Weven
Het beeld dat hier wordt weergegeven is een mooie illustratie van Ingolds visie in deze tekst. Op de foto zien we mensen die manden maken. Ingold probeert een alternatieve visie te formuleren op de traditionele idee die wij hebben over het maken van dingen. Het maken is volgens hem een wisselwerking tussen mensen en de materialiteit van dingen in een bepaalde omgeving. Het weven van manden wordt gebruikt om deze alternatieve visie te ondersteunen. Zo is het weven van manden een creatief proces dat tot stand komt in interactie met de mandenmaker en de specifieke eigenschappen van het materiaal waarmee hij aan de slag gaat. Op de afbeelding worden verschillende soorten manden afgebeeld. Afhankelijk van de culturele achtergrond, de specifieke eigenschappen van het materiaal, kwaliteiten van de maker alsook de interactie die daartussen ontstaat, zullen verschillende vormen van manden ontstaan. |
AuteurProfessor Timothy Ingold is een Britse onderzoeker in de antropologie. Hij doet onderzoek naar het totaalbeeld van de mens, zoals naar culturele eigenschappen, sociale gedragingen enzovoort. Doorheen zijn loopbaan als onderzoeker aan de universiteit gaf hij een aantal jaren les in vakken zoals ‘inleiding in antropologie’. Vanuit zijn lespraktijk kunnen we afleiden dat hij een breed interesseveld heeft binnen de antropologie, waarbij hij steeds vertrekt vanuit de dagelijkse praktijk zoals manden weven, cello spelen enzovoort. Dat is ook te zien in zijn onderzoeksonderwerpen. Een aantal voorbeelden zijn:
Ingold heeft aandacht voor wat het betekent om ‘iets’ te maken in interactie met de omgeving. Kijk maar naar zijn onderzoek over manden weven. Ingold wil met zijn onderzoek een bijdrage leveren aan het samenleven van vandaag en morgen. Hij wil nooit louter informatieve artikels of boeken schrijven. Hij wil de lezer meenemen vanuit een zorg om de wereld en ons (samen)leven in die wereld. Een zorg voor het verder bestaan van onze aarde en hoe wij als mens, samen met de natuur, iets kunnen doen bijvoorbeeld tegen klimaatverandering. Hij wil het leven in de wereld benadrukken en voornamelijk de relatie die de mens heeft met de wereld. We staan niet alleen in deze wereld, kijk maar naar de klimaatverandering hoe deze een grote invloed heeft op ons leven. We worden gedwongen om rekening te houden met de natuur. Tot slot is Ingold, hoewel hij reeds met pensioen is, nog steeds een actief onderzoeker. Zo publiceerde hij in 2020 nog het volgende onderzoek: “Kunst ontmoeten met woorden: De filosoof als antropoloog”. |
Probleemstelling in relatie tot de kwesties
Volgens Ingold is de manier waarop we ons verhouden ten opzichte van dingen of van de omgeving problematisch. Zelf geeft hij het voorbeeld van het maken van een mand waarbij wij als mensen ons een beeld kunnen vormen over hoe de mand eruit zal zien en dit vervolgens gaan realiseren. We veronderstellen dat we van ons mentale beeld de werkelijkheid zullen maken. We gaan er als mens dus vanuit dat we een idee in ons hoofd kunnen projecteren op onze omgeving. Ingold geeft echter aan dat materiaal daar ook iets in te zeggen heeft, dit maakt bepaalde zaken mogelijk en andere niet. Maken is, volgens Ingold, een proces waarbij je als mens in interactie treedt met het materiaal dat je vorm wilt geven. Daarom is een artefact dus niet iets dat uitsluitend ontstaat vanuit mensen die krachten uitoefenen op materiaal, maar vanuit een wisselwerking tussen krachten. Het materiaal kan breken, asymmetrisch zijn, verkleuren,...
