Examenpaper van Theys Mattias
INLEIDING
De gekozen praktijk is het project Solidair Mobiel Wonen (SMW) van Samenlevingsopbouw Brussel. Het is een woonproject waarbij duurzame woonunits gebouwd worden op braakliggend terrein in de stadsomgeving. Belangrijk hierbij te vermelden is dat het gaat over een intense samenwerking en co-creatieproces tussen de initiatiefnemers van Samenlevingsopbouw en de toekomstige bewoners zelf. In het huidige stadium van het project dat lopende is zijn er acht deelnemers in een traject waarbij ze zelf mee zullen denken, ontwerpen en bouwen aan de woonunits. Het project heeft een drievoudig doel: een (tijdelijke) woonoplossing bieden voor thuislozen, het gebruik van braakliggend terrein in de stad en het dynamiseren van de stedelijke omgeving en de buurtbewoners. Momenteel is de bouw van de units volop bezig. Ik zal in mijn argumentatie over de pedagogische werkzaamheid ook gebruik maken van de doelen die het project zich stelt, niet enkel op de fase waar het project zich nu in bevindt.
In de verdere bespreking van deze praktijk wil ik gebruik maken van twee concepten die met deze publieke pedagogiek te maken hebben: duurzaamheid en superdiversiteit. In mijn analyse baseer ik me op de website van het project en op eigen voorkennis over het project (Samenlevingsopbouw Brussel, 2021). In het verleden heb ik een interview afgenomen van de projectverantwoordelijke, mevr. Bruyneel, hierop baseer ik mijn kennis over de praktijk.
SMW is een duurzaam project: in het engagement dat de kern van het project uitmaakt wordt gesteld dat de woonunits zullen gebouwd worden op braakliggend terrein zonder rechtstreekse invulling. Het gebruik van dit terrein is een zeer bewuste keuze, De (openbare) ruimte in stedelijke omgeving is reeds beperkt, dit project wil geen deel uitmaken van dit probleem en dus ook geen extra ruimte claimen. Eerder vullen ze dus bestaand, ongebruikt of in onbruik geraakt terrein in. De omgeving is ook in deze geen statisch gegeven die gewoon dient als decor voor hetgeen de mens bepaald. SMW engageert zich om bewust te worden van de relatie met de omgeving en hier mee interactie te treden. Zo kan de bodem dienen als toekomstig stadstuintje voor de bewoners en worden voor de bouw duurzame materialen gebruikt. De impact die dergelijk project heeft op een buurt wordt ook niet onderschat. Er wordt actief samengewerkt om dit project optimaal te integreren. Ook dit is een duurzame manier van interactie met de omgeving.
Dit is zoals eerder vermeld ook deel van hun drieledige doelstelling om mede-actor te zijn in de stedelijke omgeving waarin ze zich bevinden.
Vandaag leven we in een superdiverse samenleving. Het is een stelling die vanzelfsprekend klinkt maar het daarom nog niet is. Het is echter een vaststelling van de huidige realiteit. Superdivers is geen grotere versie van diversiteit maar duidt op de fase en samenstelling van de samenleving. De meerderheid wordt overheerst door minderheden. Er is geen dominant patroon meer te ontdekken anders dan dat minderheden de meerderheid beslaat. Deze vaststelling komt met nieuwe uitdagingen, uitdagingen waar ons huidig denkbeeld van de maatschappij nog niet voor aangepast is. Een golf van verbazing (en verontwaardiging) over de vaststelling dat een derde van de bevolking in België van buitenlandse herkomst is zoals blijkt uit data van Statbel, is dan geen verrassing (Lefevere, 2021).
Termen zoals omvolking worden dan in het rond gegooid. De idee van superdiversiteit is duidelijk nog niet ingeburgerd. De reden waarom ik deze idee van superdiversiteit hier beschrijf is omdat SMW hierop inspeelt. SMW is een project dat mee een antwoord wil bieden aan een uitdaging van de superdiverse samenleving die niet meer homogeen autochtoon is. Hiermee wil ik niet zeggen dat SMW zich focust op allochtonen als doelgroep. SMW moet zich als project manifesteren in een superdiverse realiteit en wil hierop inspelen door van de diversiteit van de omgeving een sterkte te maken. Het samenbrengen van mensen in de gemeenschap, de gewoontes en denkwijzen is een centraal element in dit woonproject. Een collectieve ruimte waar mensen, de bewoners, kunnen samenkomen is een hoeksteen van het project. Het is dus meer dan gewoon het samen bouwen van enkele woonunits, het is in feite het creëren van een nieuwe gemeenschap.
