Vakmanschap
In de tekst ‘Walking the plank’ geeft antropoloog Timothy Ingold kritiek op de algemene visie op skills/vaardigheden en vakmanschap. Vaak wordt er beweerd dat je pas een skill echt bezit wanneer je keer op keer hetzelfde proces kan herhalen om een bepaalde uitkomst te bereiken. Deze misvatting linken we aan de praktijk van het smeden. De foto geeft het werk van een smid weer. Een smid voert vele handelingen uit, zoals buigen, wellen, ponsen, met verschillende materialen, zoals vuur, aambeeld, hamer, ... Om de overzichtelijkheid te bewaren refereren wij in deze tekst naar de specifieke actie van een smid die met een hamer op een stuk metaal slaat om dit te bewerken. Het bewerken van het metaal doorgaat een proces voordat het uiteindelijk leidt tot het afgewerkt voorwerp, bijvoorbeeld een zwaard. Dit procesmatig karakter zien we terugkomen in het algemene gebruik van de hamer. Initieel lijkt dit een eenvoudig proces van slaan op het te bewerken metaal, maar is dit wel zo eenvoudig als eerst gedacht?
Vaak lijkt het alsof de smid zijn gereedschap gebruikt als een verlengde van zijn lichaam. Deze vaststelling leidt tot het idee dat hij deze handelingen automatisch uitvoert. Ingold gaat hier tegenin door duidelijk te maken dat handelen van een geoefende smid juist heel veel aandacht vergt en dat dit helemaal geen blauwdruk is van het theoretische opzet van de handeling. Waarom dit geen automatisme is en waarom het net wel aandacht vraagt, wordt hier verder besproken op basis van de ideeën van Ingold.
In de tekst ‘Walking the plank’ geeft antropoloog Timothy Ingold kritiek op de algemene visie op skills/vaardigheden en vakmanschap. Vaak wordt er beweerd dat je pas een skill echt bezit wanneer je keer op keer hetzelfde proces kan herhalen om een bepaalde uitkomst te bereiken. Deze misvatting linken we aan de praktijk van het smeden. De foto geeft het werk van een smid weer. Een smid voert vele handelingen uit, zoals buigen, wellen, ponsen, met verschillende materialen, zoals vuur, aambeeld, hamer, ... Om de overzichtelijkheid te bewaren refereren wij in deze tekst naar de specifieke actie van een smid die met een hamer op een stuk metaal slaat om dit te bewerken. Het bewerken van het metaal doorgaat een proces voordat het uiteindelijk leidt tot het afgewerkt voorwerp, bijvoorbeeld een zwaard. Dit procesmatig karakter zien we terugkomen in het algemene gebruik van de hamer. Initieel lijkt dit een eenvoudig proces van slaan op het te bewerken metaal, maar is dit wel zo eenvoudig als eerst gedacht?
Vaak lijkt het alsof de smid zijn gereedschap gebruikt als een verlengde van zijn lichaam. Deze vaststelling leidt tot het idee dat hij deze handelingen automatisch uitvoert. Ingold gaat hier tegenin door duidelijk te maken dat handelen van een geoefende smid juist heel veel aandacht vergt en dat dit helemaal geen blauwdruk is van het theoretische opzet van de handeling. Waarom dit geen automatisme is en waarom het net wel aandacht vraagt, wordt hier verder besproken op basis van de ideeën van Ingold.
