© ANP XTRA. (2021, 11 maart). Advies nodig over ouderenzorg? Voortaan niet meer de gemeente, maar het zorgloket bellen. limburger.nl. https://www.limburger.nl/cnt/dmf20210311_9385114
Werktuigen
Bekijk bovenstaande afbeeldingen. Wat zie je? Beide tonen iemand die verzorgd wordt. Hiervoor maakt men in (1) gebruik van verscheidene ziekenhuisapparatuur, terwijl in (2) enkel de handen van een (ver)zorger ‘gebruikt’ worden. Die apparatuur en die handen noemen we tools. Maar tools zijn ook meer dan dat. Vanuit de definitie: alle middelen of instrumenten die de mens gebruikt om zijn doel te bereiken, omvat de term tools ook hele complexe systemen en instituties. Wanneer het doel zorg is, kan men een hartslagmeter, een specifiek ziekenhuis of zelfs de complete inrichting van de gezondheidszorg als een tool zien. Het lijkt dan vanzelfsprekend dat tools alomtegenwoordig zijn in onze samenleving. Dit betekent echter niet dat alle tools gelijk zijn of gelijkaardig ingezet (kunnen) worden. In (2), die een vorm van mantelzorg afbeeldt, is de patiënt in staat om verschillende voorkeuren door te geven aan de verzorger. De patiënt kan de tool ‘de mantelzorger’ enigszins naar zijn hand zetten. De mantelzorger werkt dan als een uitbreiding van de mogelijkheden van de patiënt. Zij gebruikt de verzorger om haar kousen aan te doen, nu ze het zelf niet meer kan. Wanneer we dat vergelijken met (1) zien we al snel hoe verschillende tools een andere impact hebben. Hier is de patiënt, de gebruiker van de tool, volledig onderhevig aan de voorwaarden en grenzen van de ziekenhuisapparatuur. De patiënt moet zich inpassen in de werking van de tool, anders is die niet nuttig. Ze kan niet opstaan uit haar bed, aangezien de draden zo loskomen en de zorg ophoudt. De patiënt wordt volledig afhankelijk van de apparatuur, gereduceerd tot volgzame consument. Dit roept toch vragen op: Hoe afhankelijk willen we zijn van tools in het bereiken van een doel? Hebben we tools überhaupt nodig? Staan we wel stil bij hoe afhankelijk we zijn?
Bekijk bovenstaande afbeeldingen. Wat zie je? Beide tonen iemand die verzorgd wordt. Hiervoor maakt men in (1) gebruik van verscheidene ziekenhuisapparatuur, terwijl in (2) enkel de handen van een (ver)zorger ‘gebruikt’ worden. Die apparatuur en die handen noemen we tools. Maar tools zijn ook meer dan dat. Vanuit de definitie: alle middelen of instrumenten die de mens gebruikt om zijn doel te bereiken, omvat de term tools ook hele complexe systemen en instituties. Wanneer het doel zorg is, kan men een hartslagmeter, een specifiek ziekenhuis of zelfs de complete inrichting van de gezondheidszorg als een tool zien. Het lijkt dan vanzelfsprekend dat tools alomtegenwoordig zijn in onze samenleving. Dit betekent echter niet dat alle tools gelijk zijn of gelijkaardig ingezet (kunnen) worden. In (2), die een vorm van mantelzorg afbeeldt, is de patiënt in staat om verschillende voorkeuren door te geven aan de verzorger. De patiënt kan de tool ‘de mantelzorger’ enigszins naar zijn hand zetten. De mantelzorger werkt dan als een uitbreiding van de mogelijkheden van de patiënt. Zij gebruikt de verzorger om haar kousen aan te doen, nu ze het zelf niet meer kan. Wanneer we dat vergelijken met (1) zien we al snel hoe verschillende tools een andere impact hebben. Hier is de patiënt, de gebruiker van de tool, volledig onderhevig aan de voorwaarden en grenzen van de ziekenhuisapparatuur. De patiënt moet zich inpassen in de werking van de tool, anders is die niet nuttig. Ze kan niet opstaan uit haar bed, aangezien de draden zo loskomen en de zorg ophoudt. De patiënt wordt volledig afhankelijk van de apparatuur, gereduceerd tot volgzame consument. Dit roept toch vragen op: Hoe afhankelijk willen we zijn van tools in het bereiken van een doel? Hebben we tools überhaupt nodig? Staan we wel stil bij hoe afhankelijk we zijn?