De gekozen praktijk is het project Solidair Mobiel Wonen (SMW) van Samenlevingsopbouw Brussel. Het is een woonproject waarbij duurzame woonunits gebouwd worden op braakliggend terrein in de stadsomgeving. Belangrijk hierbij te vermelden is dat het gaat over een intense samenwerking en co-creatieproces tussen de initiatiefnemers van Samenlevingsopbouw en de toekomstige bewoners zelf. In het huidige stadium van het project dat lopende is zijn er acht deelnemers in een traject waarbij ze zelf mee zullen denken, ontwerpen en bouwen aan de woonunits. Het project heeft een drievoudig doel: een (tijdelijke) woonoplossing bieden voor thuislozen, het gebruik van braakliggend terrein in de stad en het dynamiseren van de stedelijke omgeving en de buurtbewoners. Momenteel is de bouw van de units volop bezig. Ik zal in mijn argumentatie over de pedagogische werkzaamheid ook gebruik maken van de doelen die het project zich stelt, niet enkel op de fase waar het project zich nu in bevindt.
In de verdere bespreking van deze praktijk wil ik gebruik maken van twee concepten die met deze publieke pedagogiek te maken hebben: duurzaamheid en superdiversiteit. In mijn analyse baseer ik me op de website van het project en op eigen voorkennis over het project (Samenlevingsopbouw Brussel, 2021). In het verleden heb ik een interview afgenomen van de projectverantwoordelijke, mevr. Bruyneel, hierop baseer ik mijn kennis over de praktijk.
SMW is een duurzaam project: in het engagement dat de kern van het project uitmaakt wordt gesteld dat de woonunits zullen gebouwd worden op braakliggend terrein zonder rechtstreekse invulling. Het gebruik van dit terrein is een zeer bewuste keuze, De (openbare) ruimte in stedelijke omgeving is reeds beperkt, dit project wil geen deel uitmaken van dit probleem en dus ook geen extra ruimte claimen. Eerder vullen ze dus bestaand, ongebruikt of in onbruik geraakt terrein in. De omgeving is ook in deze geen statisch gegeven die gewoon dient als decor voor hetgeen de mens bepaald. SMW engageert zich om bewust te worden van de relatie met de omgeving en hier mee interactie te treden. Zo kan de bodem dienen als toekomstig stadstuintje voor de bewoners en worden voor de bouw duurzame materialen gebruikt. De impact die dergelijk project heeft op een buurt wordt ook niet onderschat. Er wordt actief samengewerkt om dit project optimaal te integreren. Ook dit is een duurzame manier van interactie met de omgeving.
Dit is zoals eerder vermeld ook deel van hun drieledige doelstelling om mede-actor te zijn in de stedelijke omgeving waarin ze zich bevinden.
Vandaag leven we in een superdiverse samenleving. Het is een stelling die vanzelfsprekend klinkt maar het daarom nog niet is. Het is echter een vaststelling van de huidige realiteit. Superdivers is geen grotere versie van diversiteit maar duidt op de fase en samenstelling van de samenleving. De meerderheid wordt overheerst door minderheden. Er is geen dominant patroon meer te ontdekken anders dan dat minderheden de meerderheid beslaat. Deze vaststelling komt met nieuwe uitdagingen, uitdagingen waar ons huidig denkbeeld van de maatschappij nog niet voor aangepast is. Een golf van verbazing (en verontwaardiging) over de vaststelling dat een derde van de bevolking in België van buitenlandse herkomst is zoals blijkt uit data van Statbel, is dan geen verrassing (Lefevere, 2021).
Termen zoals omvolking worden dan in het rond gegooid. De idee van superdiversiteit is duidelijk nog niet ingeburgerd. De reden waarom ik deze idee van superdiversiteit hier beschrijf is omdat SMW hierop inspeelt. SMW is een project dat mee een antwoord wil bieden aan een uitdaging van de superdiverse samenleving die niet meer homogeen autochtoon is. Hiermee wil ik niet zeggen dat SMW zich focust op allochtonen als doelgroep. SMW moet zich als project manifesteren in een superdiverse realiteit en wil hierop inspelen door van de diversiteit van de omgeving een sterkte te maken. Het samenbrengen van mensen in de gemeenschap, de gewoontes en denkwijzen is een centraal element in dit woonproject. Een collectieve ruimte waar mensen, de bewoners, kunnen samenkomen is een hoeksteen van het project. Het is dus meer dan gewoon het samen bouwen van enkele woonunits, het is in feite het creëren van een nieuwe gemeenschap.
