Examenpaper van Flisse Peeters
PRAKTIJK
In de grauwe novembermaand organiseert Scouts Nijlen, waar ik zelf deel van uitmaak, een mosselfeest. Hiervoor sjorren ze jaarlijks een mosseltoren, een praktijk waarbij een gemeenschap aan het werk is. In wat volgt zal ik eerst deze praktijk uitgebreid beschrijven en vervolgens aan de hand van twee auteurs analyseren. Ik ga dieper in op wat voor soort werk er plaatsvindt en wat voor gemeenschap dit tot stand brengt. Ik sluit af met een pleidooi over de gemeenschapsvorming in deze concrete praktijk.
Het sjorren van een mosseltoren vraagt een zorgvuldige voorbereiding. De leden van Scouts Nijlen gaan reeds geruime tijd op voorhand uitgebreid in gesprek over het ontwerp van de toren. Ze willen de constructie van het jaar voordien immers overtreffen. Nadien schieten zowel leiding als leden in actie. Iedereen heeft zijn unieke bijdrage aan het resultaat. Oudere leden en leiding kunnen reeds sjorren, een techniek waarbij balken aan elkaar worden vastgemaakt met touw om grote, stevige constructies op poten te zetten. Sjorren is een echte kunst, die de nodige precisie en zorg vereist om tot een goed en stevig resultaat te komen. De constructie valt of staat met een goede sjorring en elke balk is essentieel. Oudere leden en leiding sjorren samen de toren. Hiervoor is een hele reeks aan handelingen nodig: balken halen, gaten boren, uitmeten, sjorren, klimmen, balken omhoog hijsen, nog meer sjorren… Dit gebeurt niet op een routinematige manier. Bovendien hebben jongeren van alle leeftijden gedurende heel het proces inspraak: “Zou je hier niet beter een langere balk gebruiken en hem vijf centimeter meer naar rechts hangen?”. Naast stabiliteit, wordt er ook aandacht besteed aan de esthetische kant, door bijvoorbeeld te zorgen dat de constructie enige symmetrie kent. Wanneer de toren af is, zorgen de jongsten, die heel het proces vol bewondering hebben gadegeslagen, voor inkleding zoals vlaggen en schilderingen. De toren ontvangt tijdens de mosselfeesten zowel complimenten als constructieve feedback van oud-leiding en bezoekers, waar men het jaar nadien mee aan de slag gaat. Na de mosselfeesten wordt de toren afgebroken en het materiaal op een correcte en duurzame manier weer opgeborgen. Om de afbraak op een veilige manier en met zorg voor het materiaal voor elkaar te krijgen, is weer precisie, bedachtzaamheid en teamwerk nodig.
Het proces van de mosseltoren kan omschreven worden als duurzaam, zowel op vlak van materiaal als kennis en vaardigheden. Tijdens het bouwen van de toren, leren de onervaren leden van de meer ervaringsdeskundigen welke materialen ze nodig hebben en hoe ze deze met zorg moeten hanteren. Het gaat zowel over technische kennis, zoals waar men aan moet denken bij het uittekenen van een constructie, als praktische kennis, bijvoorbeeld hoe een sjorring strak houden. Deze kennis wordt doorgegeven in de praktijk zelf. Zo leert iedereen deel te nemen aan het gebeuren en kan de specifieke kennis elk jaar opnieuw gebruikt worden, waardoor we dit kunnen omschrijven als duurzaam. De opbouw en de afbraak van de toren gebeuren op een zorgvuldige manier, voor de veiligheid, maar ook om de materialen intact te houden. Deze zijn immers niet onuitputbaar. Er heerst een besef dat, om de traditie voort te kunnen zetten, materialen zoals de balken nog lang mee dienen te gaan. De materialen zijn niet zomaar achtergrondelementen, maar aanwezig op de voorgrond als belangrijke actor, waar duurzaam mee wordt omgesprongen.
Door mijn jarenlange engagement binnen Scouts Nijlen, ken ik de praktijk van de mosseltoren door en door, waardoor ik een rijke beschrijving kan geven van de praktijk. Deze betrokkenheid maakt het echter ook moeilijker om afstand te nemen. Bovendien zijn er geen schriftelijke bronnen over het bouwen van de mosseltoren, waardoor buitenstaanders zich zelf niet kunnen verdiepen in deze praktijk.