AuteurSilja Samerski, de auteur van deze tekst, was ooit persoonlijk assistente van Ivan Illich. Ze is dan ook sterk geïnspireerd door het werk van Illich. De opleiding biologie startte ze met veel enthousiasme, al werd dit enthousiasme vrij snel getemperd toen ze merkte dat biologie eerder gericht is op het technisch manipuleren en optimaliseren van levende wezens in plaats van de levende natuur. Vanuit deze teleurstelling besloot ze verder in te gaan op menselijke genetica en nam ze filosofie als bijvak op. Samerski focust vooral op onderzoek binnen de gezondheidszorg; meer specifiek onderzoekt ze de sociale en culture gevolgen van digitalisering. Verder wilde ze ook meebouwen aan zorgzame gemeenschappen. Ook deed ze onderzoek naar hoe economen het zorgsysteem in Duitsland omvormen tot een zorgmarkt, waarin er gestandaardiseerde goederen aanwezig zijn en burgers gereduceerd worden tot consumenten. Nadien deed Samerski nog onderzoek naar gezondheid, welzijn en superdiversiteit. In dit project onderzocht ze hoe bewoners van superdiverse wijken hun zorg geregeld krijgen en hoe ze omgaan met gezondheidsproblemen. Ze stelt hierbij vragen als: “Vraag je eerst vrienden en kennissen?” en “Ben je op internet aan het zoeken?”. Kort lichten we ook Illich toe. Samerski werkte nauw met hem samen tot aan zijn dood. Illich was een Oostenrijks denker, die bekend staat om zijn radicale woorden. Volgens hem verzwakken de voordelen van de moderne technologieën en sociale regelingen; de zelfredzaamheid, vrijheid en waardigheid van de mens. Illich schreef tal van merkwaardige werken die erg bekend werden. Zowel het onderwijs als aspecten uit de medische wereld kregen zijn kritische aandacht. Hij argumenteerde dat de mensheid werd getroffen door een groeiend aantal aandoeningen veroorzaakt door medische ingrepen. |
Centrale probleemstelling
Samerski speelt in op de ‘degrowth movement’. Deze beweging ontstond als antwoord op de sociale en ecologische neveneffecten van de enorme economische groei. Op basis van Illich herschrijft de auteur deze groei echter als een technologische groei. Aanhangers van de ‘degrowth movement’ komen namelijk met nieuwe technologieën als oplossing, zonder stil te staan bij de afhankelijkheid die dit teweegbrengt. Er zou volgens Samerski eerst gekeken moeten worden naar welke technologieën nodig zijn en waar we de limiet leggen voor het produceren en vooral het gebruiken van technologieën.