PEDAGOGISCHE WERKZAAMHEID
Graag wil ik in onderstaande tekst gebruik maken van inzichten van auteurs om mee te denken over de praktijk, SMW. Vanuit de effectieve praktijk, hetgeen het project doet, wil ik vertrekken om de inzichten aan te koppelen en van hieruit te denken hoe dit project zijn pedagogische werkzaamheid vervult.
Een eerste praktijk die ik wil bespreken is het co-creatieproces. SMW wil actief werk maken van het betrekken van de toekomstige bewoners van de woonunits bij het ontwerpen en bouwen van de units. Hierbij ligt de nadruk op het samenwerken om een gemeenschappelijk doel te bereiken. Er is hierbij niemand die zegt wat er moet of niet. De bewoners staan er uiteraard niet alleen voor, ze werken samen met externe partners zoals onder andere architectuurstudenten van de KU Leuven maar nooit is het de bedoeling dat er een partner expliciet de bovenhand neemt. Op afgesproken tijdstippen wordt er met iedereen aan tafel gezeten om de vooruitgang te bespreken. Soms wordt er in kleinere groepjes samengewerkt om bijvoorbeeld een kast te ontwerpen, hierbij wordt dan niet enkel een plannetje gegeven om de kast te bouwen maar wordt expertise van partners ingezet om de creativiteit van de bewoners tot uiting te laten komen. Het is in deze omgeving dat er dan ook geleerd kan worden om samen te werken en effectief ook iets te leren dat handig kan zijn voor de toekomst. Het is dit leerproces dat voor de deelnemers ook emanciperend moet werken, op deze manier wordt hun competentiegevoel actief versterkt.
Warin beschrijft in haar onderzoek een relatie tussen mensen die leren mogelijk maakt (Warin, 2018) . Leren vindt dan plaats in een context, in de praktijk, tussen mensen die samen een (figuurlijke) weg afleggen (guided discovery). De idee is dat op dergelijke wijze er tot leren kan gekomen worden omdat de mens en zijn context mee wordt betrokken. Een gelijkaardig traject wordt ook doorlopen in SMW zoals hierboven beschreven. Bewoners zijn partners op een traject om kennis te vergaren in een relatie met partners in een bepaalde context, het gaat dus niet slechts over gedecontextualiseerde kennis omzetten naar de eigen leefwereld. De kennis wordt gedeeld in diezelfde leefwereld, wordt geconstrueerd in de praktijk en dat is een belangrijk verschil met praktijken die bijvoorbeeld lespakketten zouden aanbieden om mensen te leren een kast te bouwen. Een verder suggestie voor de praktijk vanuit de casus van Warin zou kunnen zijn om een groter doelpubliek aan te spreken met dit leerproces. Momenteel nemen er slechts acht mensen deel aan SMW, in de toekomst hoopt men dit uit te breiden. Hopelijk worden de huidige deelnemers dan ook mee ingezet om hun lokale kennis door te geven. Op die manier blijft het leerproces in de praktijk contextgebonden.
In de vorige alinea wordt het leerproces dat de deelnemers doorlopen beschreven als een proces van lokale kennisproductie. Een volgend belangrijk element om bij dit proces te bespreken, is het gevoel bij dit leren. SMW engageert zich om te allen tijde de vinger aan de pols te houden over wat de participanten voelen bij het leerproces. Hoe ze zich in relatie tot hun medeparticipanten verhouden acht de coördinator van dit project als zeer belangrijk om op te volgen. Tijdens de bijeenkomsten wordt er regelmatig tijd vrijgemaakt om elkaar feedback te geven over het proces en waarmee ze bezig zijn.
