Vaste grond
Hoezo, “Het internet is stuk?” Ondanks een gebroken smartphonescherm lijkt alles te werken. Internet is nooit zo aanwezig geweest als nu. Net zoals de voorbijgangers geen aandacht hebben voor de smartphones op de grond, lijken velen geen aandacht te hebben voor wat er zich op internet écht afspeelt. Wat er dus werkelijk stuk is, is niet zo zichtbaar.
In tegenstelling tot de vaste grond onder de smartphones, kan de vraag gesteld worden of we tegenwoordig nog vaste grond onder de voeten hebben. Weten we waar onze smartphones -en dus wijzelf die er stilaan mee vergroeid zijn geraakt- écht op steunen? Wat gebeurt er met onze data? Wist u trouwens dat de TakeAway koerier even weinig werkzekerheid heeft als wij zekerheid hebben over onze data gegenereerd door hun app?
Aarde en smartphone lijken elkaar te ‘raken’. Hoewel we onze smartphones te danken hebben aan onze gedeelde aarde, beseffen we onvoldoende dat deze er rechtstreeks uit voortgekomen zijn. Ze ‘raakten’ elkaar voorheen wel, totdat wij ons besef ‘kwijt-raakten’ dat we dankbaar moeten zijn voor dit gemeenschappelijk goed en deze ook op een gemeenschappelijke manier moeten behandelen. Toch zijn dingen in beweging en hoeven we ons niet neer te leggen bij het huidige systeem. De ondertitel ‘Maar we kunnen het repareren.’ is een boodschap van hoop. Samen nadenken over alternatieven voor wat vandaag gewoon lijkt, kan hierin een motor zijn. Het begrip ‘commons’ -natuurlijke of culturele gedeelde hulpbronnen, door een gemeenschap beheerd vanuit aandacht voor duurzaamheid, inclusiviteit en een publieke meerwaarde- staat daarom centraal. Indien we internet als gedeelde hulpbron met evenveel zorg zouden behandelen als ons Instagram account, zouden we het internet in haar oorspronkelijke format met een publieke openheid en meerwaarde kunnen herstellen. Zo zouden we elkaar, de aarde, onze smartphone en het internet weer met meer aandacht en zorg kunnen ‘raken’.
In tegenstelling tot de vaste grond onder de smartphones, kan de vraag gesteld worden of we tegenwoordig nog vaste grond onder de voeten hebben. Weten we waar onze smartphones -en dus wijzelf die er stilaan mee vergroeid zijn geraakt- écht op steunen? Wat gebeurt er met onze data? Wist u trouwens dat de TakeAway koerier even weinig werkzekerheid heeft als wij zekerheid hebben over onze data gegenereerd door hun app?
Aarde en smartphone lijken elkaar te ‘raken’. Hoewel we onze smartphones te danken hebben aan onze gedeelde aarde, beseffen we onvoldoende dat deze er rechtstreeks uit voortgekomen zijn. Ze ‘raakten’ elkaar voorheen wel, totdat wij ons besef ‘kwijt-raakten’ dat we dankbaar moeten zijn voor dit gemeenschappelijk goed en deze ook op een gemeenschappelijke manier moeten behandelen. Toch zijn dingen in beweging en hoeven we ons niet neer te leggen bij het huidige systeem. De ondertitel ‘Maar we kunnen het repareren.’ is een boodschap van hoop. Samen nadenken over alternatieven voor wat vandaag gewoon lijkt, kan hierin een motor zijn. Het begrip ‘commons’ -natuurlijke of culturele gedeelde hulpbronnen, door een gemeenschap beheerd vanuit aandacht voor duurzaamheid, inclusiviteit en een publieke meerwaarde- staat daarom centraal. Indien we internet als gedeelde hulpbron met evenveel zorg zouden behandelen als ons Instagram account, zouden we het internet in haar oorspronkelijke format met een publieke openheid en meerwaarde kunnen herstellen. Zo zouden we elkaar, de aarde, onze smartphone en het internet weer met meer aandacht en zorg kunnen ‘raken’.