De auteur vindt inspiratie bij Illich. Hij onderscheidt twee soorten technologieën, namelijk ‘convivial’ en ‘manipulative’ tools (zie centrale concepten: tools). Hij stelt niet dat we geen of minder tools moeten gebruiken, maar dat we bewuster moeten nadenken over het soort tools dat we gebruiken. We leven in een vergevorderde technologische samenleving, waarbinnen alles doortrokken is van technologische constructies. Vertrouwen we ons lichaam, onze opvattingen over gezondheid, educatie, ... niet te veel toe aan technologische apparatuur, experten en instituties? Hedendaagse instituties zijn namelijk zo gevormd dat ze een eindeloze behoefte aan deze wetenschappelijke apparatuur en experten creëert. Dit komt ook terug in het beeld (1); er is het verzorgen van mensen dat vertrekt vanuit strikt meetbare data die geproduceerd wordt door apparaten en experten. Wat de persoon zelf voelt of wil doet er niet toe, de data beslissen over de gezondheid en dus ook over welke zorg deze persoon nodig heeft. Daarnaast heb je dan het zorgzame samenzijn waar de patiënt wel zelf kan aangeven wat hij voelt en wil (beeld 2). Er wordt in beide gevallen gebruikgemaakt van tools, maar de soort tools verschilt. Illich pleit voor ‘convivial’ tools, die autonome actie stimuleren. De tekst hoopt een kritische kijk teweeg te brengen en het belang van ‘convivial’ tools te illustreren.
De auteur vindt inspiratie bij Illich. Hij onderscheidt twee soorten technologieën, namelijk ‘convivial’ en ‘manipulative’ tools (zie centrale concepten: tools). Hij stelt niet dat we geen of minder tools moeten gebruiken, maar dat we bewuster moeten nadenken over het soort tools dat we gebruiken. We leven in een vergevorderde technologische samenleving, waarbinnen alles doortrokken is van technologische constructies. Vertrouwen we ons lichaam, onze opvattingen over gezondheid, educatie, ... niet te veel toe aan technologische apparatuur, experten en instituties? Hedendaagse instituties zijn namelijk zo gevormd dat ze een eindeloze behoefte aan deze wetenschappelijke apparatuur en experten creëert. Dit komt ook terug in het beeld (1); er is het verzorgen van mensen dat vertrekt vanuit strikt meetbare data die geproduceerd wordt door apparaten en experten. Wat de persoon zelf voelt of wil doet er niet toe, de data beslissen over de gezondheid en dus ook over welke zorg deze persoon nodig heeft. Daarnaast heb je dan het zorgzame samenzijn waar de patiënt wel zelf kan aangeven wat hij voelt en wil (beeld 2). Er wordt in beide gevallen gebruikgemaakt van tools, maar de soort tools verschilt. Illich pleit voor ‘convivial’ tools, die autonome actie stimuleren. De tekst hoopt een kritische kijk teweeg te brengen en het belang van ‘convivial’ tools te illustreren.
Maatschappelijke kwesties
Duurzaamheid
Volgens de tekst moeten we groei of ‘growth’ niet enkel in vraag stellen vanuit economische ideologieën, maar gaat het ook om een vraag van technologie. Op die manier komt Illich tot de sleutelvragen van ‘degrowth’, namelijk wat te limiteren, hoe en waarom. We kunnen duurzaamheid niet reduceren tot een technologisch begrip, zoals ecologische voetafdruk. De ecologische voetafdruk geeft numeriek weer hoe duurzaam een bepaald individu, gezin, bedrijf, … in een jaar heeft geleefd. Elke consumptie kan worden omgerekend in een oppervlakte die voor de productie ervan nodig is. Noch zou duurzaamheid een abstract begrip mogen worden. Volgens Illich zou er een limiet moeten zijn op dit soort tools, ook wel de ‘manipulative’ tools (zie centrale concepten: tools) die geproduceerd worden. Deze tools zorgen ervoor dat ze noodzakelijk zijn om te kunnen bepalen of je duurzaam leeft. Je leeft pas duurzaam