesprekken waar er gevraagd werd naar de betekenis van ‘dat geluid wat we altijd horen’. Daarnaast kregen de Vlaamse jongeren ook de vraag van de Marokkaanse bewoners waar zij in geloofden en hoe zij naar religie keken. Diversiteit was er ook te zien in sociaal-economische posities, zowel tussen de Vlaamse jongeren als de Marokkaanse bevolking was er een diversiteit. In het algemeen was er dus een verschil in leefgewoonten, klimaat, en cultuur zichtbaar en voelbaar.
Verder is er in dit project ook een link met de kwestie duurzaamheid. De jongeren gaan bouwen aan een school, een belangrijk gegeven is dat dit altijd samen met de lokale bewoners moet gebeuren. De praktijk wil dus niet dat het werk wordt ‘afgenomen’ van de lokale bevolking maar dat er extra helpende handen zijn. Voordat de jongeren naar Marokko vertrekken zamelen zij geld in. Met dit geld wordt het materiaal aangekocht dat nodig is voor de bouw. Hier is de centrale gedachte dat de lokale economie ondersteund moet worden. De bouwmaterialen worden dus in Marokko zelf aangekocht en niet geïmporteerd vanuit Vlaanderen. Hierdoor kan deze praktijk ook gelinkt worden met de kwestie duurzaamheid omdat het de lokale economie niet wil beschadigen maar wilt steunen.
De praktijk waar ik mij verder in wil verdiepen is de bouw van een school door Vlaamse jongeren in een bergdorp in Marokko. Het is een onderdeel van één van de bouwkampen die de organisatie Bouworde vzw biedt aan jongeren. De informatie die hier besproken wordt komt grotendeels uit eigen ervaring. In de zomer van 2017 en 2018 ben ik zelf mee geweest op bouwkamp in Marokko. Door mijn persoonlijke ervaringen is het mogelijk dat ik in dit essay informatie kan geven over de concrete maakpraktijken die op een bouwkamp plaatsvinden. Daarbovenop heb ik hierdoor ook een beter zicht gekregen op ongeplande activiteiten en gebeurtenissen die plaatsvinden op zo een bouwkamp, zoals gebeurtenissen die de organisatie zelf niet vooropstelt. Het nadeel is dat mijn herinneringen doorheen de tijd verwaterd kunnen zijn en gekleurd door mijn eigen visie. Ik heb in deze essay mijn eigen ervaringen verder aangevuld met informatie die beschikbaar is op de website van Bouworde vzw. Hier kan ik extra informatie vinden en de visie van Bouworde vzw raadplegen. Daarnaast zal ik mijn analyse onderbouwen aan de hand van twee teksten, namelijk ‘For atttention’ van Ingold (2017) en ‘Stand back and watch us’ van Smith (2020).
In de gekozen praktijk gaat een groep van twaalf jongeren tussen 16 en 18 jaar op kamp in Marokko, begeleidt door twee personen tussen de 21 en 25 jaar. De jongeren gaan daar aan de slag in een school in een bergdorp. Ze breiden de school uit met een nieuwe verdieping. Samen met lokale bewoners bouwen zij mee aan deze school. Het werk bestaat voornamelijk uit het maken van beton. Hier zal in deze essay de focus op liggen.
In deze case staat de kwestie van superdiversiteit centraal. Het is namelijk mogelijk om als groep Vlaamse jongeren te reizen naar een Marokkaans dorp, de diversiteit is hier op verschillende vlakken zichtbaar. In het Marokkaanse dorp is de voertaal Berbers en soms Frans, de Vlaamse jongeren spreken Nederlands en zijn het Frans niet altijd even machtig. Zo is de lokale bewoner die de hoofdrol speelt bij het bouwen van de school niet Franstalig. Communiceren verloopt hierdoor voornamelijk aan de hand van gebaren en het leren van een paar basiswoorden/commando’s in het berbers. Omgekeerd leerde hij ook een paar woorden in het Frans. Naast diversiteit op vlak van talen was er ook een diversiteit op vlak van religies. Meerdere keren per dag roept de minaret op tot gebed, dit is een typisch fenomeen voor het islamitische geloof. Religie werd hierdoor iets tastbaar, iets dat aanwezig was. In de groep Vlaamse jongeren was er geen enkele jongere dat het islamitische geloof aanhing, wel waren er bijvoorbeeld atheïsten en Christenen aanwezig. Voor zowel de Vlaamse jongeren als de Marokkaanse inwoners was er een kennismaking met elkaars religie en een uitnodiging om eens op een andere manier naar religie te kijken. Zo waren er gesprekken waar er gevraagd werd naar de betekenis van ‘dat geluid wat we altijd horen’. Daarnaast kregen de Vlaamse jongeren ook de vraag van de Marokkaanse bewoners waar zij in geloofden en hoe zij naar religie keken. Diversiteit was er ook te zien in sociaal-economische posities, zowel tussen de Vlaamse jongeren als de Marokkaanse bevolking was er een diversiteit. In het algemeen was er dus een verschil in leefgewoonten, klimaat, en cultuur zichtbaar en voelbaar.