Door te vertrekken vanuit Ingold (2006) en Kreber (2015), zal ik proberen een nieuw licht te schijnen op deze praktijk. Op deze manier tracht ik een analyse uit te voeren over waarom dit nu een waardevolle praktijk is, in het kader van gemeenschapseducatie. Zo probeer ik, ondanks mijn insider positie, verder te gaan dan hetgeen op het eerste zicht in het oog springt.
In de grauwe novembermaand organiseert Scouts Nijlen, waar ik zelf deel van uitmaak, een mosselfeest. Hiervoor sjorren ze jaarlijks een mosseltoren, een praktijk waarbij een gemeenschap aan het werk is. In wat volgt zal ik eerst deze praktijk uitgebreid beschrijven en vervolgens aan de hand van twee auteurs analyseren. Ik ga dieper in op wat voor soort werk er plaatsvindt en wat voor gemeenschap dit tot stand brengt. Ik sluit af met een pleidooi over de gemeenschapsvorming in deze concrete praktijk.
Het sjorren van een mosseltoren vraagt een zorgvuldige voorbereiding. De leden van Scouts Nijlen gaan reeds geruime tijd op voorhand uitgebreid in gesprek over het ontwerp van de toren. Ze willen de constructie van het jaar voordien immers overtreffen. Nadien schieten zowel leiding als leden in actie. Iedereen heeft zijn unieke bijdrage aan het resultaat. Oudere leden en leiding kunnen reeds sjorren, een techniek waarbij balken aan elkaar worden vastgemaakt met touw om grote, stevige constructies op poten te zetten. Sjorren is een echte kunst, die de nodige precisie en zorg vereist om tot een goed en stevig resultaat te komen. De constructie valt of staat met een goede sjorring en elke balk is essentieel. Oudere leden en leiding sjorren samen de toren. Hiervoor is een hele reeks aan handelingen nodig: balken halen, gaten boren, uitmeten, sjorren, klimmen, balken omhoog hijsen, nog meer sjorren… Dit gebeurt niet op een routinematige manier. Bovendien hebben jongeren van alle leeftijden gedurende heel het proces inspraak: “Zou je hier niet beter een langere balk gebruiken en hem vijf centimeter meer naar rechts hangen?”. Naast stabiliteit, wordt er ook aandacht besteed aan de esthetische kant, door bijvoorbeeld te zorgen dat de constructie enige symmetrie kent. Wanneer de toren af is, zorgen de jongsten, die heel het proces vol bewondering hebben gadegeslagen, voor inkleding zoals vlaggen en schilderingen. De toren ontvangt tijdens de mosselfeesten zowel complimenten als constructieve feedback van oud-leiding en bezoekers, waar men het jaar nadien mee aan de slag gaat. Na de mosselfeesten wordt de toren afgebroken en het materiaal op een correcte en duurzame manier weer opgeborgen. Om de afbraak op een veilige manier en met zorg voor het materiaal voor elkaar te krijgen, is weer precisie, bedachtzaamheid en teamwerk nodig.
Het proces van de mosseltoren kan omschreven worden als duurzaam, zowel op vlak van materiaal als kennis en vaardigheden. Tijdens het bouwen van de toren, leren de onervaren leden van de meer ervaringsdeskundigen welke materialen ze nodig hebben en hoe ze deze met zorg moeten hanteren. Het gaat zowel over technische kennis, zoals waar men aan moet denken bij het uittekenen van een constructie, als praktische kennis, bijvoorbeeld hoe een sjorring strak houden. Deze kennis wordt doorgegeven in de praktijk zelf. Zo leert iedereen deel te nemen aan het gebeuren en kan de specifieke kennis elk jaar opnieuw gebruikt worden, waardoor we dit kunnen omschrijven als duurzaam. De opbouw en de afbraak van de toren gebeuren op een zorgvuldige manier, voor de veiligheid, maar ook om de materialen intact te houden. Deze zijn immers niet onuitputbaar. Er heerst een besef dat, om de traditie voort te kunnen zetten, materialen zoals de balken nog lang mee dienen te gaan. De materialen zijn niet zomaar achtergrondelementen, maar aanwezig op de voorgrond als belangrijke actor, waar duurzaam mee wordt omgesprongen.