Timothy Ingold
|
AuteurTimothy Ingold is een Britse sociaal antropoloog. Hij was professor aan de Universiteit van Helsinki, de universiteit van Manchester en de universiteit van Aberdeen. Hij toonde interesse in veel onderwerpen. Zo keek hij onder andere naar de taal, kunst, architectuur en de ecologische aanpak binnen de antropologie. Een belangrijk uitgangspunt in zijn onderzoeken is dat hij kijkt hoe de mens als organisme zijn weg vindt in een wereld in beweging. Specifiek onderzoekt hij hoe de mens zichzelf creëert en wordt gecreëerd door de tijd en ruimte waarin hij zich begeeft. Ingold probeert met zijn werk ervoor te zorgen dat we als lezer de traditionele visie op de relatie tussen mens en omgeving herdenken. Hij is van mening dat we deze relatie niet moeten zien als iets onbelangrijk, maar als iets waar we ons bewust van moeten zijn in interactie met anderen. Dit komt ook terug in één van zijn andere teksten: “Globes and Spheres”. Hij zegt hierin dat we de aarde als een statisch geheel bekijken dat ver van ons afstaat en pleit voor een dynamische visie van de wereld die dicht bij ons staat. In zijn laatste werken stapt Ingold af van de gekende genetische en culturele modellen zoals onder andere het Neodarwinisme en cognitieve wetenschappen. Hij gaat zich specifiek richten op skills zoals perceptie en actie binnen een sociale en omgevingscontext. Hierdoor heeft hij gedurende zijn leven zijn focus kunnen verleggen, alsook relaties kunnen zoeken tussen de verschillende domeinen zoals antropologie, kunst en technologie. Deze fascinatie voor het herdenken van traditionele relaties zien we ook terugkomen in ‘Walking the plank’. Zo is volgens Ingold een zogezegd voor de hand liggende relatie tussen smid en hamer een complexer gegeven, dat dus aandacht verdient. In deze tekst plaatsen we deze traditionele relatie van die bewegingen in een nieuw licht. |
Centrale probleemstelling
Wat is de rol van vaardigheden en de connectie tussen gereedschap en de mens in een mechanische wereld? Wat gebeurt er als mensen werktuigen gebruiken?
De focus van de tekst is om vakmanschap met zijn bijhorende vaardigheden grondig te analyseren. Een vaardigheid die op het eerste gezicht heel eenvoudig lijkt, blijkt vaak complexer dan gedacht. Ingold probeert de aandacht te vestigen op deze complexiteit van vakmanschap. Hierbij stelt hij de rol van vaardigheden bij het gebruik van gereedschap in vraag. Verder kijkt hij ook naar de connectie tussen gereedschap en de mens in de huidige mechanische wereld. We kunnen stellen dat Ingold deze tekst schrijft vanuit een bepaalde waardering - en tegelijkertijd bezorgdheid - voor skilled practices. Hij stelt zichzelf en de lezer de vraag of de vaardigheden van vakmannen in een mechanisch evoluerende wereld verloren kunnen gaan.
Er worden drie centrale thema’s aangehaald om het begrip vakmanschap beter te begrijpen. Om te beginnen wordt het gebruik van gereedschap, de hamer in het geval van de smid, vaak - verkeerdelijk - opgevat als één stap in een ‘châine opératoire’. Deze term kan begrepen worden als een aantal strikt te onderscheiden en opeenvolgende stappen die samen een algemeen stappenplan vormen bij het smeden van materiaal. Echter wordt vakmanschap door Ingold juist procesmatig voorgesteld: elke stap in beslaan van materiaal door de smid is de ontwikkeling van de stap ervoor en een voorbereiding op de stap die volgt. Belangrijk om te weten is dat, hoe meer een smid ervaring opdoet, hoe beter hij met de constant vereiste aandacht en precisie kan omgaan.
Het volgende thema toont aan dat de hamer waar de smid mee werkt, enkel beschreven kan worden als tool in relatie tot andere dingen. Dit kan dus pas wanneer het ingebed is binnen een verhaal dat de vakman kent en begrijpt. De hamer heeft enkel de betekenis van een gereedschap, omdat dit door de smid (h)erkend wordt als gereedschap. Dit hangt samen met het idee dat de vakman zowel biograaf als autobiograaf is. Hiermee bedoelen ze dat de vakman respectievelijk zowel het verhaal van de hamer als van zichzelf schrijft, wat slaat op het concept narrativiteit. Op deze narrativiteit komen we nog terug wanneer we het hebben over de kernconcepten in de tekst.
Het derde thema dat in de tekst besproken wordt, is de deskundige koppeling van perceptie en actie door de vakman. Hoewel de uitkomst van de acties van de smid het perfecte zwaard kunnen produceren, is geen enkele handeling van de smid identiek hetzelfde. Daarom zien we smeden als een ‘workmanship of risk’ en een ritmisch proces. Ook deze concepten worden later nog besproken.