als je ecologische voetafdruk beduidend lager is dan deze van je medemens. Enkel vanuit je eigen ideeën werken aan duurzaamheid, en dus niet werken volgens een ideaalbeeld, is niet voldoende volgens deze ‘manipulative’ tools. Illich ziet duurzaamheid als een begrip dat ernstig genomen moet worden vanuit zijn idee van ‘degrowth’, waar wel aan gewerkt kan worden via ‘convivial’ tools: beginnen met éen keer per week vegetarisch eten is misschien niet volgens het ideaalbeeld, maar wel volgens je eigen overtuigingen en eigen beslissing om duurzamer te gaan leven. Zo kan ook de stadstuin gezien worden als een ‘convivial tool’ die bijdraagt aan duurzaamheid, dit is volgens Illich dus wel wenselijk. Mensen komen hier, vanuit eigen interesse, samen om via hun eigen vakexpertise te werken naar een soort van duurzaamheid toe. Er is geen ‘manipulative’ tool die je verplicht, stuurt of een ideaalbeeld aanreikt, het samenwerken gebeurt hier op eigen initiatief. |
Superdiversiteit
Superdiversiteit is meer dan een synoniem voor diversiteit of multiculturaliteit. Het slaat op een nieuwe fase in migratie en demografie. Centraal staat de idee dat onze samenleving vandaag sneller verandert dan onze manier van kijken en denken. Binnen deze samenleving is er een enorme culturele diversiteit rond rouwen. Zo is het gebruikelijk dat moslims begraven worden op de rechterzij met het aangezicht richting de Ka’aba in Mekka, voor Chinezen is wit de kleur van rouw, bij een Caraïbische uitvaart rijdt de lijkwagen op weg naar de begraafplaats nog eenmaal langs het huis van de overledene, soms wordt er gekozen voor het wikkelen in lijkwades, … Er zijn tal van (culturele) verschillen omtrent het omgaan met de dood. Volgens Illich zouden we rouwen kunnen zien als een ‘vernacularity’, zoals bijvoorbeeld het wikkelen van doden in doeken. Er kan gekozen worden voor het wikkelen in doeken, of ook wel lijkwaden. Vaak wordt dit gezien als een meer persoonlijke, toegankelijke en intieme manier van afscheid nemen. Rouwen is een betekenisvolle activiteit die men steeds zelf kan ontwikkelen. Je vult dit betekenisvol in voor jezelf. Toch is het niet altijd zo. Rouwen is voor een groot stuk gecommercialiseerd, maar ook gereguleerd. Zo moet je bijvoorbeeld een grafconcessie aanvragen om langer dan 10 jaar een begraafplaats te mogen behouden, men moet hiervoor betalen. Ook de prijzen van doodskisten lopen steeds meer op, daarnaast mag men niet zomaar overal assen strooien na de dood. Er worden dus steeds meer regels en instituten betrokken bij de dood of het rouwen van mensen, in plaats van dat mensen dit persoonlijk kunnen invullen. Ondanks deze tendens hebben bepaalde activiteiten een natuurlijke resistentie tegen institutionalisering en commercialisering, rouwen is er een van. |
Centrale concepten
Concept 1 |
DEGROWTH
De tekst bekritiseert de ‘degrowth movement’. Deze beweging gaat in tegen de heersende kapitalistische waarden, die enkel economische groei nastreven. Hierdoor zou er een grotere sociale ongelijkheid en ecologische uitbuiting tot stand komen. De beweging is van mening dat de economische groei meer gelimiteerd zou moeten worden. Wanneer echter de vraag gesteld wordt naar wat, hoe, waarom er gelimiteerd moeten worden, verschillen de meningen. Samerski poogt een nieuw licht op deze vraag te schijnen aan de hand van de inzichten van Ivan Illich. Hij is van mening dat de ‘degrowth movement’ een belangrijk punt uit het oog verliest, namelijk de focus op ‘snelgroeiende markten’ zoals bijvoorbeeld onze gezondheidszorg en educatie. Zo zagen we bij het sprekend beeld een verschil opkomen in de gezondheidszorg: tussen het ‘zorgen voor’ vanuit een unieke relatie van mens tot mens