|
AuteurMarleen Stikker (geboren in 1962 in Nederland) is na een studie filosofie oprichter, directeur en bestuurder geworden van Waag in Amsterdam. Waag is een Europees onderzoeksinstituut voor technologie, kunst en wetenschap. Het verkent de sociale en culturele impact van nieuwe technologieën vanuit democratische en emancipatorische waarden. Waag heeft als doel om actief burgerschap te creëren door open, eerlijke en inclusieve technologie te ontwikkelen. Verder is Stikker oprichter van De Digitale Stad. Dit is een virtuele publieke gemeenschap gebaseerd op democratische principes, die wordt gezien als voorloper van sociale media en webbrowsers. In het jaar 2019 komt haar boek ‘Het internet is stuk, maar we kunnen het repareren’ uit. Het boek bestaat uit drie delen. In het eerste deel beschrijft ze aan de hand van persoonlijke ervaringen de periode waarin het publieke internet ontstond. In het tweede deel stelt ze de vraag: ‘Waar staan we dan nu op het digitale vlak?’. In het derde deel, waar we dieper op ingaan, geeft ze een aanzet tot reparatie van het internet, telkens met duiding aan de hand van concrete voorbeelden. Ze heeft een duidelijke visie over het internet en dit laat ze ook merken in het boek, namelijk: het internet is een publieke ruimte waar er plaats moet zijn voor soevereiniteit en democratische waarden. Door de vrije marktwaarden wordt er terrein verloren op het vlak van digitale soevereiniteit en democratie waardoor onze identiteit wordt aangetast. ‘We worden afgeluisterd, gestuurd, gevolgd, geleefd, en dat hebben we zelf laten gebeuren’. Hierdoor pleit ze voor een ‘reparatie’ van het internet en hieraan kunnen we zelf als burgers meewerken. Bekijk hier een interview uit 2021 met de Nieuwe Wereld waarin Marleen Stikker uitlegt hoe en waarom de huidige vorm van internet op de schop moet. |
Centrale vraag/probleemstelling
Stikker stelt zich vragen bij de manier waarop we internet vandaag de dag gebruiken. De titel van het boek zegt het zelf: ‘Het internet is stuk’. In onze samenleving staat het kapitalistisch systeem centraal, waarbij er wordt gestreefd naar zoveel mogelijk winst. Mensen gaan daardoor voornamelijk handelen uit eigenbelang en dit leidt tot onderlinge competitie. Dit wordt aangeduid als het huidige narratief. Hierin hebben grote technologiebedrijven, overheden en veiligheidsdiensten de macht over het internet overgenomen en dit staat haaks op de emancipatorische en democratische waarden van het nieuwe narratief. Het huidige narratief hangt eveneens samen met het deterministisch wereldbeeld, waarbij het handelen van de mens niet wordt gezien als een vrij en willekeurig gegeven. ‘Commons’ staan in dit kapitalistisch systeem aan de zijlijn. Diverse initiatieven kunnen worden opgestart, maar ze zullen nooit de basis vormen voor de economie.
