Een intrigerende zwart-wit fotoreeks die de aandacht trekt. Aandacht staat centraal in Tim Ingolds betoog in het hoofdstuk For attention. Het cruciale verschil tussen een leven leiden en een leven leven is voor hem te vinden in het aandachtig zijn. Deze fotoreeks symboliseert het belang van deze aandacht door het onvoorspelbare proces van het vallen van een spiegel weer te geven.
In de eerste fase houdt iemand de spiegel vast. Ze heeft het letterlijk en figuurlijk in de hand. In de weerspiegeling is duidelijk een plant herkenbaar. Als mens houden we van de zekerheid en herkenbaarheid die de gehele spiegel en plant ons geven. Ons doen, de keuze die wij maken om de spiegel al dan niet te laten vallen, leggen wij op aan de spiegel. Het is voorspelbaar dat de spiegel breekt als gevolg van de actie van het vallen. De mens lijkt hierin een leidende functie te hebben daar wij beslissen om de spiegel vast te houden of om het te laten vallen.
Toch daagt het beeld deze zekerheid uit door het proces van dat vallen te weergeven. Het vallen zelf en het exacte resultaat ervan, zijn namelijk onvoorspelbaar. Noch het proces, noch de exacte vormen van de scherven kunnen volledig gemanipuleerd worden door de mens. Het is een onvoorspelbaar gebeuren dat we ook moeten ondergaan. Het is dit proces dat onze aandacht vraagt. Het resultaat, de scherven, tonen immers een vervormd beeld van de plant. De herkenbaarheid en het oorspronkelijke complete beeld verdwijnen en maken plaats voor iets nieuws. De gebroken stukken dwingen ons om aandachtig te zijn voor een nieuw beeld van de plant.
De afgebeelde activiteit van het vallen van de spiegel, symboliseert het leven leven. Als mensen bewonen (inhabit) we de wereld. Om de wereld te kunnen bewonen moeten we aandachtig zijn voor het onvoorspelbare proces, het samenspel tussen het doen en ondergaan. Het is de aandacht voor het onvoorspelbare in de activiteit dat ook deze fotoreeks oplegt aan de kijker.
In de eerste fase houdt iemand de spiegel vast. Ze heeft het letterlijk en figuurlijk in de hand. In de weerspiegeling is duidelijk een plant herkenbaar. Als mens houden we van de zekerheid en herkenbaarheid die de gehele spiegel en plant ons geven. Ons doen, de keuze die wij maken om de spiegel al dan niet te laten vallen, leggen wij op aan de spiegel. Het is voorspelbaar dat de spiegel breekt als gevolg van de actie van het vallen. De mens lijkt hierin een leidende functie te hebben daar wij beslissen om de spiegel vast te houden of om het te laten vallen.
Toch daagt het beeld deze zekerheid uit door het proces van dat vallen te weergeven. Het vallen zelf en het exacte resultaat ervan, zijn namelijk onvoorspelbaar. Noch het proces, noch de exacte vormen van de scherven kunnen volledig gemanipuleerd worden door de mens. Het is een onvoorspelbaar gebeuren dat we ook moeten ondergaan. Het is dit proces dat onze aandacht vraagt. Het resultaat, de scherven, tonen immers een vervormd beeld van de plant. De herkenbaarheid en het oorspronkelijke complete beeld verdwijnen en maken plaats voor iets nieuws. De gebroken stukken dwingen ons om aandachtig te zijn voor een nieuw beeld van de plant.
De afgebeelde activiteit van het vallen van de spiegel, symboliseert het leven leven. Als mensen bewonen (inhabit) we de wereld. Om de wereld te kunnen bewonen moeten we aandachtig zijn voor het onvoorspelbare proces, het samenspel tussen het doen en ondergaan. Het is de aandacht voor het onvoorspelbare in de activiteit dat ook deze fotoreeks oplegt aan de kijker.