tegenover het verzorgen vanuit economische overweging, zo efficiënt mogelijk en begeleid of zelfs bestuurd door vele technische tools. Om deze reden herformuleert Illich ‘degrowth’ als een kwestie van technologie en dan vooral de unieke relatie van mensen tot hun tools. De ‘degrowth movement’ gaat volgens Samerski niet ver genoeg. Met deze tekst poogt ze daarom de boodschap over te brengen dat ‘degrowth’ op zoek moet gaan naar de limieten van alle ‘manipulative’ tools, zowel digitale als sociale technologieën. We kunnen namelijk diverse paralyserende en ontlichamende effecten van moderne technologie, en dus van deze ‘manipulative’ tools, onderscheiden. Dit zal in de volgende alinea verder verduidelijkt worden. Ook wordt er daar aangegeven welke tools, namelijk de ‘convivial’ tools, er dan wel ingezet kunnen worden en waarom. |
TOOLS
Het begrip tools wordt zeer breed ingevuld door Illich. Het zijn alle middelen of instrumenten waarmee de mens zijn doelen probeert te bereiken. Zowel een washandje, een pleister en complexe systemen of instituten, zoals bijvoorbeeld de gezondheidszorg, kunnen gezien worden als een tool. Distality Om Illich’s idee omtrent tools te kaderen, vertrekt de tekst van het onderscheid tussen een ‘organon’ en een ‘instrumentum’. Voor de twaalfde eeuw zag men geen verschil tussen het washandje en de hand die hem vasthield, beiden waren ‘organon’. Er is met andere woorden geen onderscheid te maken tussen de tool en het lichaam die deze tool hanteert. Die distinctie werd vanaf de twaalfde eeuw wel gemaakt, het washandje wordt vanaf dan gezien als een ‘instrumentum’. Tussen de gebruiker en de tool zelf is er een ‘distality’. Het ‘instrumentum’ is conceptueel en ontologisch verschillend van het lichaam. Daaruit volgt dat een tool ook een doel, een intentie bezit: ‘causa instrumentalis’. Vanaf dan worden tools gezien als een middel tot productie. Zoals je kan lezen bij kernbegrip ‘systems’, valt deze distaliteit weer volledig weg in de ‘age of systems’. Dit is volgens Illich gevaarlijk: je wordt opgenomen en bestuurd door het systeem, er is geen sprake meer van een gezonde afstand of ‘distality’. Je kan amper buiten deze digitalisering denken, dit is een enorm bepalende en sturende actor. Zo zien we in sprekend beeld (1) de patiënt volledig onderhevig zijn aan de voorwaarden en grenzen van de ziekenhuisapparatuur: op voorwaarde dat de tool effectief werkt, moet de patiënt zich inpassen in de werking van de tool. Ze kan niet opstaan uit haar bed, aangezien de draden dan loskomen en de zorg dan ophoudt. De patiënt wordt volledig afhankelijk van de apparatuur en wordt gereduceerd tot volgzame consument. Convivial and manipulative tools Illich onderscheidt twee soorten tools: ‘convivial’ en ‘manipulative’ tools. ‘Convivial’ tools breiden de natuurlijke vermogens van hun gebruiker uit en voeden deze. Daarnaast kunnen deze tools aangepast worden door de gebruiker. Ook zijn ze makkelijk te gebruiken, of leert men dit al doende. De gebruiker kiest zelf wanneer en of de tool wordt gebruikt. Een voorbeeld hiervan zien we in het sprekend beeld (2), namelijk zowel het concept van mantelzorg als de handen die gebruikt worden. ‘Manipulative’ tools reduceren de mens tot geprogrammeerde operatoren of cliënten. Ze bevelen de gebruiker om zich aan de tool aan te passen, de tool te gebruiken. In het sprekend beeld (1) komt ook een voorbeeld van deze tools naar voren: de ziekenhuisapparatuur, zoals de hartslag- en saturatiemeter,..., maar ook de experten: dokters, verplegers,…. Volgens Illich is het noodzakelijk om bewust te zijn van de ‘tipping points’ binnen tools. Een ‘tipping point’ is het moment waarop een ‘convivial’ tool overgaat