Roussel bespreekt in zijn tekst het belang emplacement als perspectief om naar leren te kijken (Roussel, 2016). Emplacement binnen een (interdisciplinaire) leeromgeving betekent dan het op zijn plaats zitten, het zich goed voelen. SMW zet hier zoals hierboven ook sterk op in. Een opmerking die hierbij wel gemaakt dient te worden is dat Roussel spreekt over het goed voelen in de onderlinge relaties tussen mensen, plaatsen, objecten... Dit bredere relationele aspect ontbreekt nog in de praktijk van SMW. Momenteel blijft het bij een focus op de intermenselijke relaties, een suggestie is dus om dit perspectief breder te maken en bewust de plaats, gebruikte materialen, etc mee deel te laten uitmaken van dit proces. Op die manier kan het voor participanten aan SMW ook bevrijdend werken om bewust te worden van de omgeving en die dus ook actief mee te construeren. Dit samen construeren beschrijft Roussel als dwelling.
SMW maakt gebruik van braakliggend terrein in Jette. Zoals reeds eerder beschreven, doen ze dit bewust. Op deze manier wordt geen extra grond ontgonnen en krijgt een bestaande buurt een herwaardering. Het is in het decor van dit terrein dat SMW tracht om een op een verantwoorde manier tracht om te gaan met de wereld. Zo hebben ze plannen om een stadstuintje te starten waar verse groenten kunnen worden gekweekt, komt er een collectieve ruimte waar plaats is voor gesprek, creativiteit en het samen maken. Belangrijk is dat deze ruimte een gedeelde verantwoordelijkheid is van alle bewoners van de units. Deze verantwoordelijkheid moet de basis vormen van goede relaties met de omgeving, die niet enkel bestaat uit mensen maar dus ook uit de planten in de tuin, het hout in de werkplaats en de zelfgekweekte groenten in de keuken.
Deze idee van gedeelde verantwoordelijkheid beschrijven ook Taylor en Giugni in hun essay over de Common Worlds (Taylor & Giugni, 2012). Het is een aanzet tot een andere manier van omgaan met de wereld waarin we ons bevinden, een wereld waarin we allemaal verantwoordelijkheid dragen. Taylor en Giugni beschrijven dit in de context van de vroege kindertijd maar de denkoefening kan uitgebreid worden naar andere gemeenschappen. Zo dus ook naar de gemeenschap die SMW is. De plek waarop ze zich bevinden moet een ontmoetingsplaats zijn voor mensen en dingen allerhande. Er zijn mogelijkheden om in aanraking te komen met mensen of dingen die je vreemd zijn (Queer Kin in de tekst van Taylor en Giugni) en hier op gepaste wijze mee om te gaan. Er kan bijvoorbeeld een nieuwe bewoner bijkomen die een huisdier heeft, elk van de andere bewoners komt hier mee in aanraking en heeft de verantwoordelijkheid (of moet de uitdaging aangaan) om hiermee om te gaan.
Een aspect waar hiervoor nog niet specifiek werd op ingezoomd zijn de participanten van dit project: wie zijn dit? Het gaat over acht thuislozen, mensen zonder vaste thuis. Mensen die aan de rand van de maatschappij opereren en moeten knokken voor een plaats in de samenleving. Thuisloos is ook een bewust gekozen term hier: SMW benadrukt dat het om meer gaat dan enkel geen dak boven het hoofd te hebben, het niet hebben van vaste plaats om naar terug te keren is teken van “ontankering” in een mensenleven. SMW wil dus een met de woonunits een anker bieden, een deel stabiliteit brengen in hun levens. SMW biedt hun dus een hulplijn door een gemeenschap te vormen en door hun aanwezigheid te erkennen binnen die gemeenschap in tegenstelling tot de maatschappij waar hun aanwezigheid voornamelijk genegeerd wordt. Door het project krijgen ze een stem en worden ze op een gelijke manier behandeld, ze worden deel van een groter geheel waar ze voorheen niet toe behoorden.
Een auteur die ook de aanwezigheid (presence) niet negeert is Darling. Hij bouwt zijn argument voor een samenleving waar aanwezigheid in gestelde samenleving voldoende grond is om gelijk te worden behandeld, burgerschap te verkrijgen (Darling, 2014). Hij illustreert dit met de positie van immigranten in de stad. Wat er in SMW gebeurt is een gelijkaardige beweging: hun aanwezigheid wordt niet (meer) genegeerd: binnen het project is het niet afhankelijk van de goodwill van iemand anders of ze al dan niet hun zegje mogen doen. SMW kan een voorbeeldfunctie hebben voor de samenleving door de manier waarop ze met mensen omgaat op basis van louter hun aanwezigheid. Deze idee van aanwezigheid in de gemeenschap gecreëerd door SMW in Jette zal nog zijn uitwerking krijgen wanneer de woonunits afgewerkt zijn en een bruisend gemeenschapsleven kan bloeien.