De focus van de tekst is om vakmanschap met zijn bijhorende vaardigheden grondig te analyseren. Een vaardigheid die op het eerste gezicht heel eenvoudig lijkt, blijkt vaak complexer dan gedacht. Ingold probeert de aandacht te vestigen op deze complexiteit van vakmanschap. Hierbij stelt hij de rol van vaardigheden bij het gebruik van gereedschap in vraag. Verder kijkt hij ook naar de connectie tussen gereedschap en de mens in de huidige mechanische wereld. We kunnen stellen dat Ingold deze tekst schrijft vanuit een bepaalde waardering - en tegelijkertijd bezorgdheid - voor skilled practices. Hij stelt zichzelf en de lezer de vraag of de vaardigheden van vakmannen in een mechanisch evoluerende wereld verloren kunnen gaan.
Er worden drie centrale thema’s aangehaald om het begrip vakmanschap beter te begrijpen. Om te beginnen wordt het gebruik van gereedschap, de hamer in het geval van de smid, vaak - verkeerdelijk - opgevat als één stap in een ‘châine opératoire’. Deze term kan begrepen worden als een aantal strikt te onderscheiden en opeenvolgende stappen die samen een algemeen stappenplan vormen bij het smeden van materiaal. Echter wordt vakmanschap door Ingold juist procesmatig voorgesteld: elke stap in beslaan van materiaal door de smid is de ontwikkeling van de stap ervoor en een voorbereiding op de stap die volgt. Belangrijk om te weten is dat, hoe meer een smid ervaring opdoet, hoe beter hij met de constant vereiste aandacht en precisie kan omgaan.
Het volgende thema toont aan dat de hamer waar de smid mee werkt, enkel beschreven kan worden als tool in relatie tot andere dingen. Dit kan dus pas wanneer het ingebed is binnen een verhaal dat de vakman kent en begrijpt. De hamer heeft enkel de betekenis van een gereedschap, omdat dit door de smid (h)erkend wordt als gereedschap. Dit hangt samen met het idee dat de vakman zowel biograaf als autobiograaf is. Hiermee bedoelen ze dat de vakman respectievelijk zowel het verhaal van de hamer als van zichzelf schrijft, wat slaat op het concept narrativiteit. Op deze narrativiteit komen we nog terug wanneer we het hebben over de kernconcepten in de tekst.
Het derde thema dat in de tekst besproken wordt, is de deskundige koppeling van perceptie en actie door de vakman. Hoewel de uitkomst van de acties van de smid het perfecte zwaard kunnen produceren, is geen enkele handeling van de smid identiek hetzelfde. Daarom zien we smeden als een ‘workmanship of risk’ en een ritmisch proces. Ook deze concepten worden later nog besproken.
Centrale concepten
Concept 1 |
GEBRUIK VAN GEREEDSCHAP: PROCESMATIG KARAKTER
Het gebruiken van gereedschap kan niet zomaar herleid worden tot één stap in de ‘châine opératoire’. Ingold spreekt van fasen waarbij handelingen van het metaalsmeden in elkaar overlopen en geen absoluut start- en stoppunt kennen. Tijdens het gebruiken van gereedschap is elke fase een ontwikkeling van de vorige en een voorbereiding op de volgende. Er is geen volstrekte grens vast te stellen tussen de verschillende fasen, wel zijn ze te herkennen aan een andere manier van handelen. Het gebruik van gereedschap heeft een procesmatig karakter met vier fasen. Elk van deze fasen hebben hun eigen kenmerken, maar zijn nauw met elkaar verbonden. In de fase ‘getting ready’ staat het vormen van een globaal plan centraal. De smid denkt na over wat hij wil doen, hoe en met welk metaal en bereidt zich voor. ‘Getting ready’ loopt over in ‘setting out’. Dit moment wordt gekenmerkt door de overgang naar definitief handelen. De handelingen gesteld in de eerste fase zijn nog uitwisbaar, in de tweede fase zijn ze onveranderlijk. ‘Setting out’ houdt een concretisering van de voorbereiding in. De smid heeft zich zodanig voorbereid dat hij een eerste maal op het metaal kan slaan. De