AuteurTimothy (Tim) Ingold is als Brits sociaal antropoloog voornamelijk geïnteresseerd in de maatschappelijke waarde van de antropologie: het samenleven van vandaag en morgen. Dit belangrijk aspect komt terug in de talrijke werken die hij schreef. Als antropoloog observeerde hij veel dagdagelijkse activiteiten in diverse werelddelen. Aan de hand van deze observaties kwam hij tot een belangrijk inzicht omtrent het bewonen van de wereld. De kern van de mens als bewoner van de wereld is opmerkbaar in het maken van dingen. Het maken laat immers een verwevenheid zien tussen de mens en de materialiteit van de dingen. Het roept zo de noodzaak op om aandachtig te zijn voor hoe we dingen maken, de omgeving waarnemen en hoe we ermee in interactie treden. Naast zijn werk als onderzoeker, is Ingold ook professor aan de Universiteit van Helsinki, de Universiteit van Manchester en de Universiteit van Aberdeen. Het is vanuit deze functie dat hij zijn aandacht richt op het belang van educatie. De antropologische kwestie van het bewonen van de wereld, namelijk op een aandachtige manier een relatie mogelijk maken met de wereld, is volgens hem een door en door educatieve opdracht. Door zijn eigen ervaring als professor erkent Ingold dat de educatieve opdracht vaak bestaat uit kennisoverdracht. Dit is volgens hem geen educatie. Het is een sterke pedagogiek die mensen immuniseert, beschermt en afschermt van de wereld. Vanuit deze twee rode draden in zijn leven, schreef Ingold het boek Anthropology and/as Education. Hierin beargumenteert hij dat de principes van de antropologie ook de principes van de educatie zijn. In het hoofdstuk For attention wordt meer specifiek de link gelegd tussen enerzijds het belang van aandachtigheid als mens om de wereld te kunnen bewonen en anderzijds de zwakke pedagogiek die nodig is om deze aandachtigheid te realiseren. Als fervent antropoloog én wandelaar (zoals weergeven op de foto hierboven), verduidelijkt Ingold zijn gedachtegang aan de hand van alledaagse praktijken zoals het wandelen. |
Probleemstelling: de keuze die er 'wel' toe doet
Individuele leerpaden, aangepaste loopbaantrajecten, dierproeven, “gemakkelijke” energieoplossingen … Het idee dat dé mens zijn eigen keuzes moet kunnen maken en plannen, stond nog nooit zo centraal als in de 21ste eeuw.
“Ik leid mijn leven, jij leidt het jouwe maar toch lijden we samen.”
Wij mensen denken dat onze eigen wil, het zelf kunnen beslissen en doen, is wat ons tot mens maakt. Elke keuze die we maken lijkt zo een geplande en doelbewuste actie te zijn die we zelf in de hand hebben. Toch gaat het hier over meer dan enkel het gepland uitvoeren/doen van onze wil. Wat we volgens Ingold vaak lijken te vergeten is dat we ook steeds ondergaan, waarvan dat lijden een voorbeeld is. Daar moeten we als mens bewust van, maar ook aandachtig voor, worden. Het individualistisch karakter dat domineert in onze samenleving, waarvan wij denken dat het ons tot mens maakt, is net het grootste gevaar voor het mens worden. De vraag die Ingold dan ook oproept is of we dit verder willen bestendigen of we niet toch nood hebben aan iets anders? Is er meer dan enkel het principe van de wil (principle of volition)? Wat zou de kracht zijn van het (h)erkennen van het ondergaan als mens?
Deze grote vraag wordt verbonden met de kwestie educatie. De individualistische trend uit de samenleving zet zich ook steeds meer verder in het onderwijs: onderwijs op maat, individuele curricula et cetera. “De toekomst begint bij de jeugd.”, luidt het spreekwoord. Ingold dwingt ons om te kijken over welke soort toekomst dat dan gaat. We leiden kinderen in in een leven waar hun eigen keuzes en intenties onaantastbaar goed geworden zijn. Hoe kunnen we dan nog verwachten dat kinderen openstaan voor de wereld, keuzes kunnen uitstellen en gevoeligheid kunnen ontwikkelen?
Kortom: wij mensen staan voor de enige keuze die an sich wel waardevol is, de enige waarin onze wil echt belangrijk is. Willen we op deze manier verder?
“Ik leid mijn leven, jij leidt het jouwe maar toch lijden we samen.”