Door mijn jarenlange engagement binnen Scouts Nijlen, ken ik de praktijk van de mosseltoren door en door, waardoor ik een rijke beschrijving kan geven van de praktijk. Deze betrokkenheid maakt het echter ook moeilijker om afstand te nemen. Bovendien zijn er geen schriftelijke bronnen over het bouwen van de mosseltoren, waardoor buitenstaanders zich zelf niet kunnen verdiepen in deze praktijk.
Door te vertrekken vanuit Ingold (2006) en Kreber (2015), zal ik proberen een nieuw licht te schijnen op deze praktijk. Op deze manier tracht ik een analyse uit te voeren over waarom dit nu een waardevolle praktijk is, in het kader van gemeenschapseducatie. Zo probeer ik, ondanks mijn insider positie, verder te gaan dan hetgeen op het eerste zicht in het oog springt.
PEDAGOGISCHE WERKZAAMHEID
De mosseltoren is het symbool van hard werk door de gemeenschap van Scouts Nijlen. Hij krijgt mee vorm door publieke dialoog enerzijds en anderzijds de praktijk van het sjorren zelf. In wat volgt, diep ik deze twee zaken verder uit.
Ik vertrek vanuit Kreber (2015), die een brug tracht te slaan tussen volwassenenonderwijs en gemeenschapsonderwijs, met behulp van het begrippenkader van Hannah Arendt. Kreber stelt dat alle ‘occupations’ kunnen bijdragen aan de democratie door middel van ‘actie’. Actie kan plaatsvinden wanneer er sprake is van publieke dialoog, maar er is ook nood aan representatief denken: men moet trachten om zich voor te stellen hoe een situatie er uit ziet vanuit het standpunt van een ander.
Als ik kijk naar het proces van de mosseltoren zie ik ook een mogelijkheid tot actie in de publieke dialoog die plaatsvindt. Het valt op dat de dialoog tussen verschillende partijen, zoals leiding, leden, oud-leiding en bezoekers, een belangrijke rol speelt. Er is telkens een mogelijkheid om iets nieuws binnen te brengen in de reeds bestaande praktijk, bijvoorbeeld een nieuw idee voor het ontwerp van de toren. Dit is een voorbeeld van wat Arendt omschrijft als nataliteit, één van de randvoorwaarden om van zo’n publieke dialoog te spreken. Daarnaast is er ook pluraliteit aanwezig: men erkent een diversiteit aan standpunten en perspectieven van de verschillende partijen. Deze dialoog lijkt op het eerste zicht banaal en zal door de leden van Scouts Nijlen zelf niet als een belangrijk element naar voren worden geschoven. Toch blijkt de mogelijkheid tot publieke dialoog essentieel aan het proces van de toren, als we kijken vanuit Kreber, aangezien zo actie en gemeenschapseducatie mogelijk worden (Kreber, 2015).
De leden van Scouts Nijlen kunnen hierbij gezien worden als democratic professionals (Kreber, 2015). Ze creëren door middel van hun werk, waar ze gebruik maken van technische kennis en vaardigheden, een vorm van publieke dialoog. Ook al gaat het ‘maar’ over het bouwen van een toren, door de aanwezigheid van nataliteit en pluraliteit, komt er een gemeenschap tot stand. Een gemeenschap waarin actoren kennis over hun sjorwerk doorgeven met het oog op een duurzaamheid in de omgang met materialen. Het werk van het sjorren is hier geen skill voor economisch gewin, maar biedt mogelijkheden tot betekenisgevingspraktijken. Bovendien dient het betrekken van het bredere publiek, zoals bezoekers van het mosselfeest, als stimulans voor publieke dialoog en zo gemeenschapseducatie. Verschillende niveaus van expertise in het sjorren, voegen belangrijke en vernieuwende inzichten toe aan deze gemeenschapsvormende activiteit. Daarbij is de toren het wederkerige resultaat van collectieve actie door de gemeenschap (Kreber, 2015).