focus wordt vanaf dan volledig toegelegd op het bewerken van het metaal. De volgende fase is ‘carrying on’. De smid is dan met aandacht en ritmiek het metaal aan het smeden. De vierde fase is ‘finishing off’, die wordt gekenmerkt door het met zorg afwerken van de taak. Deze fase kent eveneens geen welomlijnd begin- en eindpunt (zie citaat 1). Het opruimen van het materiaal maakt reeds deel uit van het voorbereiden van de volgende klus. Eigen aan het procesmatige karakter is dat de overgangen naar de volgende fases niet vooraf bepaald zijn. De verschillende fases kunnen pas herkend worden wanneer men terugkijkt naar de eigen handelingen. |
FUNDAMENTELE ASYMMETRIE
Wanneer over gereedschap wordt gesproken, gebeurt dit steeds in relatie tot de manier waarop gereedschap gebruikt wordt. Deze handelingen weerspiegelen het verhaal of narratief van gereedschap. Het narratief van gereedschap hangt nauw samen met enerzijds zijn functionaliteit en anderzijds met zijn gebruiker. Een hamer wordt besproken of beschreven als een gereedschap waarmee men materialen kan bewerken aan de hand van slagbewegingen. Hierin zit de functie van de hamer vervat. Wanneer de smid aan de slag gaat met de hamer, bezit de hamer reeds een geschiedenis. De hamer, in tegenstelling tot de smid, beschikt niet over de mogelijkheid zich deze geschiedenis te herinneren. Ingold benoemt dit als de asymmetrie tussen het lichaam en gereedschap. Het narratief van de hamer, of van gereedschap in het algemeen, is afhankelijk van de mens. Dit toont wederom een asymmetrie tussen gereedschap en het lichaam aan. De smid bepaalt voor zichzelf wat hij of zij doet en schrijft zijn eigen biografie. Wat de hamer doet, wordt niet door de hamer zelf bepaald. Het zijn de handelingen van de smid die dit bepalen. Het lichaam is met andere woorden zowel biograaf als autobiograaf (zie citaat 2). |
Concept 2 |
RITMIEK
Ritmiek is een regelmatige herhaling van gedrag, dat terug te vinden is in het handelen van een vakman. Ritmiek kan hier niet gezien worden als een proces met een periodiek start- en stoppunt, waarbij elke beweging identiek is aan de vorige (zoals een Pendulum), maar wel als imperfect regelmatig handelen. Dit handelen is enkel ritmisch doordat er een imperfect systeem bestaat dat vraagt voor continue sensorische correctie. Dit wordt differences within repetition genoemd. De smid heeft een bepaalde ritmiek omdat hij/zij op een herhaalde manier op het metaal slaat, maar deze slagen zijn nooit exact hetzelfde. Dit imperfect systeem komt tot stand door het netwerk van bewegingen. Elke ‘taak’ die wordt uitgevoerd is een bepaalde beweging. Het smeden van metaal bestaat niet uit één, maar uit een geheel van bewegingen, ofwel uit een netwerk. Een slag op metaal bestaat uit één enkele beweging, maar om het metaal optimaal te kunnen bewerken is het noodzakelijk om via een herhaald patroon op dezelfde plek te slaan. Een vakman kan dan resonantie verkrijgen tussen zowel zichzelf, het gereedschap, het materiaal als de omgeving. Een smid zal bijvoorbeeld op basis van gevoel zijn/haar slagen aanpassen, en dus corrigeren, om toch telkens weer op hetzelfde stukje metaal terecht te komen. Om deze continue correctie te kunnen uitvoeren, heeft een vakman dus nood aan concentratie. Een vakman die vaardig handelt, handelt niet vanuit een automatisme, maar ritmisch in een steeds veranderende omgeving. Om dit te realiseren is, zoals eerder vermeldt, een bepaalde vorm van aandacht nodig. Het is dus foutief om te stellen dat een ervaren smid minder aandacht heeft voor het smeden van een zwaard dan een onervaren smid. Skilled zijn betekent net de acties afstemmen op de perceptie van de omgeving. Een ervaren smid kan bijvoorbeeld anticiperen op de dikte van zijn materiaal.