Verder is er in dit project ook een link met de kwestie duurzaamheid. De jongeren gaan bouwen aan een school, een belangrijk gegeven is dat dit altijd samen met de lokale bewoners moet gebeuren. De praktijk wil dus niet dat het werk wordt ‘afgenomen’ van de lokale bevolking maar dat er extra helpende handen zijn. Voordat de jongeren naar Marokko vertrekken zamelen zij geld in. Met dit geld wordt het materiaal aangekocht dat nodig is voor de bouw. Hier is de centrale gedachte dat de lokale economie ondersteund moet worden. De bouwmaterialen worden dus in Marokko zelf aangekocht en niet geïmporteerd vanuit Vlaanderen. Hierdoor kan deze praktijk ook gelinkt worden met de kwestie duurzaamheid omdat het de lokale economie niet wil beschadigen maar wilt steunen.
PEDAGOGISCHE WERKZAAMHEID
De werkzaamheden op een bouwkamp worden uitgevoerd door vrijwilligers en er kunnen financiële schenkingen gegeven worden. Hierdoor onderscheidt het zich van kapitalistische initiatieven. Bij de ‘common economy’ (van Gibson en Graham) in de tekst van Smith wordt net zoals deze praktijk de focus verlegt van een kapitalistische visie naar een visie dat meer gericht is op commons. Het werk dat gedaan wordt door de jongeren is op vrijwillige basis. De materialen worden deels betaald door de gemeenschap en met geld dat door de jongeren werd ingezameld in België. In de praktijk is het zichtbaar dat er verschillende soorten economische activiteiten bestaan. De focus in dit project ligt meer op het delen van kennis, ervaringen en het samen zijn. De jongeren werken vrijwillig en krijgen bijvoorbeeld geen loon in vorm van geld maar worden ‘beloond’ met herinneringen en ervaringen.
Verder ga ik in op de concrete maakpraktijk. Er zijn verschillende stappen die gevolgd worden bij het maken van beton tijdens de bouw van de school. Allereerst begint het proces met het scheppen van kiezel en cement in emmers. Deze emmers worden doorgegeven naar de verdieping in opbouw aan de hand van een mensenketting. Bovenaan de trap worden de emmers leeg gekapt en terug doorgegeven naar beneneden. De inhoud van de emmer wordt door twee of drie mensen gemengd met een schep en hier wordt water aan toegevoegd. Wanneer het voldoende vermengd is wordt dit door een andere persoon in een emmer geschept en doorgegeven aan de lokale bewoner die op de stelling staat. Hij gebruikt dit vervolgens om te metsen. Het maken van beton bestaat hier dus uit het mengen van kiezel en cement met water, om dit te bereiken worden er verschillende stappen gevolgd.