Wij mensen denken dat onze eigen wil, het zelf kunnen beslissen en doen, is wat ons tot mens maakt. Elke keuze die we maken lijkt zo een geplande en doelbewuste actie te zijn die we zelf in de hand hebben. Toch gaat het hier over meer dan enkel het gepland uitvoeren/doen van onze wil. Wat we volgens Ingold vaak lijken te vergeten is dat we ook steeds ondergaan, waarvan dat lijden een voorbeeld is. Daar moeten we als mens bewust van, maar ook aandachtig voor, worden. Het individualistisch karakter dat domineert in onze samenleving, waarvan wij denken dat het ons tot mens maakt, is net het grootste gevaar voor het mens worden. De vraag die Ingold dan ook oproept is of we dit verder willen bestendigen of we niet toch nood hebben aan iets anders? Is er meer dan enkel het principe van de wil (principle of volition)? Wat zou de kracht zijn van het (h)erkennen van het ondergaan als mens?
Deze grote vraag wordt verbonden met de kwestie educatie. De individualistische trend uit de samenleving zet zich ook steeds meer verder in het onderwijs: onderwijs op maat, individuele curricula et cetera. “De toekomst begint bij de jeugd.”, luidt het spreekwoord. Ingold dwingt ons om te kijken over welke soort toekomst dat dan gaat. We leiden kinderen in in een leven waar hun eigen keuzes en intenties onaantastbaar goed geworden zijn. Hoe kunnen we dan nog verwachten dat kinderen openstaan voor de wereld, keuzes kunnen uitstellen en gevoeligheid kunnen ontwikkelen?
Kortom: wij mensen staan voor de enige keuze die an sich wel waardevol is, de enige waarin onze wil echt belangrijk is. Willen we op deze manier verder?
Antwoorden op probleemstellingA. HET KAN ANDERS
Ingold probeert in zijn tekst de nodige inzichten te verschaffen om duidelijk te maken dat het ook anders kan, en eigenlijk anders zou moeten. Hiervoor vertrekt hij vanuit het koepelconcept principle of habit (principe van de gewoonte), wat hij lijnrecht tegenover principle of volition (principe van de wil) plaatst. Daar waar het laatste focust op de agency en intentionaliteit van elk individu, gaat het eerste hem over het aandachtig zijn en over de mens die zich continu in wording en transformatie bevindt. Dewey - die een grote inspiratiebron is voor het werk van Ingold - spreekt zo over het gegeven dat elke ervaring die we ondergaan, ook meteen het doen beïnvloedt. Hoewel wij de capaciteit hebben om ons eigen leven te leiden, gaat het hem dus over veel meer dan dat. We moeten namelijk in eerste instantie responsief en aandachtig zijn voor anderen en de omgeving, waarbij andere mensen/zaken steeds moeten gezien worden als metgezel op een onvoorspelbare tocht doorheen het leven. Met andere woorden moeten we losbreken van dat vanzelfsprekend individualisme en op zoek gaan naar een vorm van collectieve zorg. In zijn ideeën merken we op dat mensen eigenlijk niet zo verschillend zijn van planten en dieren. Zo zouden wij ons, zoals hieronder nog in de diepte wordt besproken, noodzakelijkerwijs ook soms moeten laten leiden door de natuur. Met betrekking tot onderwijs, pleit hij voor de erkenning van een zachte vorm van educatie. Daar waar harde educatie zich focust op het behalen van vastgelegde doelen en het doorgeven van bewapenende kennis, legt de zachte vorm de nadruk op het onvoorspelbare en ontwapenende waarbij de wereld - en dus ook wat er zich opdringt - met open armen ontmoet wordt. Het impliceert een vorm van kwetsbaarheid, waarbij er wordt afgestapt van de heersende vormgeving van het onderwijs die bij de probleemstelling werd besproken. Daar we als mens in constante wording zijn, mag het onderwijs ook niet aanzien worden als definitief eindpunt. We zien het beter als een nieuw begin, iets wat ook Dewey ter harte draagt. Tot slot is er de nood voor een herdefiniëring van de leerkracht-leerling relatie. Ze zijn beiden aandachtige tochtgenoten van een leerproces waarbij de uitkomst nog niet op voorhand vastligt. |