Concept 5
DESKILLMENT Deskillment komt voor wanneer er een perfect systeem bestaat, zonder ritmiek en zonder dat de vakman zich riskeert. Hierbij komt er dus geen sensorische correctie aan te pas. De aandacht die van een vakman in een imperfect systeem verwacht wordt, verdwijnt hier. Dit perfecte systeem heeft een voorgedefinieerd resultaat, dat bijna algoritmisch behaald wordt door een reeks geplande handelingen met een duidelijk start- en stoppunt. Dit is tegengesteld aan het imperfecte systeem, waarbij het resultaat nooit op voorhand bepaald kan worden. Op het eerste gezicht lijkt de technologische revolutie ook zo’n perfect systeem, waarbij het resultaat op voorhand al bepaald is en de weg ernaartoe duidelijk gepland is, waarbij er geen risico is op veranderingen in het proces en dus per definitie een deskillment van de vakman teweegbrengt. Ingold verwerpt deze stelling door te zeggen dat machinale handelingen nooit perfect kunnen zijn. Elke machine heeft afwijkingen of beperkingen, waardoor ook deze ‘perfecte’ machines aandacht (en dus skills) vragen van de vakman. Bij zijn tweede argument om deze stellingen te ontkrachten verwijst hij naar de steeds vernieuwende technologie van machines. Nieuwe machines betekent ook nieuwe skills om die machines te gebruiken. De skill die hier dan centraal staat is de vaardigheid om de constructie van technologie uit elkaar te halen en deze stukken op een creatieve wijze opnieuw op te nemen in het leven. Skill is dus, zelfs in een technologische samenleving, aanwezig. |
Concept 3 |
Link met superdiversiteit
Ingold’s ideeën bieden interessante handvaten om te kijken naar onze huidige superdiverse samenleving. Onder superdiversiteit verstaan we zowel de kwantitatieve als kwalitatieve toename van diversiteit waar onze hedendaagse samenleving door gekenmerkt wordt (Superdiversiteit, z.d.). Superdiversiteit slaat op meer dan enkel de aanwezigheid van diversiteit en multiculturaliteit in onze maatschappij. Het gaat om een nieuwe fase in migratie en demografie waarbij we tot de vaststelling komen dat de samenleving sneller verandert dan onze manier van kijken en denken over diversiteit. Onze huidige kaders (in termen van afkomst, etniciteit…) voldoen niet meer om met de superdiversiteitsuitdagingen om te gaan.
Concreet komt men voortdurend in contact met andere overtuigingen, gebruiken of vaardigheden. Een buitenstaander die kijkt naar gebruiken van de ander kan dit opvatten als enigszins eenvoudig. Voor de geoefende uitvoerder is deze handeling een procesmatig gebeuren waar hij met zeer veel zorg en bedachtzaamheid instaat. Wanneer een buitenstaander dit gebruik wil overnemen of beoefenen zal deze merken dat het niet eenvoudig is. Zo is integreren in een nieuwe context vaak moeilijker dan gedacht. Mensen lopen tegen zaken aan waarvoor ze niet de juiste skills hebben om met de situatie om te gaan. Deze skills kunnen wel vervaardigd worden en gaan dan deel uitmaken van de ritmiek van hun dagelijks leven. Ze kunnen dan even bedachtzaam en met de nodige nuances omgaan met de situaties.
Een kanttekening bij dit uitwisselen van skills is dat dit kan leiden tot de verdwijning van cultuurspecifiek vakmanschap of het samenkomen in nieuwe gebruiken of mengvormen hiervan. Ingold spreekt met respect over de vaardigheden die mensen beschikken en pleit voor het erkennen van de complexiteit die erbij komt kijken. De vaardigheden, kennis en bedachtzaamheid die nodig is om met de nodige nuance te manoeuvreren binnen een cultuur lijken te verdwijnen door het samenkomen van deze culturen.