Naast die publieke dialoog, speelt het technische proces van het sjorren zelf ook een belangrijke rol. Sjorren is niet zomaar het strikt volgen van een algemeen stappenplan. Het is wat Ingold (2006) procesmatig handelen zou noemen, waarbij verschillende fases in elkaar overvloeien en aandacht cruciaal is. Elke stap is de ontwikkeling van de voorgaande stap en een voorbereiding op de volgende. Allereest worden voorbereidingen getroffen om het proces van de toren aan te vangen, ook wel de fase van ‘getting ready’. Er wordt een globaal plan uitgedacht en uitgetekend, ook wel een ‘umberella plan’. Balken en sjortouw worden klaargelegd, waardoor het plan niet meer alleen in het hoofd van de vakman zit, maar over de hele werkplaats verspreid ligt. Vervolgens wordt de procesmatige overgang naar actie gemaakt in de fase van ‘setting out’: putten worden geboord; balken klaargezet en de aanzet voor de eerste sjorringen gemaakt. Bij de derde en langste fase, ‘carrying out’, gaat men verder met het werk tot men toekomt aan de laatste fase, ‘finishing off’. Hierbij wordt het werk zorgvuldig afgerond en materiaal opgeborgen. Deze fase loopt terug over in ‘getting ready’. Slechts achteraf zijn de verschillende fases te onderscheiden. Het ‘umberella plan’ wordt niet blindelings gevolgd. Er is aandacht en wordt ingespeeld op wat er gebeurt door bijvoorbeeld meer steunbalken vast te sjorren dan op voorhand gepland (Ingold, 2006).
Vanuit Ingold (2006) is het mogelijk om een nieuw licht te schijnen op de praktijk van de mosseltoren. Hij schrijft over de werkhandeling, die niet zo eenvoudig is als wordt voorgesteld. Ook sjorren is niet slechts een herhaling van steeds hetzelfde proces om een bepaalde uitkomst te bereiken. Telkens weer zijn zorgvuldige en aandachtige handelingen nodig om tot een stevig resultaat te komen. Er is nood aan ritmiek: een regelmatige herhaling van gedrag met een continue sensorische correctie, zonder dat het een automatisme wordt. Een sensorische correctie is hier het continu corrigeren van en heroriënteren op de omstandigheden binnen de praktijk zelf. Bij het sjorren gaat het bijvoorbeeld om het inschatten van de lengte van een touw en het verlengen met een ander touw, wanneer het te kort is om een sjorring af te ronden. Beweging dient gevoeld te worden. Op voorhand is er geen zekerheid over het resultaat van een actie. Ingold (2006) spreekt over ‘workmanship of risk’. Door veel oefening is het mogelijk om te anticiperen op de situatie en in te spelen op dit steeds aanwezige risico, namelijk dat men nooit zeker is van het resultaat van een actie. Belangrijk is dat sjorren een gedachtevolle actie blijft en geen gewoonte wordt. Wanneer er te weinig aandacht is tijdens het sjorren, en men op voorhand al een vaststaand beeld heeft van het resultaat, zonder in te spelen op de situatie zelf, dienen sjorringen regelmatig opnieuw gemaakt te worden. Dit omschrijft Ingold (2006) als ‘workmanship of certainty’. Beide vormen van workmanship zijn waardevol voor werk en dienen aanwezig te zijn om tot een goed resultaat te komen (Ingold, 2006).
Bij het sjorren kunnen we spreken van een synergie van gebruiker, gereedschap en materiaal: de drie lopen over in elkaar en bestaan slechts in relatie tot elkaar (Ingold, 2006). Slechts balken of sjortouw zijn niet voldoende. Het is pas wanneer het touw, de balken en verschillende mensen samen aanwezig zijn, dat ze samen een narratief kunnen vormen. Dit is bijvoorbeeld waar te nemen tijdens het bouwen van de toren. Soms worden er teveel balken klaargelegd. Ze blijven dan aan de kant liggen. Het lijkt alsof ze niets met heel het sjorgebeuren te maken hebben. Ze worden niet opgenomen in het narratief. Er is een verschil te merken, met de balken die reeds werden klaargelegd en wel nog gebruikt zullen worden. Hierbij speelt er een fundamentele asymmetrie tussen de hand en de tools. De balken kunnen zichzelf immers niet in het narratief brengen. Dit moet gebeuren door mensen. Daarbij heeft alleen het lichaam een herinnering. De leden van de scouts weten hoe ze moeten sjorren omdat ze het reeds deden. De balk heeft geen ‘herinnering’ van voorgaande sjorringen (Ingold, 2006).