Hoe de mens zich verhoudt tot het materiaal van een mand, is vergelijkbaar met hoe de mens zich verhoudt tot de aarde. Te vaak wordt er vanuit gegaan dat wij ons beeld van een ideale wereld kunnen projecteren op de aarde, zonder rekening te houden met de kracht of de weerstand van de aarde en zonder in interactie te treden met de aarde.
We leven in een nieuw tijdperk, waarin we beseffen dat de mens onomkeerbare invloed heeft op de aarde. Dit wordt het Antropoceen genoemd. Toch kunnen wij ons beeld van de ideale aarde niet zomaar projecteren op de aarde zelf. De aarde, met alles en iedereen die daarop leeft, heeft ook invloed op ons. Er is sprake van interactie, voorbeelden hiervan zijn de milieuproblematiek of de klimaatopwarming. Wanneer we dit terugkoppelen naar het weven van een mand, zien we dat in beide gevallen het materiaal ook weerstand biedt en invloed heeft. Het oefent ook een kracht uit. Het uiteindelijke resultaat is niet exact wat de mens voor ogen had.
Hoe de mens zich verhoudt tot het materiaal van een mand, is vergelijkbaar met hoe de mens zich verhoudt tot de aarde. Te vaak wordt er vanuit gegaan dat wij ons beeld van een ideale wereld kunnen projecteren op de aarde, zonder rekening te houden met de kracht of de weerstand van de aarde en zonder in interactie te treden met de aarde.
We leven in een nieuw tijdperk, waarin we beseffen dat de mens onomkeerbare invloed heeft op de aarde. Dit wordt het Antropoceen genoemd. Toch kunnen wij ons beeld van de ideale aarde niet zomaar projecteren op de aarde zelf. De aarde, met alles en iedereen die daarop leeft, heeft ook invloed op ons. Er is sprake van interactie, voorbeelden hiervan zijn de milieuproblematiek of de klimaatopwarming. Wanneer we dit terugkoppelen naar het weven van een mand, zien we dat in beide gevallen het materiaal ook weerstand biedt en invloed heeft. Het oefent ook een kracht uit. Het uiteindelijke resultaat is niet exact wat de mens voor ogen had.
Antwoorden op probleemstellingOm een antwoord te bieden op de huidige problematische houding van de mens ten opzichte van de wereld en de dingen, waarbij de mens iets oplegt aan de wereld, pleit Ingold voor twee zaken. Enerzijds pleit hij voor een heel andere kijk op het maken van dingen en anderzijds voor het centraal stellen van de betrokkenheid van mensen naar dingen. Wat betreft de andere kijk op het maken van dingen, geeft Ingold betekenis aan vaardigheden als die van een vakman. Volgens hem vinden deze vaardigheden van de vakman plaats in een krachtenveld tussen mens en wereld. Zoals de wever die het oppervlak van de mand opbouwt in interactie met de stengels. Deze stengels kunnen asymmetrisch zijn en de wever transformeert dit oppervlak in relatie tot deze stengels. Hij pleit met andere woorden dat mens en wereld in wederzijdse interactie staan met elkaar en dat deze wederzijdse interactie ook werkelijk tot stand komt bij het maken van dingen.