Concreet komt men voortdurend in contact met andere overtuigingen, gebruiken of vaardigheden. Een buitenstaander die kijkt naar gebruiken van de ander kan dit opvatten als enigszins eenvoudig. Voor de geoefende uitvoerder is deze handeling een procesmatig gebeuren waar hij met zeer veel zorg en bedachtzaamheid instaat. Wanneer een buitenstaander dit gebruik wil overnemen of beoefenen zal deze merken dat het niet eenvoudig is. Zo is integreren in een nieuwe context vaak moeilijker dan gedacht. Mensen lopen tegen zaken aan waarvoor ze niet de juiste skills hebben om met de situatie om te gaan. Deze skills kunnen wel vervaardigd worden en gaan dan deel uitmaken van de ritmiek van hun dagelijks leven. Ze kunnen dan even bedachtzaam en met de nodige nuances omgaan met de situaties.
Een kanttekening bij dit uitwisselen van skills is dat dit kan leiden tot de verdwijning van cultuurspecifiek vakmanschap of het samenkomen in nieuwe gebruiken of mengvormen hiervan. Ingold spreekt met respect over de vaardigheden die mensen beschikken en pleit voor het erkennen van de complexiteit die erbij komt kijken. De vaardigheden, kennis en bedachtzaamheid die nodig is om met de nodige nuance te manoeuvreren binnen een cultuur lijken te verdwijnen door het samenkomen van deze culturen.
Citaten
Starting and stopping, as this passage reveals, is not the same as beginning and ending. Between beginning and ending the practitioner’s movements are continually and subtly responsive to the ever-changing conditions of the task as it proceeds. Between starting and stopping, by contrast, he has nothing to do but to leave the system to run its course, according to settings determined in advance. Thus whereas for the craftsman the intervals between ending and beginning again are pauses for rest, for the machine operative those between stopping and restarting are when all the significant action takes place: when plans are laid, instruments reset and materials assembled. (Ingold, 2021, p. 59)
Ingold stelt een verschil tussen starten-stoppen en beginnen-eindigen vast. We zijn allen geneigd over een proces te denken in termen van starten en stoppen, maar Ingold meent dat dit verkeerd is en vindt dat we eerder zouden moeten denken in termen van beginnen en eindigen. De termen “start” en “stop” houden weinig tot geen rekening met externe, contextuele factoren. De stappen die worden doorlopen staan vast en worden steeds op dezelfde wijze uitgevoerd. De termen begin en einde bieden hier wel ruimte voor. De context, die steeds veranderende factoren bevat, wordt in rekening gebracht en maakt dat de handelingen tussen de processen van elkaar verschillen. Daarenboven vormt elk einde een nieuw begin, begin en einde vormen samen een continuüm. Dit is een belangrijk inzicht in kader van het procesmatig karakter van het gebruik van gereedschap.
Thus in relation between hand and saw there lies a fundamental asymmetry. The hand can bring itself into use, and in its practised movements can tell the story of its own life. But the saw relies on the hand for its story to be told. Or more generally, while extra-somatic tools have biographies, the body is both biographer and auto-biographer. (Ingold, 2021, p. 57)
Ingold plaatst in zijn tekst de relatie tussen mens en zijn gereedschap op de voorgrond. Daarom achten wij het inzicht over de asymmetrie van deze relatie zeer belangrijk. Dit citaat geeft weer wat onder “Fundamentele asymmetrie” beschreven werd. Ingold vertelt hier dat er een asymmetrie is tussen het lichaam en het gereedschap en gebruikt hiervoor een voorbeeld, namelijk de relatie tussen de hand en de zaag. De hand kan zelf initiatief nemen en bewegingen orkestreren, terwijl de zaag afhankelijk is van de bewegingen van de hand. Dit maakt de hand tot autobiograaf en biograaf van de zaag.
REFERENTIE
- Ingold, T. (2021). Walking the plank. Meditations on a process of skill. Being alive. Routledge. p. 51 - 62
- Superdiversiteit. (z.d.). De Ambrassade. https://ambrassade.be/nl/toolbox-diversiteit/meer-weten-over/superdiversiteit