Er ontstaat een gemeenschap door middel van publieke dialoog, rond de technische handeling van het sjorren. Tijdens het sjorren zelf is er ook de mogelijkheid tot publieke dialoog. Het is immers geen workmanship of certainty met een vaststaand plan. Er speelt een risico en het is belangrijk dat men de technische actie afstemt op de perceptie van de omgeving. Zowel de hele mosseltoren, als elke individuele sjorring geeft de mogelijkheid tot zowel een democratische als een technische actie. Deze mogelijkheid is een element dat bij beide schrijvers terugkomt. Binnen een technische actie, kan de focus op materiaal ervoor zorgen dat men beseft dat materialen niet onuitputtelijk zijn, maar een duurzame omgang vragen. Bovendien kan publieke dialoog ervoor zorgen dat het gesprek rond duurzaamheid terug wordt opengetrokken en toegankelijk wordt (Ingold, 2005; Kreber, 2015).
De mosseltoren is het symbool van hard werk door de gemeenschap van Scouts Nijlen. Hij krijgt mee vorm door publieke dialoog enerzijds en anderzijds de praktijk van het sjorren zelf. In wat volgt, diep ik deze twee zaken verder uit.
Ik vertrek vanuit Kreber (2015), die een brug tracht te slaan tussen volwassenenonderwijs en gemeenschapsonderwijs, met behulp van het begrippenkader van Hannah Arendt. Kreber stelt dat alle ‘occupations’ kunnen bijdragen aan de democratie door middel van ‘actie’. Actie kan plaatsvinden wanneer er sprake is van publieke dialoog, maar er is ook nood aan representatief denken: men moet trachten om zich voor te stellen hoe een situatie er uit ziet vanuit het standpunt van een ander.
Als ik kijk naar het proces van de mosseltoren zie ik ook een mogelijkheid tot actie in de publieke dialoog die plaatsvindt. Het valt op dat de dialoog tussen verschillende partijen, zoals leiding, leden, oud-leiding en bezoekers, een belangrijke rol speelt. Er is telkens een mogelijkheid om iets nieuws binnen te brengen in de reeds bestaande praktijk, bijvoorbeeld een nieuw idee voor het ontwerp van de toren. Dit is een voorbeeld van wat Arendt omschrijft als nataliteit, één van de randvoorwaarden om van zo’n publieke dialoog te spreken. Daarnaast is er ook pluraliteit aanwezig: men erkent een diversiteit aan standpunten en perspectieven van de verschillende partijen. Deze dialoog lijkt op het eerste zicht banaal en zal door de leden van Scouts Nijlen zelf niet als een belangrijk element naar voren worden geschoven. Toch blijkt de mogelijkheid tot publieke dialoog essentieel aan het proces van de toren, als we kijken vanuit Kreber, aangezien zo actie en gemeenschapseducatie mogelijk worden (Kreber, 2015).
De leden van Scouts Nijlen kunnen hierbij gezien worden als democratic professionals (Kreber, 2015). Ze creëren door middel van hun werk, waar ze gebruik maken van technische kennis en vaardigheden, een vorm van publieke dialoog. Ook al gaat het ‘maar’ over het bouwen van een toren, door de aanwezigheid van nataliteit en pluraliteit, komt er een gemeenschap tot stand. Een gemeenschap waarin actoren kennis over hun sjorwerk doorgeven met het oog op een duurzaamheid in de omgang met materialen. Het werk van het sjorren is hier geen skill voor economisch gewin, maar biedt mogelijkheden tot betekenisgevingspraktijken. Bovendien dient het betrekken van het bredere publiek, zoals bezoekers van het mosselfeest, als stimulans voor publieke dialoog en zo gemeenschapseducatie. Verschillende niveaus van expertise in het sjorren, voegen belangrijke en vernieuwende inzichten toe aan deze gemeenschapsvormende activiteit. Daarbij is de toren het wederkerige resultaat van collectieve actie door de gemeenschap (Kreber, 2015).