Dankzij het vrijemarktkapitalisme heeft iedereen toegang tot het internet, maar dit betekent niet dat men daadwerkelijk begrijpt wat er op het internet allemaal gebeurt. Bij het openen van websites wordt er bijvoorbeeld telkens verwacht dat men akkoord gaat met ‘cookies’ vooraleer de site kan bezocht worden. De meesten duiden uit gemakzucht ‘akkoord’ aan, zonder effectief de gebruiksvoorwaarden te lezen of zonder te weten wat er met de gegevens gebeurt. Dit is problematisch. Het internet dat vroeger een ‘greenfield’ was, is geëvolueerd naar een ‘brownfield’. Er moet gestreefd worden naar de mogelijkheid om terug onze eigen data te beheren, zodat er opnieuw sprake kan zijn van privacy op het internet. Bijgevolg ontstaat er een privacykloof tussen mensen die het internet gebruiken. Enerzijds zijn er mensen die zich weten te beschermen tegen de invloeden van de markt. Anderzijds zijn er mensen die het zich niet kunnen permitteren of er niet bij stil staan om zich digitaal te beveiligen. Er moeten voorwaarden gecreëerd worden waaronder iedereen zijn digitale vrijheid kan terugwinnen, ongeacht de sociaal-economische factoren. |
Antwoord op de probleemstelling
We moeten het internet repareren door tot een nieuw narratief te komen. Dit kunnen we bereiken wanneer we gezamenlijk verantwoordelijkheid opnemen en technologie kritisch bekijken. Wat technologiebedrijven beslissen mogen we dus niet zomaar accepteren. We stappen hierbij af van een deterministisch wereldbeeld waarbij elke gebeurtenis of handeling een reden heeft en onwillekeurig is, en komen tot het besef dat het anders kan. Hierdoor worden emancipatorische en democratische waarden mogelijk. Dit vertaalt zich in het nieuwe narratief naar publieke waarden en coöperatie.
We moeten van een ‘brownfield’ terugkeren naar een ‘greenfield’. Dit betekent dat het internet een publiek domein moet zijn waar iedereen aan kan meewerken. Een plaats waar vrije communicatie en zelfontplooiing centraal staan. Digitale soevereiniteit moet bereikt worden. Dit wil zeggen dat gegevens beschermd moeten worden om privacy te vrijwaren en we de vrijheid moeten hebben om op en met het internet te handelen. Bijgevolg kunnen we de macht over het digitale leven terug naar ons toe trekken. We moeten het internet dus demystificeren. Dit houdt in dat we zowel de ideeën en motieven van technologie-ontwerpers alsook de praktische kennis over technologie publiek moeten maken. Op deze manier moeten mensen betrokken worden bij het ontwerpen van technologie en dat kan bijvoorbeeld door middel van lessen hierover in het onderwijs. Technologie ontwerpen is dus niet enkel een zaak voor informatici, maar moet worden gedemocratiseerd. Verder moet er gestreefd worden naar een nieuw economisch model dat afstapt van het idee van competitie en meer gericht is op coöperatie. Hierbij kunnen ‘commons’ een rol spelen waarbij het delen van bronnen centraal staat. Het internet moet dus minder gebaseerd zijn op vrije-marktmechanismen, en meer op ‘commons’. De donuteconomie wordt voorgesteld als zo een alternatief economisch systeem dat tegenwicht biedt aan het huidige neoliberalistisch discours. Dit alternatief pleit voor het afstappen van een economie die geen rekening houdt met de kosten voor de samenleving. Daarentegen legt het de focus op regeneratieve praktijken, waar wel rekening wordt gehouden met maatschappelijke kosten. |
Centrale concepten
Concept 1 |
COÖPERATIE
Een eerste concept dat centraal staat in de tekst is coöperatie. Volgens het huidige narratief -het kapitalisme- hebben we om samenwerking mogelijk te maken de markt nodig. Deze zorgt ervoor dat er geen conflicten ontstaan in de samenwerking tussen mensen. Het creëren van een potlood bijvoorbeeld gebeurt door de vrije markt die als een onzichtbare kracht mensen doet samenwerken. Voor het maken van een potlood zijn verschillende materialen nodig zoals grafiet voor de kern, rubber voor de gom en hout voor het omhulsel van het potlood. Om aan hout te komen moeten bomen gekapt worden en ga zo maar verder. Deze samenwerking komt tot stand via de dynamiek van het onpersoonlijk opereren (impersonal operation) van prijzen. Consumenten moeten/willen niet weten wie heeft gewerkt aan het potlood en onder welke omstandigheden, zolang het maar goedkoop is. Vanuit het nieuwe narratief willen we het internet repareren op basis van vertrouwen. Hierbij is het van belang om na te gaan of mensen vanuit een collectief of individueel belang handelen. Handelen vanuit collectief belang, duidt op een uitgangspunt: ‘Het organisme dat het beste samenwerkt, overleeft.’ Aan de hand van het ‘prisoner’s dilemma’ uit de speltheorie wordt dit uitgangspunt bewezen. Twee verdachten worden individueel verhoord en staan voor de keuze om alles op te biechten of te zwijgen. Wanneer één van hen alles opbiecht dan krijgt hij/zij slechts één jaar cel en de ander vier jaar cel. Als beide verdachten ervan uitgaan dat de ander zal handelen vanuit individueel belang - wat wil zeggen dat beide alles opbiechten - dan krijgen ze beide drie jaar cel. Wanneer wordt uitgegaan van coöperatie waarbij de ander net als jij zal zwijgen dan ben je beide na twee jaar weer vrij. De beste keuze zou dus zijn om ervan uit te gaan dat de ander ook wil samenwerken. Hieruit concluderen we dat een economisch model vertrekkend vanuit coöperatie meer voordelen biedt dan een model dat vertrekt vanuit competitie. |
COMMONS
Een tweede concept dat naar voren treedt in de tekst is ‘commons’. ‘Commons zijn gedeelde natuurlijke of culturele hulpbronnen, door een gemeenschap beheerd vanuit het oogpunt van duurzaamheid, inclusiviteit en publieke meerwaarde' zoals water en elektriciteit. De huidige economie wijst op een tragedie van ‘commons’ doordat privatisering van onder andere gezamenlijke bronnen centraal staat. De mens streeft zijn individueel belang na en ondermijnt het collectief belang. Wanneer ‘commons’ worden gezien als onderdeel van een groter ecosysteem, worden deze beschermd. Regels tussen individueel en collectief belang maken het mogelijk dat ‘commons’ kunnen functioneren. Zo dient er op gezamenlijke wijze (deelnemers, lokale context en alle betrokkenen) gehandeld te worden waarbij het van belang is dat de waarden en doelstellingen ook gezamenlijk worden opgesteld. Verder dienen deze ‘commons’ ook erkend te worden door autoriteiten. Neem bijvoorbeeld een gezamenlijk (publiek) park. Een park dient gezamenlijk onderhouden te worden en toegankelijk te zijn voor iedereen. Daarenboven dient de gemeentelijke autoriteit te garanderen dat het park als ‘common’ wordt gebruikt. Bij conflict zouden sancties moeten worden opgelegd zonder dat het gerecht hiervoor moet worden ingeschakeld. In het nieuwe narratief kunnen ‘commons’ onze planeet redden omdat ze zijn ingebed in een groter ecosysteem. Zo kan ook het internet gerepareerd - en dus gered - worden aan de hand van verschillende ‘commons’: 1) Creatieve commons, zoals intellectueel eigendom, maken het mogelijk om rechten te beschermen, het volledig werk vrij te geven voor anderen en om beperkingen op te leggen aan gebruikers zoals het vermelden van de naam van de maker. 2) ‘Datacommons zijn structuren om veilig data te delen op een manier die de individuele en collectieve belangen van de gebruikers waarborgt.’ en 3) Commons in soft- en hardware zoals programmeurs die codes delen (open source) en open-hardwarecomputerplatformen die hun blauwdrukken openbaar stellen. DATACOMMONS Datacommons wordt verder uitgewerkt als subconcept van ‘commons’ omdat de tekst de nadruk legt op het beschermen van data, wat resulteert in privacy. ‘Datacommons zijn structuren om veilig data te delen op een manier die de individuele en collectieve belangen van de gebruikers waarborgt.’ Open-databewegingen bestaan al jaren en maken het mogelijk voor bedrijven om data te raadplegen uit publiek gefinancierd onderzoek zonder daarvoor iets terug te geven. Door middel van ‘open access’ en het gevolg van publieke en private samenwerkingen, zoals wetenschappers die kennis delen met bedrijven, wordt duidelijk dat het begrip ‘open’ niet voldoende is om samenwerking tussen publieke en private instanties te verwezenlijken. Het principe van wederkerigheid is hierbij van belang, alsook aandacht hebben voor het beschermen van data. Datacommons bieden deze bescherming en worden gerealiseerd op basis van drie principes. Een eerste principe is intermediair en betekent dat partijen geen toegang hebben om commercieel gebruik te maken van data. Een tweede principe is beschermde openheid en duidt op transparante regels rond toegankelijkheid van data. Een laatste principe is collectiviteit en wijst erop dat beslissingen rond data een collectieve taak zijn. Volgend voorbeeld, namelijk deelfietsen op een commonplatform, verduidelijkt deze principes. Lokale fietsverhuurders kunnen fietsen aanbieden op een commonplatform en worden voor het verhuur van fietsen betaald. Doordat de huurder een account heeft op het platform worden zijn/haar data beschermd. De verhuurder heeft dus geen toegang tot de data van de huurder (intermediair). Bij het gebruik van deze data worden duidelijke afspraken gemaakt (beschermde openheid). Zo kan bijvoorbeeld de overheid een verkeersanalyse uitvoeren met deze data. Het is hierbij belangrijk om te benadrukken dat hieruit geen commerciële verdiensten zullen voortkomen (intermediair), wat de lokale economie beschermt. Ten slotte gaat het hier om een publieke infrastructuur waar collectieve zorg centraal staat (collectiviteit). Datacommons kunnen worden toegepast op alles wat we willen delen. |
Concept 2 |
Concept 3 |
DONUTECONOMIE
Een laatste concept dat centraal staat in de tekst is donuteconomie. De donuteconomie is een alternatief economisch systeem, waarmee we afstappen van het huidige kapitalistische narratief. Het model, uitgevonden door Kate Raworth, stelt de economie voor als een donut met twee cirkels. De buitenste cirkel, ‘the ecological ceiling’, stelt de ecologische grenzen van de planeet voor. De binnenste cirkel stelt ‘het sociale fundament’ voor. Dit bestaat bijvoorbeeld uit gezondheid of het hebben van een politieke stem. In de donuteconomie moet economische activiteit regeneratief zijn. Dit betekent dat men binnen de grenzen van de cirkels blijft en rekening houdt met maatschappelijke kosten. Deze kosten voor de samenleving worden ook wel externaliteiten genoemd, zoals het verlies van privacy, luchtvervuiling en geluidsoverlast. De regeneratieve praktijken worden afgezet tegenover extractieve praktijken, waarbij het systeem wordt uitgeput en de samenleving opdraait voor de kosten (externaliteiten). Het internet dat volgens de donuteconomie werkt, houdt rekening met zowel ‘the ecological ceiling’ als ‘het sociale fundament’. Het internet gebruikt dan bijvoorbeeld duurzame stroomvoorzieningen om servers te doen werken. Daarnaast zou het zijn gebruikers niet uitputten door ongebreideld persoonlijke data te verzamelen. Bovendien wordt de donuteconomie gebaseerd op vier actoren: de markt, overheid, familie/gezinnen en commons. In tegenstelling tot de vrije-markteconomie, waar er enkel samenwerking is tussen de overheid en de markt, kan er in de donuteconomie een samenwerking zijn tussen elk van de vier actoren. Een samenwerking tussen de markt en commons is in dit model dus mogelijk. Een voorbeeld daarvan kan zijn dat een technologiebedrijf gebruik maakt van Moodle. Moodle is een common dat het bedrijf kan gebruiken, in ruil daarvoor kan het bedrijf voorgestelde aanpassingen van Moodle ter beschikking stellen aan het publiek. |
RELATIE OP SUPERDIVERSITEIT EN DUURZAAMHEID
Relatie met superdiversiteit |
Relatie met duurzaamheid |
Commons worden beheerd vanuit een oogpunt van inclusiviteit. In een superdiverse samenleving verwachten we dat inclusiviteit ook staat voor het insluiten van mensen met verschillende achtergronden. Het beheer van gedeelde bronnen (commons) vraagt om een samenwerkende mens, ofwel coöperatie. In het huidige narratief gaan we ervan uit dat de marktwerking nodig is om mensen met verschillende achtergronden te laten samenwerken. Een superdiverse samenleving kan beter gebouwd worden op een fundament van samenwerking en vertrouwen. We moeten onszelf hiervoor een toekomst voorstellen waarin we economische modellen niet opbouwen vanuit competitie, maar op basis van samenwerking met mensen met verschillende achtergronden. Deze gedachte plaatsen we binnen het nieuwe narratief.
