Gedeelde werelden
Als startpunt gebruiken we een prent uit het prentenboek The Hidden Forest of het verborgen woud geschreven en geïllustreerd door Jeanni Baker (2000). De illustratie vormt binnen het artikel van Taylor en Giugni een introductie tot hun onderzoek. Twee werelden worden hier samen afgebeeld, namelijk de wereld van Ben en het verborgen onderzeese woud. Ben vangt graag kleine visjes in de oceaan, maar blijft hierbij steeds veilig boven het zeeoppervlak. Na een toevallige ontmoeting met het verborgen onderzeese woud gaat er een nieuwe wereld voor hem open. In de illustratie zitten zowel menselijke als niet-menselijke actoren vervat: Ben die met een netje visjes aan het vangen is, een blauwe oceaan, zeewier… Verschillende elementen komen hier samen waardoor we van gedeelde werelden spreken. Het open staan voor nieuwe werelden die samenvallen en mogelijk gemaakt worden door zowel menselijke als niet-menselijke actoren, vormt de kerngedachte. Dit delen en maken van werelden wordt verder uitgediept in het artikel ‘Common Worlds’. |
AuteurDe tekst ‘Common Worlds: reconceptualising inclusion in early childhood communities’ is geschreven door twee auteurs, namelijk Affrica Taylor en Miriam Giugni. Affrica Taylor is een culturele geografe van opleiding. Dit betekent dat ze zich bezig houdt met de manier waarop cultuurlandschappen, ruimte en plaatsen worden gebruikt. Ze behaalde een bachelordiploma in de antropologie, een masterdiploma in de culturele studies en een doctoraat in culturele geografie. Momenteel werkt ze als professor aan de University of Canberra, meer bepaald aan het Centrum voor Creatief en Cultureel Onderzoek en aan het Australisch Instituut voor Duurzame Gemeenschappen (AISC). Als culturele geografe heeft ze langdurig samengewerkt met inheemse volkeren. Zo dompelde ze zich onder in de gemeenschap van de Australische Aboriginals om de relaties tussen mensen, plaatsen en andere organismen te onderzoeken. De heterogene relaties die ontstaan in deze gemeenschap wil ze doortrekken naar de ontwikkeling van kinderen. Ze pleit er voor dat kinderen van jongs af aan in dialoog gaan met de verschillende bewoners op een bepaalde plaats in de wereld. Een voorbeeld hiervan is het onderzoek ‘The Common Worlds of Children and Animals: Relational Ethics for Entangled Lives’ waar ze onderzoek doet naar de relatie tussen kinderen en dieren (honden of herten). Haar uitgangspunt is dat de toekomst en het leven van dieren en kinderen verbonden zijn met milieu-uitdagingen die te maken hebben met o.a. het Antropoceen. Het onderzoek van Taylor gaat dan ook over kwesties van milieurechtvaardigheid. Milieurechtvaardigheid betekent volgens haar betrokkenheid in het leven van dieren en kinderen en dat deze levens met elkaar verstrengeld zijn. In deze verstrengeling treden gemeenschappelijke werelden naar voren. Ze legt de focus hierbij op de alledaagse ontmoetingen en relaties die tot stand komen tussen (stedelijke) fauna en kinderen. Zoals hierboven vermeld, is Miriam Giugni de tweede auteur van dit artikel. Giugni behaalde een Associate Diploma in de Social Sciences (Child Studies), wat overeenkomt met een diploma van een graduaatsopleiding in het hoger beroepsonderwijs. Daarnaast behaalde ze een Bachelor of Education Early Childhood (Honoursprogramma) en een doctoraat. Tegenwoordig doet ze onderzoek naar de vroege kindertijd en is ze leeradviseur in alle SDN-centra (Sydney Day Nursery centra). Dit is een non-profitorganisatie die zich bezighoudt met het welzijn van kinderen en hun families. Daarnaast geeft ze ook les aan het SDN Redfern Children’s Center. Ze is momenteel ook docent aan de University of Western Sydney. Ten slotte presenteert ze op nationale conferenties. Giugni is erg geïnteresseerd in en gepassioneerd door gelijkheid en sociale rechtvaardigheid, waardoor ze in het lesgeven een belangrijke vorm van activisme ziet. De interesse in kinderen, gelijkheid, inclusie en sociale rechtvaardigheid is dus iets wat Giugni en Taylor met elkaar gemeenschappelijk hebben. In het artikel ‘Common Worlds’ bundelen de auteurs hun expertise. Zo heeft Taylor de expertise omtrent de culturele geologie en het belang van het Antropoceen. Giugni bezit dan weer expertise omtrent de ontwikkeling en het welzijn van kinderen. Deze samenwerking leidde tot boeiende inzichten. |
Probleemstelling in relatie tot de kwesties
De auteurs spreken van een destructieve impact die onze menselijke activiteiten hebben op de wereld. Zo spreken ze van kinderen die moeten opgroeien in een wereld waar confronterende politieke en ethische kwesties meer en meer een centrale rol beginnen op te eisen (klimaatopwarming, overproductie, migratie…). In deze formulering herkennen we het Antropoceen, een nieuw tijdperk waarin de mens onomkeerbare invloed heeft op de aarde en omgekeerd. De aarde wordt gezien als een actor met eigen handelingskracht. Daarom is het volgens de auteurs dringend tijd dat we nadenken over alternatieve manieren van samenleven. Het gaat over het inclusiever leven waarbij zowel menselijke als niet-menselijke actoren samen een gedeelde wereld maken. Dit tegen de achtergrond van een aarde die deze gedeelde wereld beïnvloedt en hierdoor beïnvloed wordt.