Naast die publieke dialoog, speelt het technische proces van het sjorren zelf ook een belangrijke rol. Sjorren is niet zomaar het strikt volgen van een algemeen stappenplan. Het is wat Ingold (2006) procesmatig handelen zou noemen, waarbij verschillende fases in elkaar overvloeien en aandacht cruciaal is. Elke stap is de ontwikkeling van de voorgaande stap en een voorbereiding op de volgende. Allereest worden voorbereidingen getroffen om het proces van de toren aan te vangen, ook wel de fase van ‘getting ready’. Er wordt een globaal plan uitgedacht en uitgetekend, ook wel een ‘umberella plan’. Balken en sjortouw worden klaargelegd, waardoor het plan niet meer alleen in het hoofd van de vakman zit, maar over de hele werkplaats verspreid ligt. Vervolgens wordt de procesmatige overgang naar actie gemaakt in de fase van ‘setting out’: putten worden geboord; balken klaargezet en de aanzet voor de eerste sjorringen gemaakt. Bij de derde en langste fase, ‘carrying out’, gaat men verder met het werk tot men toekomt aan de laatste fase, ‘finishing off’. Hierbij wordt het werk zorgvuldig afgerond en materiaal opgeborgen. Deze fase loopt terug over in ‘getting ready’. Slechts achteraf zijn de verschillende fases te onderscheiden. Het ‘umberella plan’ wordt niet blindelings gevolgd. Er is aandacht en wordt ingespeeld op wat er gebeurt door bijvoorbeeld meer steunbalken vast te sjorren dan op voorhand gepland (Ingold, 2006).
Vanuit Ingold (2006) is het mogelijk om een nieuw licht te schijnen op de praktijk van de mosseltoren. Hij schrijft over de werkhandeling, die niet zo eenvoudig is als wordt voorgesteld. Ook sjorren is niet slechts een herhaling van steeds hetzelfde proces om een bepaalde uitkomst te bereiken. Telkens weer zijn zorgvuldige en aandachtige handelingen nodig om tot een stevig resultaat te komen. Er is nood aan ritmiek: een regelmatige herhaling van gedrag met een continue sensorische correctie, zonder dat het een automatisme wordt. Een sensorische correctie is hier het continu corrigeren van en heroriënteren op de omstandigheden binnen de praktijk zelf. Bij het sjorren gaat het bijvoorbeeld om het inschatten van de lengte van een touw en het verlengen met een ander touw, wanneer het te kort is om een sjorring af te ronden. Beweging dient gevoeld te worden. Op voorhand is er geen zekerheid over het resultaat van een actie. Ingold (2006) spreekt over ‘workmanship of risk’. Door veel oefening is het mogelijk om te anticiperen op de situatie en in te spelen op dit steeds aanwezige risico, namelijk dat men nooit zeker is van het resultaat van een actie. Belangrijk is dat sjorren een gedachtevolle actie blijft en geen gewoonte wordt. Wanneer er te weinig aandacht is tijdens het sjorren, en men op voorhand al een vaststaand beeld heeft van het resultaat, zonder in te spelen op de situatie zelf, dienen sjorringen regelmatig opnieuw gemaakt te worden. Dit omschrijft Ingold (2006) als ‘workmanship of certainty’. Beide vormen van workmanship zijn waardevol voor werk en dienen aanwezig te zijn om tot een goed resultaat te komen (Ingold, 2006).
Bij het sjorren kunnen we spreken van een synergie van gebruiker, gereedschap en materiaal: de drie lopen over in elkaar en bestaan slechts in relatie tot elkaar (Ingold, 2006). Slechts balken of sjortouw zijn niet voldoende. Het is pas wanneer het touw, de balken en verschillende mensen samen aanwezig zijn, dat ze samen een narratief kunnen vormen. Dit is bijvoorbeeld waar te nemen tijdens het bouwen van de toren. Soms worden er teveel balken klaargelegd. Ze blijven dan aan de kant liggen. Het lijkt alsof ze niets met heel het sjorgebeuren te maken hebben. Ze worden niet opgenomen in het narratief. Er is een verschil te merken, met de balken die reeds werden klaargelegd en wel nog gebruikt zullen worden. Hierbij speelt er een fundamentele asymmetrie tussen de hand en de tools. De balken kunnen zichzelf immers niet in het narratief brengen. Dit moet gebeuren door mensen. Daarbij heeft alleen het lichaam een herinnering. De leden van de scouts weten hoe ze moeten sjorren omdat ze het reeds deden. De balk heeft geen ‘herinnering’ van voorgaande sjorringen (Ingold, 2006).