Graag wil ik in onderstaande tekst gebruik maken van inzichten van auteurs om mee te denken over de praktijk, SMW. Vanuit de effectieve praktijk, hetgeen het project doet, wil ik vertrekken om de inzichten aan te koppelen en van hieruit te denken hoe dit project zijn pedagogische werkzaamheid vervult.
Een eerste praktijk die ik wil bespreken is het co-creatieproces. SMW wil actief werk maken van het betrekken van de toekomstige bewoners van de woonunits bij het ontwerpen en bouwen van de units. Hierbij ligt de nadruk op het samenwerken om een gemeenschappelijk doel te bereiken. Er is hierbij niemand die zegt wat er moet of niet. De bewoners staan er uiteraard niet alleen voor, ze werken samen met externe partners zoals onder andere architectuurstudenten van de KU Leuven maar nooit is het de bedoeling dat er een partner expliciet de bovenhand neemt. Op afgesproken tijdstippen wordt er met iedereen aan tafel gezeten om de vooruitgang te bespreken. Soms wordt er in kleinere groepjes samengewerkt om bijvoorbeeld een kast te ontwerpen, hierbij wordt dan niet enkel een plannetje gegeven om de kast te bouwen maar wordt expertise van partners ingezet om de creativiteit van de bewoners tot uiting te laten komen. Het is in deze omgeving dat er dan ook geleerd kan worden om samen te werken en effectief ook iets te leren dat handig kan zijn voor de toekomst. Het is dit leerproces dat voor de deelnemers ook emanciperend moet werken, op deze manier wordt hun competentiegevoel actief versterkt.
Warin beschrijft in haar onderzoek een relatie tussen mensen die leren mogelijk maakt (Warin, 2018) . Leren vindt dan plaats in een context, in de praktijk, tussen mensen die samen een (figuurlijke) weg afleggen (guided discovery). De idee is dat op dergelijke wijze er tot leren kan gekomen worden omdat de mens en zijn context mee wordt betrokken. Een gelijkaardig traject wordt ook doorlopen in SMW zoals hierboven beschreven. Bewoners zijn partners op een traject om kennis te vergaren in een relatie met partners in een bepaalde context, het gaat dus niet slechts over gedecontextualiseerde kennis omzetten naar de eigen leefwereld. De kennis wordt gedeeld in diezelfde leefwereld, wordt geconstrueerd in de praktijk en dat is een belangrijk verschil met praktijken die bijvoorbeeld lespakketten zouden aanbieden om mensen te leren een kast te bouwen. Een verder suggestie voor de praktijk vanuit de casus van Warin zou kunnen zijn om een groter doelpubliek aan te spreken met dit leerproces. Momenteel nemen er slechts acht mensen deel aan SMW, in de toekomst hoopt men dit uit te breiden. Hopelijk worden de huidige deelnemers dan ook mee ingezet om hun lokale kennis door te geven. Op die manier blijft het leerproces in de praktijk contextgebonden.
In de vorige alinea wordt het leerproces dat de deelnemers doorlopen beschreven als een proces van lokale kennisproductie. Een volgend belangrijk element om bij dit proces te bespreken, is het gevoel bij dit leren. SMW engageert zich om te allen tijde de vinger aan de pols te houden over wat de participanten voelen bij het leerproces. Hoe ze zich in relatie tot hun medeparticipanten verhouden acht de coördinator van dit project als zeer belangrijk om op te volgen. Tijdens de bijeenkomsten wordt er regelmatig tijd vrijgemaakt om elkaar feedback te geven over het proces en waarmee ze bezig zijn.
Roussel bespreekt in zijn tekst het belang emplacement als perspectief om naar leren te kijken (Roussel, 2016). Emplacement binnen een (interdisciplinaire) leeromgeving betekent dan het op zijn plaats zitten, het zich goed voelen. SMW zet hier zoals hierboven ook sterk op in. Een opmerking die hierbij wel gemaakt dient te worden is dat Roussel spreekt over het goed voelen in de onderlinge relaties tussen mensen, plaatsen, objecten... Dit bredere relationele aspect ontbreekt nog in de praktijk van SMW. Momenteel blijft het bij een focus op de intermenselijke relaties, een suggestie is dus om dit perspectief breder te maken en bewust de plaats, gebruikte materialen, etc mee deel te laten uitmaken van dit proces. Op die manier kan het voor participanten aan SMW ook bevrijdend werken om bewust te worden van de omgeving en die dus ook actief mee te construeren. Dit samen construeren beschrijft Roussel als dwelling.