Het maken van beton is bijgevolg een repetitieve praktijk. Bij het maken spelen meer componenten mee dan enkel de persoon die het beton maakt. Zo wordt de moeilijkheid van het mengen beïnvloed door de hoeveelheid water dat toegevoegd wordt aan het mengsel (materialen). Daarnaast spelen competenties een rol, de jongeren kregen van de lokale bewoner een uitleg over hoe beton te maken. Toch verliep het maken van beton beter wanneer dit door een meer ervaren persoon werd gedaan, hij had kennis van een bepaalde scheptechniek waardoor het mengen bijvoorbeeld vlotter verliep (competenties). Tot slot hebben betekenissen een invloed op de praktijk, het idee van samen werken stond centraal, de jongeren hielpen elkaar. Zo was een centraal idee dat iedereen samenwerkt, de emmers met cement werden hierdoor aan elkaar doorgegeven in de plaats dat ieder persoon voor zichzelf een emmer vult en naar boven brengt (betekenissen). Net zoals Smith aangeeft in de ‘practice theory’, hebben deze drie componenten een wederzijdse invloed op elkaar. Bijvoorbeeld door het idee van samenwerken hadden we op verschillende stappen van het proces een persoon staan, de plaats in de mensenketting werd bepaald door competenties. Zo had iemand al snel de techniek te pakken om cement te mengen, hierdoor stond zij vaker op deze plaats in het proces. Ook was er een verschil in competentie op vlak van gewicht dat iemand kon dragen (materialen en competenties). Met gevolg dat er een afspraak gemaakt werd om emmers met zand en kiezel maar tot de helft te vullen zodat iedereen deze kon dragen (betekenissen). Doordat deze componenten in relatie staan, komt er een routine tot stand: personen die weten waar ze moeten gaan staan, een doorgeefsysteem, afspraken over hoe vol emmers mogen zijn,…
Hoewel het maken van beton repetitief is, zijn er veranderingen mogelijk. De praktijk maakt mogelijk dat er iets nieuws gebeurt. Een vast begin en eind-uur van het werken is er niet, dit is afhankelijk van de werkmannen en wanneer zij naar de school komen. Daarnaast speelde de weersomstandigheden een bepalende rol. Bij extreem warm weer is het maken van beton moeilijk waardoor er een rustdag moest ingelast worden. Er is een aandacht nodig voor wat er gebeurt, een aandacht voor het materiaal. Er is geen doel opgesteld van hoeveel er gebouwd moet zijn tegen het einde van het kamp. Wat er geleerd wordt op een bouwkamp staat niet op voorhand vast. Dit wordt geleid door wat er gebeurt tijdens het bouwen. De twee begeleiders zijn hier dus ook niet aanwezig om het werk van de jongeren te controleren of om te controleren dat bepaalde doelen behaald worden. De begeleiders zijn hier aanwezig enerzijds voor praktische redenen maar daarnaast zijn zij samen met de jongeren aanwezig om samen met hen te bouwen. Tim Ingold spreekt in zijn tekst ook wel over de principle of habit, waar hij vraagt voor een aandachtigheid. Door niet enkel te focussen op wat ons einddoel is, namelijk het bouwen van een school, werd het mogelijk om ook aandacht te hebben voor wat er gebeurde tijdens het bouwen zelf. Er is dus een samenspel van doen en ondergaan, waarbij het doel beïnvloed wordt door wat er gebeurt tijdens het werken naar dat doel. Er is een aandacht voor de wereld rondom, een aandacht voor de materialen, de omgeving en de mensen. Het bouwen gebeurd samen met anderen, je praat met elkaar, houdt rekening met elkaar en leert elkaar kennen. Een bouwkamp is hierdoor ook een vorm van zwakke pedagogiek waar ruimte en aandacht is voor het onvoorspelbare.
De werkzaamheden op een bouwkamp worden uitgevoerd door vrijwilligers en er kunnen financiële schenkingen gegeven worden. Hierdoor onderscheidt het zich van kapitalistische initiatieven. Bij de ‘common economy’ (van Gibson en Graham) in de tekst van Smith wordt net zoals deze praktijk de focus verlegt van een kapitalistische visie naar een visie dat meer gericht is op commons. Het werk dat gedaan wordt door de jongeren is op vrijwillige basis. De materialen worden deels betaald door de gemeenschap en met geld dat door de jongeren werd ingezameld in België. In de praktijk is het zichtbaar dat er verschillende soorten economische activiteiten bestaan. De focus in dit project ligt meer op het delen van kennis, ervaringen en het samen zijn. De jongeren werken vrijwillig en krijgen bijvoorbeeld geen loon in vorm van geld maar worden ‘beloond’ met herinneringen en ervaringen.