Lange tijd hebben wij als mensen gedacht dat we centraal staan en de hoofdrol spelen in het bewonen van de wereld. Taylor en Giugni willen deze denkwijze uitdagen en ons stimuleren om onze manier van (samen)leven te herdenken. Binnen de traditionele visie wordt de mens als maatstaf gebruikt en staan enkel menselijke relaties centraal. De auteurs willen zich afzetten tegen deze visie en pleiten voor een visie waarin de mens niet langer de norm is, maar waar er ook aandacht is voor heterogene relaties. Dit betekent dat men dus meer inclusief zou worden. Volgens de auteurs moeten we nadenken over een nieuwe invulling van inclusie, waarbij ook rekening wordt gehouden met de andere bewoners zoals de dieren, planten en dingen. Deze visie krijgt bijvoorbeeld vorm in het verhaal van Ben wanneer hij ontdekt dat er een verborgen onderwaterwereld bestaat naast de hoofdzakelijk humane wereld die hij reeds kent.
De auteurs pleiten voor een gedeelde wereld waarin alles en iedereen een plaats moet krijgen. Hieraan kan dan ook de diversiteitsgedachte verbonden worden, waarbij diversiteit niet enkel gaat over oog hebben voor verschillen tussen mensen, maar evenzeer over actoren die fundamenteel verschillen van de mens, zoals de aarde, dieren en planten.
Lange tijd hebben wij als mensen gedacht dat we centraal staan en de hoofdrol spelen in het bewonen van de wereld. Taylor en Giugni willen deze denkwijze uitdagen en ons stimuleren om onze manier van (samen)leven te herdenken. Binnen de traditionele visie wordt de mens als maatstaf gebruikt en staan enkel menselijke relaties centraal. De auteurs willen zich afzetten tegen deze visie en pleiten voor een visie waarin de mens niet langer de norm is, maar waar er ook aandacht is voor heterogene relaties. Dit betekent dat men dus meer inclusief zou worden. Volgens de auteurs moeten we nadenken over een nieuwe invulling van inclusie, waarbij ook rekening wordt gehouden met de andere bewoners zoals de dieren, planten en dingen. Deze visie krijgt bijvoorbeeld vorm in het verhaal van Ben wanneer hij ontdekt dat er een verborgen onderwaterwereld bestaat naast de hoofdzakelijk humane wereld die hij reeds kent.
De auteurs pleiten voor een gedeelde wereld waarin alles en iedereen een plaats moet krijgen. Hieraan kan dan ook de diversiteitsgedachte verbonden worden, waarbij diversiteit niet enkel gaat over oog hebben voor verschillen tussen mensen, maar evenzeer over actoren die fundamenteel verschillen van de mens, zoals de aarde, dieren en planten.
Antwoorden op probleemstellingAls antwoord streven de auteurs naar een alternatieve pedagogie. Ze halen aan dat men anders moet leren samenleven door in dialoog te gaan met verschillende menselijke én niet-menselijke actoren. Zo leert Ben, een menselijke actor, omgaan met het zeewier in het onderzeese woud, een niet-menselijke actor.