|
Dit brengt ons bij het tweede element van zijn antwoord, namelijk: het centraal stellen van betrokkenheid tussen mensen en dingen. Het gaat voor hem met andere woorden om het aanvoelen van de mens ten opzichte van de wereld. Hij gebruikt hierbij nogmaals het voorbeeld van het weven van een mand om de relatie tussen mens en wereld anders te bekijken. De wever transformeert de stengels tot een mand met een zekere mate van ‘feeling’ met het materiaal. De vakman dient deze ‘feeling’, dit aanvoelen, meester te worden door beroep te doen op vaardigheden zoals zorg, oordeelsvermogen en behendigheid. We kunnen hieruit concluderen dat zijn antwoord een pleidooi is voor een nieuwe vorm van antropocentrisme. Een nieuwe vorm van antropocentrisme waar de mens niet centraal staat en niet louter wordt beschouwd als uitvoerder van wat een ding in de wereld aanbiedt, maar waarbij het ding de mens uitnodigt tot ‘skilled activity’. Deze activiteiten maken van mensen creatieve, betrokken mensen die de wereld mee maken of ‘weven’. Met andere woorden: creatieve mensen die een engagement aangaan met de dingen, maar ook met de wereld. |
Centrale concepten
Concept 1 |
Weven - surface, force, form
Ingold gaat bij het formuleren van zijn antwoorden op de hoofdvraag in op wat er gebeurt bij het weven van een mand Hij stelt dat de mand niet gemaakt wordt zoals we dit doorgaans begrijpen. Hierbij verwijst hij naar voorbeelden zoals de smid die inwerkt op de oppervlakte van het gesmolten metaal, de pottenbakker die het oppervlak van de klei vormgeeft en bewerkt met zijn handen, etc. Dit zien we anders bij het weven van een mand. Hierbij wordt het oppervlak van de mand eerder opgebouwd door de stengels op een bepaalde manier te transformeren. Wanneer de wever de stengels met kracht manipuleert, oefenen de stengels ook kracht uit. Ze duwen terug en geven zo mee vorm aan het oppervlak dat wordt opgebouwd. Het is duidelijk dat er kracht van buitenaf, door de wever, wordt uitgeoefend om het oppervlak vorm te geven. Daarnaast voelt de maker ook dat de stengels van binnenuit kracht uitoefenen en zo mee de vorm van de mand bepalen. Hierdoor ontstaat er een krachtenveld tussen de handelingen van de wever en de weerbarstige stengels. Volgens de courante opvatting rond maken, zou de vorm tot stand komen vanuit het idee en beeld dat de wever heeft en oplegt aan de stengels. Zo maakt hij de mand. Volgens Ingold speelt er echter ook een interne kracht van de stengels mee waardoor dit beeld niet volledig opgelegd kan worden. Weven is dus een oppervlakte opbouwen binnen een veld van krachten. Hij ziet weven ook als een vorm van groeien, waarin de mand groeit in het krachtenveld en in de interactie tussen maker, materiaal en omgeving. |
Groeien versus maken
Over het algemeen worden groeien en maken als twee afzonderlijke begrippen gezien, met een duidelijk onderscheid. Organismen groeien op basis van de genen die reeds in het organismen ‘zitten’, ze nemen een bepaalde vorm aan. Ze groeien van binnenuit: er is geen bewerking of toevoeging van buitenaf. Artefacten daarentegen, worden vormgegeven door mensen Ze bewerken (harde) materialen zoals hout of ijzer van buitenaf. Deze opvatting stelt dat organismen van binnenuit groeien en dat materialen zich aan de menselijke maker presenteren, zodat het materiaal kan gevormd worden tot een artefact. Dit wordt door Ingold geproblematiseerd. Voor Ingold liggen de begrippen groeien en maken veel dichter bij elkaar dan de klassieke opvatting doet uitschijnen. Hij toont aan dat wanneer we iets maken, het materiaal (van binnenuit) ook invloed heeft op het uiteindelijke resultaat. Zo hebben de stengels om de mand te weven bijvoorbeeld een invloed op de wever. Ingold argumenteert dat mens en materiaal in interactie werken met elkaar om een artefact te realiseren, op te bouwen. Zoals eerder gezegd wordt de houding die wij als mensen vaak aannemen ten opzichte van dingen door Ingold geproblematiseerd. Het dichter bij elkaar brengen van de begrippen groeien en maken kan ons op een andere manier doen denken over onze verhouding met de omgeving. |
Concept 2 |
Concept 3 |
Skilled engagement