SMW maakt gebruik van braakliggend terrein in Jette. Zoals reeds eerder beschreven, doen ze dit bewust. Op deze manier wordt geen extra grond ontgonnen en krijgt een bestaande buurt een herwaardering. Het is in het decor van dit terrein dat SMW tracht om een op een verantwoorde manier tracht om te gaan met de wereld. Zo hebben ze plannen om een stadstuintje te starten waar verse groenten kunnen worden gekweekt, komt er een collectieve ruimte waar plaats is voor gesprek, creativiteit en het samen maken. Belangrijk is dat deze ruimte een gedeelde verantwoordelijkheid is van alle bewoners van de units. Deze verantwoordelijkheid moet de basis vormen van goede relaties met de omgeving, die niet enkel bestaat uit mensen maar dus ook uit de planten in de tuin, het hout in de werkplaats en de zelfgekweekte groenten in de keuken.
Deze idee van gedeelde verantwoordelijkheid beschrijven ook Taylor en Giugni in hun essay over de Common Worlds (Taylor & Giugni, 2012). Het is een aanzet tot een andere manier van omgaan met de wereld waarin we ons bevinden, een wereld waarin we allemaal verantwoordelijkheid dragen. Taylor en Giugni beschrijven dit in de context van de vroege kindertijd maar de denkoefening kan uitgebreid worden naar andere gemeenschappen. Zo dus ook naar de gemeenschap die SMW is. De plek waarop ze zich bevinden moet een ontmoetingsplaats zijn voor mensen en dingen allerhande. Er zijn mogelijkheden om in aanraking te komen met mensen of dingen die je vreemd zijn (Queer Kin in de tekst van Taylor en Giugni) en hier op gepaste wijze mee om te gaan. Er kan bijvoorbeeld een nieuwe bewoner bijkomen die een huisdier heeft, elk van de andere bewoners komt hier mee in aanraking en heeft de verantwoordelijkheid (of moet de uitdaging aangaan) om hiermee om te gaan.
Een aspect waar hiervoor nog niet specifiek werd op ingezoomd zijn de participanten van dit project: wie zijn dit? Het gaat over acht thuislozen, mensen zonder vaste thuis. Mensen die aan de rand van de maatschappij opereren en moeten knokken voor een plaats in de samenleving. Thuisloos is ook een bewust gekozen term hier: SMW benadrukt dat het om meer gaat dan enkel geen dak boven het hoofd te hebben, het niet hebben van vaste plaats om naar terug te keren is teken van “ontankering” in een mensenleven. SMW wil dus een met de woonunits een anker bieden, een deel stabiliteit brengen in hun levens. SMW biedt hun dus een hulplijn door een gemeenschap te vormen en door hun aanwezigheid te erkennen binnen die gemeenschap in tegenstelling tot de maatschappij waar hun aanwezigheid voornamelijk genegeerd wordt. Door het project krijgen ze een stem en worden ze op een gelijke manier behandeld, ze worden deel van een groter geheel waar ze voorheen niet toe behoorden.
Een auteur die ook de aanwezigheid (presence) niet negeert is Darling. Hij bouwt zijn argument voor een samenleving waar aanwezigheid in gestelde samenleving voldoende grond is om gelijk te worden behandeld, burgerschap te verkrijgen (Darling, 2014). Hij illustreert dit met de positie van immigranten in de stad. Wat er in SMW gebeurt is een gelijkaardige beweging: hun aanwezigheid wordt niet (meer) genegeerd: binnen het project is het niet afhankelijk van de goodwill van iemand anders of ze al dan niet hun zegje mogen doen. SMW kan een voorbeeldfunctie hebben voor de samenleving door de manier waarop ze met mensen omgaat op basis van louter hun aanwezigheid. Deze idee van aanwezigheid in de gemeenschap gecreëerd door SMW in Jette zal nog zijn uitwerking krijgen wanneer de woonunits afgewerkt zijn en een bruisend gemeenschapsleven kan bloeien.