Deze samenwerking is ook nodig, want iedereen is op zijn eigen manier verantwoordelijk voor de huidige situatie. Dit schept een band tussen mensen, waardoor we samen een nieuwe weg kunnen inslaan. We zitten ondanks de superdiversiteit allemaal in hetzelfde schuitje. In tegenstelling tot wat vaak gedacht wordt, hebben we wel een gezamenlijk doel. Vanuit deze gezamenlijke verantwoordelijkheid ontstaat een band die mensen met verschillende achtergronden met elkaar verbindt. De binnenste cirkel die wordt aangehaald in de donuteconomie betreft het sociale fundament met daarbij horend inclusiviteit. Aan de inclusiviteit linken wij opnieuw het insluiten van mensen met verschillende achtergronden. Zo anonimiseert Ecosia zoekopdrachten. Hierdoor wordt ook de privacy van mensen in een kwetsbare positie beschermd. Het opgeven van externaliteiten zoals onze vrijheid, democratie en zelfbeschikkingsrecht wordt hierdoor vermeden. Deze zaken hebben we nodig om onze superdiverse samenleving vorm te geven. De tekst staaft dat er geen digitale kloof is, maar volgens de actualiteit is deze er wel. Voor mensen met een lage sociaaleconomische status, waar mensen met een andere achtergrond vaak toebehoren, kan het aankopen van een computer, werken met bepaalde software, … moeilijk zijn. Dit kan het democratisch samenleven in een superdiverse samenleving grondig in de weg staan. |
In de definitie van ‘commons’ -gedeelde natuurlijke of culturele hulpbronnen, door een gemeenschap beheerd vanuit een oogpunt van duurzaamheid, inclusiviteit en publieke meerwaarde- zit het begrip duurzaamheid letterlijk vervat. Indien ‘commons’ als onderdeel van een groter ecosysteem worden gezien, worden deze beschermd. Het is belangrijk dat mensen binnen ‘commons’ handelen vanuit gezamenlijkheid en samen waarden en doelen vooropstellen. Een waarde of een doel van commons kan duurzaamheid zijn. Zo maakt het Commons lab in Antwerpen van straten en binnenpleinen gemeenschappelijke tuinen. Op deze manier kunnen mensen samen de klimaatverandering tegengaan. Indien we de Europese Unie ook als een gemeenschap zien, kunnen we het voorbeeld van de sustainable development goals aanhalen. De Europese Unie wil aan de hand van deze doelstellingen onder andere duurzame groei stimuleren. Doelstellingen zijn bijvoorbeeld ‘responsible consumption and production’, het beschermen van de oceanen …
De donuteconomie stelt dat er twee cirkels zijn. De buitenste cirkel komt overeen met duurzaamheid. Een voorbeeld hiervan is Ecosia, deze zoekmachine plant voor iedere zoekopdracht een boom en gebruikt de rest van hun winst voor andere vormen van klimaatactie. Bovendien wekt Ecosia 200% hernieuwbare energie op aan de hand van zonnepanelen. Praktijken kunnen extractief of regeneratief zijn. Willen we een duurzame wereld vooropstellen, dan moeten we regeneratieve praktijken nastreven. Een voorbeeld van zo’n regeneratieve praktijk is de Fairphone. Deze eerlijke telefoon stelt duurzaamheid voorop. Zo worden hergebruik en reparatie gestimuleerd, en proberen ze zoveel mogelijk gerecycleerd materiaal