Om dit te onderbouwen, worden vier centrale gedachten gebruikt. Ten eerste moeten nieuwe manieren gevonden worden om na te denken over de gedeelde werelden. Ze worden niet enkel gevormd door menselijke actoren, maar ook door de omgeving. Vervolgens is de notie van relationaliteit belangrijk. Vaak komen we mensen of dingen tegen die anders zijn dan onszelf in een ‘ongemakkelijke contactzone’. Belangrijk bij deze ontmoetingen is dat het om relaties gaat waarbij wederzijdse beïnvloeding plaatsvindt. Het is essentieel om in het samenleven verder te bouwen op de verschillen, waarbij iedereen de kans heeft om te groeien en volledig tot zijn recht te komen. |
Ten derde komt het delen van een wereld altijd tot stand op een specifieke plaats. Plaats wordt niet gezien als een set van coördinaten, maar eerder als een ruimte waarin alles en iedereen in relatie staat tot elkaar. Zo’n ruimte heeft dan ook een dynamisch karakter doordat het veranderen van de ruimte een invloed heeft op de relaties en vica versa. Ten slotte proberen de auteurs een praktisch antwoord te formuleren aan de hand van een pedagogie. Zo worden kinderen binnen de Common Worlds Pedagogy aangemoedigd om in dialoog te gaan met andere bewoners. Kinderen worden gestimuleerd om samen met de medebewoners verantwoordelijkheid op te nemen voor de gedeelde wereld. Hierbij is het belangrijk dat kinderen zowel verantwoordelijkheidszin creëren voor de andere bewoners van de wereld (bijvoorbeeld dieren), als de maatschappelijke kwesties die hierbij ontstaan (bijvoorbeeld dierenrechten), met als doel inclusiever te zijn. Het kind wordt gezien als een actor om het probleem aan te pakken. Als zij meer verantwoordelijkheidszin kunnen creëren en leren omgaan met problemen die opduiken binnen de gedeelde wereld, zou er in de toekomst een beter samenleven tot stand kunnen komen. |
Centrale concepten
Concept 1 |
Gedeelde werelden
Hieronder spreken we van gedeelde werelden als vertaling van common worlds, een kernbegrip dat het conceptueel kader vormt binnen het artikel van Taylor en Giugni. Het begrip werd ontwikkeld om te kijken naar de manier waarop omgegaan wordt met inclusie in de (leef)wereld van kinderen. Dit begrip omvat meerdere elementen en dimensies die hieronder kort worden toegelicht. Een gedeelde wereld wordt gekenmerkt door het collectief karakter. Het gaat over een gemeenschap, over meerdere mensen en de interactie die ontstaat tussen deze verschillende mensen. Zo’n gemeenschap kan gevormd worden door een gedeelde plaats of door het delen van een wereld. Het gaat hier niet enkel om de tussenmenselijke relaties, maar ook de relaties tussen menselijke en niet-menselijke actoren. Zo treedt Ben in interactie met Sophie, maar ook met het zeewier en de vissen die zich bevinden in het onderzeese woud. Een gedeelde wereld vormt dus een gelegenheid om samen te komen, om samen te leren en om nieuwe visies te zien. Zoals Latour aangeeft, kunnen we gedeelde werelden zien als ethische werelden, gericht op het algemeen welzijn. In dit kader wordt een gedeelde wereld als fundamenteel gezien voor een goede samenleving, om zo een betere toekomst te vormen. Tot slot geeft Latour aan dat men open moet blijven voor het samenstellen van zo’n gedeelde wereld. Gibson-Graham pleit hierbij voor een gedeelde ruimte om in interactie te gaan over de vraag wie betrokken kan worden bij gesprekken over het samenleven. De interactie heeft een dynamisch karakter, waarbij men nooit tot een definitief antwoord zal komen. |
Throwtogetherness
Werelden komen tot stand op specifieke plaatsen. Er is steeds sprake van een bepaalde lokaliteit die van belang is bij het vormen van een wereld en het samenleven in die wereld. Dit kan gezien worden als het ‘plaats betrokken’ (her)vormen van de wereld. Zonder plaats geen wereld, zonder wereld geen plaats. Wanneer we spreken over een plaats moeten we voorbijgaan aan het idee van een geografische eenheid of een punt op een kaart. We moeten meer kijken naar plaatsen als een vorm van ‘throwntogetherness’ van menselijke en niet-menselijke actoren. Mogelijke vertalingen van dit begrip zouden ‘samengeworpen op één plek’ of ‘samen gegooid worden’ kunnen zijn. Wie of wat er in dit proces naar voren treedt (mensen, materialen, planten, dieren…) is de kernvraag binnen deze ‘samengeworpenheid’. Binnen zo’n plaats is het belangrijk dat de verschillen tussen de actoren gewaardeerd worden om zich te kunnen ontwikkelen. Door dit ‘samen gegooid zijn’ van mensen en dingen op een bepaalde plek, komt een plaats tot stand. In deze visie wordt plaats niet gezien als iets wat losstaat van de rest van de wereld, maar juist altijd verbonden is met andere delen van de wereld. Door die verbondenheid speelt macht steeds een beduidende rol. Men zou kunnen stellen dat een plaats iets politiek kan zijn (denk maar aan het debat over vluchtelingen en het al dan niet ‘sluiten’ of ‘openen’ van de grenzen voor deze mensen). Actoren zijn oneindig verbonden met elkaar en andere plaatsen en zitten soms in machtsrelaties vervat. Het ‘samengeworpen zijn’ van deze plaatsen vormt daardoor een belangrijk uitgangspunt om gedeelde werelden tot stand te brengen. |