Om duidelijk te maken dat het onderscheid tussen groeien en maken toch niet zo sterk is als men zou denken, heeft Ingold het onder andere over “skilled engagement”. In dit concept kunnen we twee belangrijke termen terugvinden: skill en engagement. Engagement wijst op de manier waarop wij als mensen in relatie staan tot de dingen in onze omgeving. Dit engagement is wederzijds, mensen oefenen kracht uit op dingen en vice versa. Het is een samenwerking van de mens en de materialiteit van de dingen, die samen in een interactie treden in het proces van het “maken”. Wanneer we het over betrokkenheid of engagement hebben toont dit zich altijd in concrete praktijken, in het zich vaardig maken. Hier zien we de tweede term, skill of vaardigheid, naar voren komen. Ingold wil dus duidelijk maken dat het bij het maken van dingen, zoals een mand, niet louter gaat om cognitie. We mogen het maken van dingen dus niet zien als een beeld of idee in het hoofd van de vakman dat zich later laat projecteren op ruwe materialen. Het is eerder een voortdurende betrokkenheid van mensen en materialen in een omgeving. De vakman oordeelt voortdurend welke aanpak op dat moment het beste zou zijn om aan dit specifieke materiaal vorm te geven. |
Citaten
According to the standard view, … , form is fully explicable in terms of the design that gives rise to it. Once you have accounted for the genesis of the design you have, to all intents and purposes, explained the form. (p. 344) Ingold introduceert hier een nieuw perspectief. Volgens hem kunnen we als mens de omgeving niet zomaar naar onze hand zetten, bij het maken van voorwerpen spelen materialen een actieve rol. Bij het weven van een mand kunnen we de idee die we in ons hoofd hadden niet volledig tot uiting brengen op het voorwerp zelf. De omgeving en het materiaal waaruit het voorwerp gemaakt wordt spelen ook een rol. De vorm van de mand wordt onder andere bepaald door hoe de stengels met elkaar verweven worden, waardoor een unieke spiraalvorm opgebouwd. Dit wordt beïnvloed door de wever, maar ook de stengels zelf. Bij het maken van een mand wordt al snel duidelijk dat de verschillende stengels niet in dezelfde vorm gebracht kunnen worden die men oorspronkelijk in het hoofd had. De vorm van de mand komt namelijk tot stand in een krachtenveld waarin sprake is van interactie tussen de wever en de materialen waarmee de mand gemaakt wordt. De afgewerkte mand is het resultaat van verschillende krachten die aan het werk zijn. In een samenspel van menselijke en niet-menselijke actoren, in een bepaalde context, komen voorwerpen zoals een mand tot stand. Er is steeds sprake van een relatie tussen de verschillende actoren die de mand tot stand brengen. Deze relatie is ook te linken aan het concept ‘skilled engagement’ |
Dit citaat verduidelijkt het traditioneel perspectief rond het maken van voorwerpen. We hebben als mens een bepaald beeld in ons hoofd van hoe een voorwerp eruit dient te zien en we gaan ervan uit dat we materialen kunnen manipuleren naar dat ideale beeld. Bij het maken van voorwerpen speelt de mens volgens dit perspectief een actieve rol en de omgeving een passieve rol. De mens manipuleert de omgeving. De materialen spelen geen actieve rol en kunnen gewoon door de mens naar de hand gezet worden. Dit traditionele perspectief gaat ervan uit dat een wever een mand exact zo zal kunnen maken als het ontwerp in zijn hoofd. Ingold problematiseert deze visie.
The actual, concrete form of the basket, however, does not issue from the idea. It rather comes into being through the gradual unfolding of that field of forces set up through the active and sensuous engagement of practitioner and material. This field is neither internal to the material nor internal to the practitioner (hence external to the material); rather, it cuts across the emergent interface between them. Effectively, the form of the basket emerges through a pattern of skilled movement, and it is the rhythmic repetition of that movement that gives rise to the regularity of form. (p. 342) |
REFERENTIE
Ingold, T. (2000). On weaving a basket. In: Ingold, T. (2000). The perception of the environment. Essays on livelihood, dwelling and skill. London: Routledge, p. 339- 348.
Ingold, T. (2000). On weaving a basket. In: Ingold, T. (2000). The perception of the environment. Essays on livelihood, dwelling and skill. London: Routledge, p. 339- 348.