naar een ‘manipulative’ tool. Deze laatsten zijn vaak contraproductief, waarmee Illich wil aantonen dat ze een afhankelijkheid in de hand werken. Deze tools doen vaak niet wat ze beloven te doen. Daarbovenop bepalen ze sterk onze manier van leven en kijken. De tekst poneert Illich's voorkeur voor 'convivial' tools als antwoord op de kwestie van technologische groei. Het zou in de degrowth movement, volgens Samerski, moeten gaan om het limiteren van het gebruik van 'manipulative' tools, om tegelijkertijd de inzet van 'convivial 'tools te stimuleren. Vernacularity In de tekst wordt ‘vernacularity’ omschreven als betekenisvolle vaardigheden die je zelf kan ontwikkelen, waarbij je te allen tijde zelf voeling kan houden met wat voor jou betekenisvol is. Denk hierbij aan eten, bidden, studeren, verzorgen, zonder dat deze activiteiten gecommercialiseerd worden of zonder dat je tijdens het uitoefenen van deze activiteiten afhankelijk bent van diverse technologieën. Als voorbeeld kunnen we hier ingaan op het idee van mantelzorg, waarbij iemand zorgdraagt voor iemand anders. De menselijke autonomie wordt binnen deze vorm van arbeid gestimuleerd. Zo wordt de zieke niet onderhevig aan bepaalde ‘manipulative’ tools, en wordt er vanuit de eigen betekenisgeving gehandeld. Bovendien is het zo dat ‘convivial’ tools activiteiten van menselijke autonomie en dus deze ‘vernacular practices’ stimuleren, terwijl ‘manipulative’ tools deze activiteiten onderdrukken. Wanneer je deze gebruikt, laat je toe dat de betekenisgeving overgenomen wordt door de tools. Zo zagen we in sprekend beeld (1) dat de patiënt volledig onderworpen wordt aan de voorwaarden en grenzen van de ziekenhuisapparatuur. Er is geen ruimte voor eigen inbreng of eigen wensen. Zorg is hier volledig afhankelijk van technologieën en werd gecommercialiseerd. Die ‘manipulative’ tools maken de ‘vernacular pratices’ onmogelijk. |
Concept 2 |
Concept 3 |
SYSTEMS
Volgens Illich zijn we ons niet bewust van de werking van digitale tools. Deze vorm van ‘manipulative’ tools heeft een effect op ons zelfbeeld en onze kijk naar de wereld. Hij beschrijft dit met het begrip disembodiment. De digitale tools beïnvloeden onze kijk zozeer dat we zelfs ons lichaam niet meer als deel van onszelf zien, maar dat we naar dat lichaam kijken vanuit statistische gegevens, gegenereed door die tools. Zo transformeren we naar een product of consumption: kennis over ons eigen lichaam kopen we tegenwoordig van de dokter. Bovenstaande ‘age of tools’ evolueerde naar een ‘age of systems’. In de ‘age of systems’ staat digitalisatie centraal. Illich spreekt over een zekere soort van ‘opgeslorpt’ zijn door de digitalisering, door het systeem: de gebruiker van deze nieuwe tools zit volledig vast in het digitale systeem en in de doelen van dit milieu. Op basis van de data gegenereerd door deze tools transformeren we de mens in een immuunsysteem, een dynamisch systeem dat zich voortdurend moet aanpassen aan zijn omgeving. Net zoals de mens wordt herbeschreven als immuunsysteem wordt ook de wereld op haar beurt herleid naar een ecosysteem. De wereld is meetbaar en wetenschappelijk. De distaliteit, tussen gebruiker en systeem, die er voorheen was in ‘the age of tools’, verdwijnt. De gebruiker wordt bijgevolg een onderdeel van het systeem. |
Citaten
Tools are intrinsic to social relationships. An individual relates himself in action to his society through the use of tools that he actively masters, or by which he is passively acted upon. To the degree that he masters his tools, he can invest the world with his meaning; to the degree that he is mastered by his tools, the shape of the tool determines his own self-image” (Illich, 1975, 34).