Concept 2 |
Concept 3 |
Queer Kin
‘Queer Kin’ is een moeilijk te vertalen begrip, maar mogelijke vertalingen zijn ‘vreemde verwantschappen’, ‘raar tussen soortelijke verwantschappen’ of ‘verwantschap met zonderlingen’. Hiermee worden mensen en dingen bedoeld die totaal verschillend zijn van jezelf. Zo duidt het bijvoorbeeld op de relatie tussen kinderen, dieren en de natuur. Concreet kunnen we ‘vreemde verwantschappen’ bijvoorbeeld zien als mensen die uit diverse culturen komen. De ander kan heel verschillend zijn van jezelf en dus ervaren we dit soms als ‘raar’. Toch leven we in een gemeenschap waar we mee samenwerken. Hiernaast geeft het concept ook specifieke aandacht aan de relatie met niet-menselijke actoren op de gedeelde wereld. Bijvoorbeeld, Annelies heeft een hondje waar ze mee gaat wandelen. Dit doet ze met een specifieke leiband. Er vindt een relatie plaats met niet-menselijke actoren, zo staat Annelies in relatie tot de hond, de leiband en is ze ervoor verantwoordelijk dat ze de hond uitlaat, zonder dat hij wegloopt. Daarnaast staat Annelies in voor het welzijn van de hond door haar verantwoordelijkheid (al dan niet) op te nemen. Queer kinship is dan ook het antwoord op de vraag over wie of wat deel uitmaakt van de relaties die gevormd worden door ontmoetingen en door het samen bestaan op dezelfde plaats. Het duidt op het feit dat we mensen en dingen tegenkomen die anders zijn en waarmee we heterogene relaties vormen. Zo komen we voor de uitdaging te staan waarbij gezocht moet worden naar een manier van samenleven met en in onze verschillen. |
Citaten
Learning how to live together with difference (human and more-than-human) in ways that allow all to flourish is the most fundamental and the most compelling lesson. We think of this lesson in Haraway’s (2008) terms, as learning how to world. (p.117) In dit citaat wordt duidelijk dat het samenleven gaat over zowel menselijke als niet-menselijke actoren. ‘De ander’ en ‘het andere’ is anders dan onszelf. Het is dan de uitdaging om te leren samenleven met alles en iedereen binnen een bepaalde plaats op de wereld die je bewoont. Zo leert Ben samenleven met het onderzeese woud, wat eerst een onbekende wereld was voor hem. Hij leert het zeewier, de visjes en zelfs de walvis kennen. In het leren samenleven moet het mogelijk worden voor alle betrokkenen om verder te ontwikkelen en tot bloei te komen. Dit leren samenleven op een manier die iedereen de kans geeft om tot ontwikkeling te komen, wordt hier ‘learning how to world’ genoemd. Dit begrip vormt een kerngedachte binnen het artikel en speelt in op de inclusiegedachte.
|
The very ‘throwntogetherness’ of human and more-than-human trajectories in place implicates us not only in ethical decisions about how we might best live together with humans and other animals, but also challenges us to think about how we shall respond to our temporary meeting up with these particular rocks and stones and trees. (p.114) De kwestie van ‘het samengeworpen zijn’ van menselijke en niet-menselijke actoren brengt opnieuw de vraag van het samenleven naar voren. Op deze bepaalde plaats staat alles met elkaar in relatie waardoor het zoeken naar een manier om samen te leven cruciaal is. Samenleven heeft dus een ethisch karakter. Het doel is om ‘goed’ samen te leven, en zo een omgeving te creëren waarin gegroeid kan worden en waar een betere toekomst mogelijk wordt. Het brengt een centrale vraag vanuit de tekst met zich mee: ‘Hoe zullen we omgaan met de tijdelijke ontmoeting met deze specifiek stenen en bomen?’. Het antwoord van de tekst op deze uitdaging is dat de verschillende actoren in voortdurende dialoog moeten gaan met elkaar om zo een gedeelde wereld te creëren waarin iedereen kan groeien in en vanuit de verschillen.
|
REFERENTIE
Taylor, A. en Giugni, M. (2012). Common Worlds: reconceptualizing inclusion in early childhood communities. Contemporary Issues in Early Childhood. 13(2), p. 108-119
Taylor, A. en Giugni, M. (2012). Common Worlds: reconceptualizing inclusion in early childhood communities. Contemporary Issues in Early Childhood. 13(2), p. 108-119