B. ZORG DRAGEN VOOR DE SUPERDIVERSITEIT “Het is mijn eigen keuze, respecteer ze.” De leuze die past bij het gedachtegoed van de 21ste eeuw. Ze roept een directe tegenstelling in het leven tussen hoe we denken en hoe we verplicht worden te leven in deze superdiverse wereld. Ingold biedt ons een alternatief perspectief voor deze - zoals hij het zou noemen - valse tegenstelling vanuit de notie zorg. Het is een valse tegenstelling aangezien superdiversiteit niet gezien mag worden als een probleem dat een oplossing eist. Immers, gebaseerd op het denken van Biesta, verduidelijkt Ingold dat het onze huidige perceptie van mens zijn is die deze tegenstelling in het leven roept. Wij denken dat we mens zijn (becoming human) en elke keuze die we willen maken mogelijk moet zijn. Vanuit deze individualistische gedachte ontstaat er een onoverkomelijke spanning als er sprake is van tegenstrijdige keuzes onder superdiverse mensen. Indien we onze perceptie verschuiven van het mens zijn naar het constante proces van het mens worden (human becoming), lost het probleem zichzelf op. De focus ligt nu immers op wat we allemaal gemeenschappelijk hebben: wij zijn allen gedurende ons hele leven mens in wording. Daarnaast biedt de notie zorg, de ethische dimensie van aandachtig zijn, een alternatieve kijk op het fenomeen superdiversiteit. Zorg is geen persoonlijk gebeuren, noch een opgelegde eis van de maatschappij zelf. De verantwoordelijkheid voor het zorgen is iets dat als het ware tot ons komt. Het is een natuurlijke taak als co-responsieve wezens. Toch gaat het verder dan deze praktische taken. Zorgen is ook een plicht die oprijst uit het feit dat wij mensen samenleven in een gemeenschap waarin we eigenlijk niets gemeenschappelijk hebben. De andere is namelijk in zekere mate altijd een vreemde en zijn aanwezigheid vraagt om een antwoord. Om te kunnen antwoorden moet men zelf aanwezig zijn door te kijken, te luisteren én door de anderen te erkennen in hun aanwezigheid. Het gaat hier dus om het voelen van die noodzaak om te zorgen, niet omwille van zichzelf maar omwille van het voelen van een verplichting naar anderen toe, hoe superdivers die anderen ook zijn. |
C. MILIEU EN DUURZAAMHEID
Elke stap die we als mens zetten, elke keuze die we maken… heeft een zichtbare impact op het milieu. Zonder erbij stil te staan, vergeten we dikwijls het belang en de functies van de natuur in al haar facetten. Zo ziet de mens zichzelf vaak als eigenaar van iets wat eigenlijk niet te bezitten valt. We zijn als het ware de kolonisatoren van deze planeet. Daar waar klimaatdoelstellingen duidelijk te kort schieten, zou Tim Ingold argumenteren dat het tijd is om af te stappen van vooropgestelde doelen en om responsief te worden voor de dieren, planten en elementen. Net zoals de mens, is de natuur in een constante staat van wording. Aandachtig zijn voor deze wording en voor wat er zich opdringt onderweg, lijkt alvast een goed vertrekpunt om meer responsief te handelen. Uiteraard volstaat het niet om enkel aandachtig te zijn, maar moeten we als mens ook openstaan voor wat er zich mogelijks
aanbiedt. Het komt erop neer om de natuur te zien als een medeplichtige of een tochtgenoot, in tegenstelling tot het beeld dat we vaak hebben van de natuur als een passief object dat we naar onze hand denken te kunnen zetten.
Iets anders wat van belang is, is wat of hoe we bepaalde aspecten omtrent duurzaamheid meegeven aan de volgende generatie. In het verlengde van de bovenstaande visie, kunnen we alvast argumenteren dat het van belang is om de zorg, maar ook de bezorgdheid en betrokkenheid voor de natuur door te geven. Deze zorg slaat hier niet op een individuele aangelegenheid, integendeel. We dragen allen collectief zorg voor onze planeet, we hebben er tenslotte maar één. Het trainen van responsieve skills in het onderwijs, vaardigheden die ons leren responsief te zijn en te handelen, kan hierbij een belangrijke eerste stap zijn.