Verder ga ik in op de concrete maakpraktijk. Er zijn verschillende stappen die gevolgd worden bij het maken van beton tijdens de bouw van de school. Allereerst begint het proces met het scheppen van kiezel en cement in emmers. Deze emmers worden doorgegeven naar de verdieping in opbouw aan de hand van een mensenketting. Bovenaan de trap worden de emmers leeg gekapt en terug doorgegeven naar beneneden. De inhoud van de emmer wordt door twee of drie mensen gemengd met een schep en hier wordt water aan toegevoegd. Wanneer het voldoende vermengd is wordt dit door een andere persoon in een emmer geschept en doorgegeven aan de lokale bewoner die op de stelling staat. Hij gebruikt dit vervolgens om te metsen. Het maken van beton bestaat hier dus uit het mengen van kiezel en cement met water, om dit te bereiken worden er verschillende stappen gevolgd.
Het maken van beton is bijgevolg een repetitieve praktijk. Bij het maken spelen meer componenten mee dan enkel de persoon die het beton maakt. Zo wordt de moeilijkheid van het mengen beïnvloed door de hoeveelheid water dat toegevoegd wordt aan het mengsel (materialen). Daarnaast spelen competenties een rol, de jongeren kregen van de lokale bewoner een uitleg over hoe beton te maken. Toch verliep het maken van beton beter wanneer dit door een meer ervaren persoon werd gedaan, hij had kennis van een bepaalde scheptechniek waardoor het mengen bijvoorbeeld vlotter verliep (competenties). Tot slot hebben betekenissen een invloed op de praktijk, het idee van samen werken stond centraal, de jongeren hielpen elkaar. Zo was een centraal idee dat iedereen samenwerkt, de emmers met cement werden hierdoor aan elkaar doorgegeven in de plaats dat ieder persoon voor zichzelf een emmer vult en naar boven brengt (betekenissen). Net zoals Smith aangeeft in de ‘practice theory’, hebben deze drie componenten een wederzijdse invloed op elkaar. Bijvoorbeeld door het idee van samenwerken hadden we op verschillende stappen van het proces een persoon staan, de plaats in de mensenketting werd bepaald door competenties. Zo had iemand al snel de techniek te pakken om cement te mengen, hierdoor stond zij vaker op deze plaats in het proces. Ook was er een verschil in competentie op vlak van gewicht dat iemand kon dragen (materialen en competenties). Met gevolg dat er een afspraak gemaakt werd om emmers met zand en kiezel maar tot de helft te vullen zodat iedereen deze kon dragen (betekenissen). Doordat deze componenten in relatie staan, komt er een routine tot stand: personen die weten waar ze moeten gaan staan, een doorgeefsysteem, afspraken over hoe vol emmers mogen zijn,…
Hoewel het maken van beton repetitief is, zijn er veranderingen mogelijk. De praktijk maakt mogelijk dat er iets nieuws gebeurt. Een vast begin en eind-uur van het werken is er niet, dit is afhankelijk van de werkmannen en wanneer zij naar de school komen. Daarnaast speelde de weersomstandigheden een bepalende rol. Bij extreem warm weer is het maken van beton moeilijk waardoor er een rustdag moest ingelast worden. Er is een aandacht nodig voor wat er gebeurt, een aandacht voor het materiaal. Er is geen doel opgesteld van hoeveel er gebouwd moet zijn tegen het einde van het kamp. Wat er geleerd wordt op een bouwkamp staat niet op voorhand vast. Dit wordt geleid door wat er gebeurt tijdens het bouwen. De twee begeleiders zijn hier dus ook niet aanwezig om het werk van de jongeren te controleren of om te controleren dat bepaalde doelen behaald worden. De begeleiders zijn hier aanwezig enerzijds voor praktische redenen maar daarnaast zijn zij samen met de jongeren aanwezig om samen met hen te bouwen. Tim Ingold spreekt in zijn tekst ook wel over de principle of habit, waar hij vraagt voor een aandachtigheid. Door niet enkel te focussen op wat ons einddoel is, namelijk het bouwen van een school, werd het mogelijk om ook aandacht te hebben voor wat er gebeurde tijdens het bouwen zelf. Er is dus een samenspel van doen en ondergaan, waarbij het doel beïnvloed wordt door wat er gebeurt tijdens het werken naar dat doel. Er is een aandacht voor de wereld rondom, een aandacht voor de materialen, de omgeving en de mensen. Het bouwen gebeurd samen met anderen, je praat met elkaar, houdt rekening met elkaar en leert elkaar kennen. Een bouwkamp is hierdoor ook een vorm van zwakke pedagogiek waar ruimte en aandacht is voor het onvoorspelbare.