Tools zijn overal. Ze zijn noodzakelijk en onmisbaar in sociale relaties. In het gebruiken van of gestuurd worden door tools verhoudt een individu zich tot diens samenleving. Met die veelzeggende woorden verdedigt Illich zijn focus op tools. Hoe kunnen we de economische groei niet als een technologische kwestie bekijken, wetende dat heel onze samenleving met al zijn sociale relaties gemedieerd, gemodereerd of gemanipuleerd wordt door tools? Als we tegen die exponentiële groei willen ingaan omdat die ernstige sociale gevolgen teweegbrengt, moeten we eerst en vooral stilstaan bij hoe tools dit beïnvloeden. Ondertussen weten we dat er volgens Illich twee soorten tools zijn. Hij definieert deze met de tweede zin van het citaat. ‘Convivial’ tools zoals de mantelzorg, de helpende handen van een ander, het washandje dat je helpt je beter te wassen,… zijn tools die we kunnen besturen. Wij zijn hun meester, zij zijn een verlengde van ons menselijk kunnen en breiden zo de impact uit die we op de wereld hebben. ‘Manipulative’ tools daarentegen, de ziekenhuisapparatuur, de experten en hun verheerlijkte kennis,… besturen ons. Zij geven in onze plaats betekenis. We volgen hun parameters en voorwaarden vanuit een verlangen naar efficiëntie en doeltreffendheid, maar we staan niet stil bij wat dat betekent voor ons zelfbeeld. Het is hier de tool, zijn werking, contouren en gestalte die ons bepaalt, niet andersom.
Tools zijn overal. Ze zijn noodzakelijk en onmisbaar in sociale relaties. In het gebruiken van of gestuurd worden door tools verhoudt een individu zich tot diens samenleving. Met die veelzeggende woorden verdedigt Illich zijn focus op tools. Hoe kunnen we de economische groei niet als een technologische kwestie bekijken, wetende dat heel onze samenleving met al zijn sociale relaties gemedieerd, gemodereerd of gemanipuleerd wordt door tools? Als we tegen die exponentiële groei willen ingaan omdat die ernstige sociale gevolgen teweegbrengt, moeten we eerst en vooral stilstaan bij hoe tools dit beïnvloeden. Ondertussen weten we dat er volgens Illich twee soorten tools zijn. Hij definieert deze met de tweede zin van het citaat. ‘Convivial’ tools zoals de mantelzorg, de helpende handen van een ander, het washandje dat je helpt je beter te wassen,… zijn tools die we kunnen besturen. Wij zijn hun meester, zij zijn een verlengde van ons menselijk kunnen en breiden zo de impact uit die we op de wereld hebben. ‘Manipulative’ tools daarentegen, de ziekenhuisapparatuur, de experten en hun verheerlijkte kennis,… besturen ons. Zij geven in onze plaats betekenis. We volgen hun parameters en voorwaarden vanuit een verlangen naar efficiëntie en doeltreffendheid, maar we staan niet stil bij wat dat betekent voor ons zelfbeeld. Het is hier de tool, zijn werking, contouren en gestalte die ons bepaalt, niet andersom.
“You need such a body to take the car, jumping kangaroo-like from place to place, without touching the earth, engaging in hours of windshield view, where you are always looking at somewhere where you are not and where reality, insofar as it still exists, is passing you by. You need it to live in a world where knowledge is always the revelation of an educational agency, whether it's the school or the help program built into your coffee maker. All these things assume the kind of body the doctor tells you have” (Illich in Cayley, 2005, 131).