Centrale concepten
Concept 1 |
Doing vs. undergoing
Ingold zet zijn betoog in met een idee van Dewey. Om te verwijzen naar de continuïteit van het leven brengt Dewey twee begrippen naar voren: doen en ondergaan. In elke ervaring die de mens meemaakt zit er een element van zowel doen als ondergaan. Het probleem ligt echter bij het onderzoeken welke relatie deze begrippen hebben tot elkaar, eerder afwisselend of eerder verweven met elkaar. Aangezien het leven continu is en niet bestaat uit losse episodes, is er nood aan samenhang tussen beide concepten. Het ondergaan is verweven met het doen. Dat wil onder meer zeggen dat elke voorgaande ervaring die we in het verleden hebben opgedaan, ons ondergaan kenmerkt en zo een invloed zal hebben op ons toekomstig handelen. Een illustratie van die verwevenheid tussen deze twee concepten is terug te vinden in de activiteit van het wandelen. Je start een wandeling met een bepaald doel, bijvoorbeeld om je gezondheid te verbeteren. Dit kan het doen worden genoemd, maar daarnaast wordt je onderweg beïnvloed door verschillende elementen die je pad kruisen. Zo kan de grond onder je voeten veranderen, er kan een boom op de weg liggen, je verdwaalt … Deze elementen onderga je. Door deze elementen bewust te ondergaan, ontstaat er een rechtstreekse relatie met het doen. Deze kan veranderen doorheen de wandeling. Deze specifieke relatie tussen beide concepten, het feit dat al het doen gedragen wordt door het ondergaan, is wat Dewey definieert als gewoonte (habit). Dit is een dubbelzinnige term: een gewoonte zet mensen aan om iets te doen, maar een gewoonte vormt zich ook pas door iets herhaaldelijk te doen. Maakt de mens de gewoonte of de gewoonte de mens? Dewey lost dit “probleem” op door gewoonte te benaderen als een proces. De gewoonte is een productie en wordt ge(re)produceerd doorheen een proces, zoals bijvoorbeeld tijdens het wandelen. We veranderen immers steeds door de ervaringen die we ondergaan en uitvoeren. Deze veranderingen zullen dan ook weer de volgende ervaringen beïnvloeden. |
Principle of habit vs. principle of volition
Volgens het principe van de wil (principle of volition) vertrekken handelingen vanuit een uitgedachte intentie. Deze doelbewuste acties van het individu staan hier los van het ondergaan en impliceren een leiderschap van het leven. Het doen en ondergaan kunnen vanuit deze gedachte nooit samenvallen. Is er sprake van intentioneel handelen, wat hier ook vertaald wordt als doen, dan heeft het ondergaan een passieve rol. Geïllustreerd vanuit de praktijk van het wandelen: wandelen is vaak een middel om een doel dat vooraf bepaald is te bereiken, bijvoorbeeld van thuis naar je werk geraken. Je agency, oftewel het vermogen om zelf vorm te geven aan je handelen, is wat je wandeling stuurt. Het individu dat wandelt ondergaat niet, maar heeft bewuste keuzes gemaakt om deze route te volgen. Verder is de actie duidelijk afgebakend met een begin- en eindpunt en heeft de tocht zelf geen verdere betekenis. Met het principe van de gewoonte (principle of habit) stelt Ingold een alternatieve manier van handelen voor. Hierbij is het noodzakelijk om zowel het doen als het ondergaan in samenhang met elkaar te begrijpen. Een activiteit is nooit louter uitvoeren wat er in ons hoofd zit, maar het vraagt ook een vorm van aandachtigheid voor de zaken buiten onszelf. Bijgevolg moeten we responsief handelen en de ruimere omgeving mee in rekening nemen. Anders dan bij het principe van de wil, heeft de mens bij dit principe niet volledig de leiding over zijn handelen. Ingold spreekt hier over agencement i.p.v. agency, waarbij de agency - al mogen we het dus eigenlijk zo niet noemen - in de act zelf gevormd/getransformeerd wordt en niet enkel a priori door ons als handelend wezen. Het is eerder een proces waarbij het in gesprek treden met de omgeving centraal staat. Ook tijdens het wandelen is er een aandachtigheid nodig. Als je bijvoorbeeld plots voor een afgrond staat, moet je op zoek naar mogelijke alternatieve routes. In de plaats van het doen van de wandeling, wordt je als het ware de wandeling. Activiteiten krijgen dus vorm in samenspel met de wereld, waardoor we ook de wereld bewonen (inhabit). |