STELLING
Dit essay houdt een pleidooi voor het openstaan voor…
Een openstaan voor anderen
Een openstaan voor culturen
Een openstaan voor materialen
Een openstaan voor het onverwachte
Bouworde vzw is een vormingsorganisatie. Door middel van vrijwilligerswerk wereldwijd willen zij jongeren kennis laten maken met andere culturen en maatschappelijke problemen en daarnaast geven ze de jongeren de kans om te leren samenwerken. Dit essay gaat hiermee akkoord. Door de uitwisseling van jongeren met andere culturen of leefgewoonten, door samen met de lokale bevolking te leven en te werken, maken de jongeren kennis met deze cultuur en omgekeerd. In het proces van het bouwen worden de jongeren zich bewust van de diversiteit die er heerst.
Maar bouworde vzw doet meer dan dat, in dit essay wordt over het samenspel van materialen, competenties en betekenissen gesproken. Tijdens het bouwen van de school gebeurt er meer dan dat je op het eerste zicht kan zien. De jongeren worden zich bijvoorbeeld bewust van de materialiteit, er wordt gebouwd met materialen en deze bepalen wat er kan gedaan worden.
Daarbovenop is een bouwkamp een vorm van zwakke pedagogiek waar aandacht en responsiviteit centraal staan. Het kamp heeft aandacht voor het proces tijdens de bouw en houdt hiermee ook rekening met de gebeurtenissen die naast het bouwproces gebeuren en het bouwproces mee beïnvloeden. Er is aandacht voor elkaar, het weer, de materialen, et cetera. Kennis en ervaringen worden gedeeld in deze praktijk. Samen werken staat centraal, bouwen is mogelijk doordat het samen gebeurt.
Ik wil een pleidooi houden voor het houden van bouwkampen waarbij vooropgestelde doelen worden losgelaten en men openstaat voor het onverwachte.
Dit essay houdt een pleidooi voor het openstaan voor…
Een openstaan voor anderen
Een openstaan voor culturen
Een openstaan voor materialen
Een openstaan voor het onverwachte
Bouworde vzw is een vormingsorganisatie. Door middel van vrijwilligerswerk wereldwijd willen zij jongeren kennis laten maken met andere culturen en maatschappelijke problemen en daarnaast geven ze de jongeren de kans om te leren samenwerken. Dit essay gaat hiermee akkoord. Door de uitwisseling van jongeren met andere culturen of leefgewoonten, door samen met de lokale bevolking te leven en te werken, maken de jongeren kennis met deze cultuur en omgekeerd. In het proces van het bouwen worden de jongeren zich bewust van de diversiteit die er heerst.
Maar bouworde vzw doet meer dan dat, in dit essay wordt over het samenspel van materialen, competenties en betekenissen gesproken. Tijdens het bouwen van de school gebeurt er meer dan dat je op het eerste zicht kan zien. De jongeren worden zich bijvoorbeeld bewust van de materialiteit, er wordt gebouwd met materialen en deze bepalen wat er kan gedaan worden.
Daarbovenop is een bouwkamp een vorm van zwakke pedagogiek waar aandacht en responsiviteit centraal staan. Het kamp heeft aandacht voor het proces tijdens de bouw en houdt hiermee ook rekening met de gebeurtenissen die naast het bouwproces gebeuren en het bouwproces mee beïnvloeden. Er is aandacht voor elkaar, het weer, de materialen, et cetera. Kennis en ervaringen worden gedeeld in deze praktijk. Samen werken staat centraal, bouwen is mogelijk doordat het samen gebeurt.
Ik wil een pleidooi houden voor het houden van bouwkampen waarbij vooropgestelde doelen worden losgelaten en men openstaat voor het onverwachte.
REFERENTIES
- Bouworde vzw. (z.d.). Home. Geraadpleegd op 24 januari 2022, van http://www.bouworde.be/
- Ingold, T. (2017). For attention. In T. Ingold (Red.), Anthropology and/as Education (pp. 20-35). Routledge. https://doi.org/10.4324/9781315227191
- Smith, T. S. J. (2020). ‘Stand back and watch us’: Post-capitalist practices in the maker movement. Environment and Planning A: Economy and Space, 52(3), 593–610. https://doi.org/10.1177/0308518X19882731