Met dit citaat maakt Illich duidelijk hoe we ‘manipulative’ tools volledig hebben geïntegreerd in de samenleving. De auto en het wegennetwerk die ons grotendeels beheersen in hoe we van de ene naar de andere plaats gaan. Het educatieve systeem, dat tegenwoordig als belangrijkste verstrekker van echte kennis gezien wordt. Maar evengoed het koffiezetapparaat, met een ingebouwd hulpprogramma dat ervan uitgaat dat we zonder die hulp geen koffie gezet zouden krijgen. En om het allemaal te verbinden: het lichaam, ons lichaam, waarvoor we naar de dokter luisteren om te weten te komen wat voor lichaam het is. Al snel wordt het dan ook duidelijk hoe deze tools zichzelf in stand houden. Je kan maar beter naar de dokter luisteren, en het hulpprogramma op het koffiezetapparaat volgen, want kennis verwerf je toch enkel op de schoolbanken. En andersom: de kennis die de dokter heeft, die verwerf je niet zomaar al doende, je hebt een school nodig die echte kennis aanleert opdat de dokter een volwaardig expert kan zijn. Samengebundeld met het volgende citaat geeft Illich zo de significantie van zijn pleidooi tegen ‘manipulative’ tools weer.
each community has to identify the levels of inequity, harrying, and operant conditioning that its members are willing to accept in exchange for the satisfaction that comes of idolizing powerful devices and joining in rituals directed by professionals who control their operation” (Illich, 1978, 116).
Met deze uitspraak beklemtoont Illich nog eens wat er precies problematisch is aan die ‘manipulative’ tools. Wanneer we deze tools idealiseren, stemmen we in met de geconditioneerde werking ervan. Als we de ziekenhuisapparatuur kiezen om ons te verzorgen, aanvaarden we dat we in een ziekenhuisbed gelegd worden, vastgemaakt aan allerhande infusen en meetmateriaal, volledig ontdaan van onze autonome acties voor zover die niet binnen het protocol van de behandeling passen. Die beslissing brengt evenzeer enorme ongelijkheid mee. Als we als gemeenschap beslissen dat die peperdure machines de tools bij uitstek zijn om onze gezondheid te vrijwaren, vinden we het maar normaal dat een ziekenhuisbezoek zo hoog oploopt in kosten. Wat met mensen die het niet kunnen betalen? Wat gebeurt er in een land waar geen uitgebreide ziekteverzekering bestaat? Of zelfs: Wanneer een gemeenschap of land gratis gezondheidszorg aanbiedt, wat doen we dan met de enorme wachtlijsten van mensen die beroep willen doen op die opgehemelde machine, enkel en alleen omdat we collectief besloten dat dit de manier is om een ziekte aan te pakken? We worden volledig onderhevig aan het kunnen, en vooral de grenzen van het kunnen, van die ‘manipulative’ tools die we zo onbezonnen verkozen. Om te beginnen, zo zegt Illich, moet men als gemeenschap dus allereerst die keuzes blootstellen en stilstaan bij de vraag hoezeer we willen meegaan in rituelen die deze soort tools, opgesteld door zogenaamde experten, ons opleggen.
REFERENTIE
- Cayley, D., (2005). The Rivers North of the Future: the Testament of Ivan Illich, as Told to David Cayley. Anasi Press, Toronto.
- Cooley, A. (2022, 28 november). Ivan Illich Austrian philosopher and priest. Encyclopedia Britannica. https://www.britannica.com/biography/Ivan-Illich
- Illich, I., (1975). Tools for Conviviality. Fontana, London, first ed. 1973.
- Illich, I., (1978). Energy and equity, Towards a History of Needs. Heyday Books, Berkeley. 110-143.
- Samerski, S. (z.d.). Over mij, geraadpleegd op https://samerski.de/?page_id=2
- Samerski, Silja (2018). Tools for degrowth? Ivan Illich's critique of technology revisited. Journal of cleaner production, 197, p.1637-1646