Concept 2 |
Concept 3 |
Attentionality vs. intentionality
Aandachtigheid bij Ingold kan volgens twee principes worden ingevuld: aandachtigheid als voortdurende responsiviteit zoals bij het principle of habit en aandachtigheid die gekenmerkt wordt door een intentionaliteit zoals bij het principle of volition. Bij de tweede vorm is men aandachtig om het doel of de intentie van de handeling niet uit het oog te verliezen. Tijdens het wandelen gaat men zo bijvoorbeeld focussen op de bestemming en niet op de elementen langs de weg die je kunnen aanspreken en in een andere richting doen leiden. Bij de eerste vorm van aandachtigheid is het handelen, of opnieuw bijvoorbeeld het maken van een wandeling, een vorm van participeren. Je staat als wandelaar in relatie tot de weg die je bewandelt, de personen die je tegenkomt en andere elementen langs deze weg. Door in interactie te staan met de wereld door te luisteren, zien, voelen en te reageren, kan men de combinatie van doen en ondergaan in de verschillende aspecten van het leven herkennen. Aandachtigheid is hier dus een fundamenteel kenmerk van het in de wereld zijn. Het gaat over fysiek present of aanwezig te zijn door actief te luisteren, maar ook over een specifiek soort van omgaan met anderen (cfr. corresponderen in het tweede citaat). Naast de intenties van het handelen, word je aangesproken door zaken die je meenemen, die je ondergaat. Als mens wordt je voortdurend opgeroepen tot een zorg voor de wereld en de andere. Hierover hebben we als individu geen controle. Waar we wel controle over hebben, is of en hoe we deze oproep beantwoorden en dus aandacht geven. Een vereiste hiervoor is uiteraard de vaardigheid om te kunnen antwoorden, welke wordt gekenmerkt door een responsieve of aandachtige houding. Samenvattend, bij Ingold gaat aandachtigheid dus over present zijn door actief te luisteren en te wachten op een oproep. Het gaat over plichtsbewust zorgdragen voor de wereld en meegaan met anderen. Aandachtigheid zoals hier omschreven is de manier waarop men wordt gestuurd door en moet beantwoorden aan de omgeving, wat vanuit deze visie rechtover pure intentionaliteit komt te staan. |
Zwakke pedagogiek vs. sterke pedagogiek
Educatie speelt een niet te onderschatten rol in het denken van Ingold daar we via educatie heel wat principes en zaken meegeven aan de volgende generatie. In onze huidige maatschappij lijkt educatie voornamelijk te fungeren als middel om vooraf bepaalde doelen - en dan nog liefst persoonlijke leerdoelen - te bereiken. Zo lijkt kennis vaak een eindpunt te hebben, wat zich manifesteert in een diploma of certificaat. Dit is echter niet de soort van educatie die Ingold voor ogen heeft. Om zijn punt te staven maakt hij een onderscheid tussen sterke pedagogiek en zwakke pedagogiek, waarbij dat eerste aansluit bij wat we zonet hebben besproken. Sterke pedagogiek lijkt vrij voorspelbaar te zijn waarbij het einde van het vaste leerproces wordt gezien als het moment waarop iemand mens geworden is. Dit staat echter haaks op de idee van Ingold die spreekt over human becoming, over de mens die steeds in wording verkeert. Educatie kan zo niet langer gezien worden als een eindpunt, als een plaats waar men gaat immuniseren en waar er - net zoals bij het beeld waarbij de spiegel goed wordt vastgehouden - sprake is van een onoverkomelijke