BESLUIT
De centrale vraag waarop Latour in zijn boek een antwoord wil bieden is: Waar kunnen we landen?” (Latour, 2018). Wel, waarom niet landen in Jette, op een braakliggend terrein, bebouwd met units, voor te wonen en te leven, in de samenleving zoals die vandaag bestaat. SMW biedt een antwoord op uitdagingen die de samenleving, aangetast door toedoen van de mens, stelt. Dit woonproject is een plaats waar gezamenlijk zorg wordt voor gedragen, waar mensen en dingen samenkomen en elkaars leefwereld treffen. Hier wordt lokaal geleerd, hier wordt belang gehecht aan de gevoelens van de betrokkenen, hier wordt een gedeelde verantwoordelijkheid opgenomen voor de omgeving/wereld. Aanvullend op deze vraag van Latour brengen de concepten van de besproken auteurs ook extra handvatten om na te denken over de praktijk. Solidair mobiel wonen is misschien geen volledig sluitend antwoord op de uitdagingen waarvoor het staat maar het biedt mogelijkheden om ook hiermee aan de slag te gaan. Doorheen de tekst komen op basis van de auteurs ook suggesties naar voor om de praktijk te verbeteren. De collectieve ruimte kan in de toekomst bijvoorbeeld gebruikt worden voor gesprek om zo educatieve praktijken als problematiseren van de eigen praktijk mogelijk te maken (zie Schildermans et al. 2019).
De centrale vraag waarop Latour in zijn boek een antwoord wil bieden is: Waar kunnen we landen?” (Latour, 2018). Wel, waarom niet landen in Jette, op een braakliggend terrein, bebouwd met units, voor te wonen en te leven, in de samenleving zoals die vandaag bestaat. SMW biedt een antwoord op uitdagingen die de samenleving, aangetast door toedoen van de mens, stelt. Dit woonproject is een plaats waar gezamenlijk zorg wordt voor gedragen, waar mensen en dingen samenkomen en elkaars leefwereld treffen. Hier wordt lokaal geleerd, hier wordt belang gehecht aan de gevoelens van de betrokkenen, hier wordt een gedeelde verantwoordelijkheid opgenomen voor de omgeving/wereld. Aanvullend op deze vraag van Latour brengen de concepten van de besproken auteurs ook extra handvatten om na te denken over de praktijk. Solidair mobiel wonen is misschien geen volledig sluitend antwoord op de uitdagingen waarvoor het staat maar het biedt mogelijkheden om ook hiermee aan de slag te gaan. Doorheen de tekst komen op basis van de auteurs ook suggesties naar voor om de praktijk te verbeteren. De collectieve ruimte kan in de toekomst bijvoorbeeld gebruikt worden voor gesprek om zo educatieve praktijken als problematiseren van de eigen praktijk mogelijk te maken (zie Schildermans et al. 2019).
REFERENTIES
- Darling, J. (2014). From hospitality to presence. Peace review: A Journal of Social Justice, 26, 162-169, DOI: 10.1080/10402659.2014.9068
- Latour, B. (2018). Waar kunnen we landen? Politieke oriëntatie in het Nieuwe Klimaatregime. Octavo.
- Lefevere, F. (2021, 13 januari). Een derde van de bevolking in België is van buitenlandse herkomst of heeft buitenlandse nationaliteit. vrtnws.be. https://www.vrt.be/vrtnws/nl/2021/01/12/een-derde-van-de-belgen-heeft-buitenlandse-achtergrond-en-dat-i/
- Rousell, D. (2016). Dwelling in the Anthropocene: Reimagining University Learning Environments in Response to Social and Ecological Change. Australian Journal of Environmental Education, 32(2), 137–153.
- Samenlevingsopbouw Brussel. (2021). Solidair Mobiel Wonen. Solidair Mobiel Wonen. https://solidairmobielwonen.be/
- Taylor, A., & Giugni, M. (2012). Common Worlds: reconceptualising inclusion in early childhood communities. Contemporary Issues in Early Childhood, 13(2), 108–119. https://doi.org/10.2304/ciec.2012.13.2.108
- Vlieghe, J., Schildermans, H., Vandenabeele, J. (2019). Study Practices and the Creation of a Common World. Unearthing the dynamics of an urban farming initiative. Teoría de la Educación. Revista Interuniversitaria, 31 (2), 87-108
- Warin M. (2018). Information is not knowledge: Cooking and eating as skilled practice in Australian obesity education. The Australian Journal of Anthropology, 29, 108– 124.