te gebruiken. Ten slotte zijn de telefoons duurzamer doordat ze modulair zijn opgesteld en zo makkelijker (zelf) te reparen zijn. Op deze manier wordt er rekening gehouden met de mogelijkheid tot herstel van het systeem en komen kosten niet op de kap van de maatschappij terecht. Externaliteiten - de kosten gemaakt ten laste van de samenleving zonder dat de ondernemer/producent hiervan last ondervindt en er verantwoordelijkheid voor opneemt - zoals milieukosten, worden op deze manier vermeden. |
Citaten
|
2. De belangrijke rol van stedenAls steden de voorwaarden en principes goed verankeren, dan kunnen ze een grote rol spelen bij de sturing van technologie, in plaats van achter de ontwikkelingen aan te lopen." (p 199) Steden en gemeenten spelen een belangrijke rol in het reguleren van technologieën. Niet enkel op het globale, maar vooral op het lokale niveau moeten wetten en regels vastgelegd worden waarbinnen bedrijven kunnen werken. Steden en gemeenten zijn de actor bij uitstek om dit te verwezenlijken. Zij hebben de autoriteit over een afgebakende omgeving en dit zorgt voor meer grip. Zo kunnen steden en gemeenten druk uitoefenen op bedrijven, maar dit gaat niet altijd van een leien dakje.
Stikker geeft het voorbeeld van het online platform Airbnb dat vroeger niet verplicht werd om een overeenkomst met de stad te ondertekenen waardoor er geen expliciete regels en grenzen van kracht waren. Vandaag blijkt echter dat bepaalde richtlijnen en sturing nodig zijn om het functioneren ervan in goede banen te leiden, zeker in grootsteden als New York of Amsterdam. Voor (grote) steden is het moeilijk om actie te ondernemen ten aanzien van een initiatief als Airbnb waardoor deze acties vaak louter symbolisch en ethisch zijn zonder juridische gevolgen bij een overtreding van de regels. Net daarom is het belangrijk dat steden vanaf de opstart van zulke initiatieven aanwezig zijn zodat er een duidelijke regelgeving opgesteld kan worden en de steden niet achter de ontwikkelingen van de initiatieven aanlopen. Dit citaat biedt een meerwaarde omdat het duidelijk weergeeft hoe de autoriteit van de regulering bij de steden ligt. Aanvullend stelt Stikker dat er een belangrijke rol is weggelegd voor de stadsbewoners of burgers. Het is hun taak om samen te komen, na te denken over technologische kwesties en zo politieke actie te stimuleren. Met dit citaat wordt aangetoond hoe Stikker het internet wil repareren, en dus ook (digitale) soevereiniteit wil waarborgen, aan de hand van democratische principes. |
REFERENTIES
- Lisa. (2018). S.n. [Jpg]. Pexels.com. Geraadpleegd op 23 december 2021, van https://www.pexels.com/nl-nl/foto/ronde-paarse-en-witte-ring-snoep-1330645/
- Stikker, M. (2019). Het internet is stuk. Maar we kunnen het repareren. De Geus.
- Waag: Technology & Society. (z.d.). Marleen Stikker. Waag. Geraadpleegd op 16 december 2021, van https://waag.org/nl/users/marleen-stikker
- Wikipedia-bijdragers. (2021, 13 november). Marleen Stikker. Wikipedia. Geraadpleegd op 16 december 2021, van https://nl.wikipedia.org/wiki/Marleen_Stikker