zekerheid. Volgens Ingold is er net een bepaalde onvoorspelbaarheid nodig om te komen tot nieuw leren, zo niet dreigt het instrumenteel te worden. Om zich af te zetten tegen die sterke vorm van educatie, spreekt hij over een zwakke pedagogiek. Hierbij is het noodzakelijk om aandachtig en responsief te zijn voor de ruimere omgeving. Het doel van deze pedagogiek is dan ook niet om mensen kennis over te dragen, maar om ze te leren corresponderen met de wereld. Zwakke pedagogiek is echter wel kwetsbaarder dan de andere vorm: het is niet gericht op resultaat waarbij een specifieke uitkomst vastligt. Het vraagt een ontwapenende houding en veel tijd. Kenmerkend is hier dus een bepaalde onzekerheid en onvoorspelbaarheid, net zoals wanneer de spiegel valt en in stukken breekt. De scherven en waar ze belanden zijn niet te voorspellen en laten ons nieuwe dingen zien. We kunnen er ons letterlijk aan kwetsen waardoor er een bepaalde hoeveelheid moed, maar ook aandachtigheid, nodig is om ze te kunnen bestuderen. |
Concept 4 |
Citaten
|
Maat- en maakwerk
It is the process by which beings or things quite literally co-respond or answer to one another over time, as for example in the exchange of letters or of words in conversation. (p. 26) Bij het maken van dingen is het aanwezig en aandachtig zijn een belangrijke vereiste. Ingold stelt dat de manier waarop we iets maken of vormgeven, mee bepaald wordt door de materialen en grondstoffen die we gebruiken. Het bovenstaande citaat ondersteunt deze visie en omvat in essentie de definitie van het woord corresponderen. Zo kunnen we letterlijk lezen dat we zowel mensen als dingen moeten zien als co-respondenten, en laat dat nu ook net de reden zijn waarom we voor dit citaat hebben gekozen. Meer bepaald wilt Ingold hiermee duidelijk maken dat we de mensen of dingen moeten zien als metgezel, waarbij we steeds in een soort van relatie treden. Ingezoomd op de dingen, kunnen we ze niet langer bestempelen als een passief gegeven dat we volledig naar onze eigen hand kunnen zetten. Tijdens de actie van het maken treden we als het ware in gesprek met het materiaal en wordt samen met dat materiaal een resultaat bekomen. Daarbij moet je als maker steeds
aandachtig zijn voor wat er zich in het materiaal opdringt om er vervolgens op in te spelen. Bemerk wel dat dit bekomen resultaat niet als definitief eindproduct gezien kan worden volgens de ideeën van Ingold. Net zoals de mens is ook het ding in een blijvende staat van wording. Deze wording wordt onder meer zichtbaar in het gebruik ervan. Denk bijvoorbeeld aan een deur. Elke deur is onderhevig aan slijtage. Door de deur te gebruiken is het meteen ook in wording, er gebeurt iets mee en net daarom blijft het ook voortbestaan. Volgens de principes van Ingold mogen we dat maken dan ook niet bestempelen als maatwerk. Het is meer dan een project dat op maat van individuele keuzes en behoeftes tot stand komt en waarbij de maker alles in de hand heeft. Het maken is een proces van groei/worden waarbij er sprake is van een dubbele beweging. Tijdens het doen, meer specifiek tijdens het maken van dingen, ondergaan we ook de kracht van iets van buiten ons. We treden zoals gezegd in conversatie met het materiaal. Het lijkt dan ook correcter om te spreken over maakwerk. |
REFERENTIE
- Ingold, T. (1996). Key debates in anthropology. Routledge.
- Ingold, T. (2017). For attention. In T. Ingold (Red.), Anthropology and/as Education (pp. 20-35). Routledge. https://doi.org/10.4324/9781315227191
- Ingold, T. (z.d.) Towards an Ecology of Materials [Geluidsopname lezing]. UCD Humanities Institute. Geraadpleegd op 1 december 2021 van https://www.ucd.ie/humanities/events/podcasts/2012/tim-ingold-ecology-materials/?fbclid=IwAR2QP5sJVXLMLd5EAxFcR_Yp5aunwkU_HZzU1L9BzgQCf0nt5ei0M53oavY