Er ontstaat een gemeenschap door middel van publieke dialoog, rond de technische handeling van het sjorren. Tijdens het sjorren zelf is er ook de mogelijkheid tot publieke dialoog. Het is immers geen workmanship of certainty met een vaststaand plan. Er speelt een risico en het is belangrijk dat men de technische actie afstemt op de perceptie van de omgeving. Zowel de hele mosseltoren, als elke individuele sjorring geeft de mogelijkheid tot zowel een democratische als een technische actie. Deze mogelijkheid is een element dat bij beide schrijvers terugkomt. Binnen een technische actie, kan de focus op materiaal ervoor zorgen dat men beseft dat materialen niet onuitputtelijk zijn, maar een duurzame omgang vragen. Bovendien kan publieke dialoog ervoor zorgen dat het gesprek rond duurzaamheid terug wordt opengetrokken en toegankelijk wordt (Ingold, 2005; Kreber, 2015).
STELLING
We kunnen het maken van de mosseltoren omschrijven als een wederkerig proces van een gemeenschap aan het werk. De praktijk is waardevol door de mogelijkheid tot publieke dialoog in en rond de gemeenschap van de technische handeling van het sjorren. Deze technische handeling krijgt mee vorm door publieke dialoog. Beide geven mee vorm aan het educatief vormend milieu van deze gemeenschap. Deze gemeenschap kan pas ontstaan wanneer er voldaan wordt aan verscheidene randvoorwaarden. Centraal staat de technische handeling of het werk van het sjorren, die zowel een workmanship of certainty als een workmanship of risk en aandacht vereist. De invulling van dit werk wordt bepaald in een publieke dialoog, een tweede essentieel element om tot een gemeenschap te komen. Publieke dialoog kan tot stand komen door de randvoorwaarden van pluraliteit en nataliteit te vervullen (Ingold, 2006; Kreber, 2015). De gemeenschap die gevormd wordt, is divers van aard en geeft mensen een stem en opening voor het denken omtrent duurzaamheid. Door de mogelijkheid tot publieke dialoog, raken mensen betrokken. Bovendien kunnen ze op een bedachtzame manier en met zorg deel uitmaken van het proces van de mosseltoren. Men wordt een concreet geëngageerd publiek, dat tot stand komt in een concrete maakactiviteit. Het wederkerige proces van de mosseltoren zet mensen aan om samen dingen te maken op een duurzame manier en telkens weer op zoek te gaan naar betekenisvolle bijdragen en de waarde van democratie (Vandebanbeele & Torenbosch, 2022).
We kunnen het maken van de mosseltoren omschrijven als een wederkerig proces van een gemeenschap aan het werk. De praktijk is waardevol door de mogelijkheid tot publieke dialoog in en rond de gemeenschap van de technische handeling van het sjorren. Deze technische handeling krijgt mee vorm door publieke dialoog. Beide geven mee vorm aan het educatief vormend milieu van deze gemeenschap. Deze gemeenschap kan pas ontstaan wanneer er voldaan wordt aan verscheidene randvoorwaarden. Centraal staat de technische handeling of het werk van het sjorren, die zowel een workmanship of certainty als een workmanship of risk en aandacht vereist. De invulling van dit werk wordt bepaald in een publieke dialoog, een tweede essentieel element om tot een gemeenschap te komen. Publieke dialoog kan tot stand komen door de randvoorwaarden van pluraliteit en nataliteit te vervullen (Ingold, 2006; Kreber, 2015). De gemeenschap die gevormd wordt, is divers van aard en geeft mensen een stem en opening voor het denken omtrent duurzaamheid. Door de mogelijkheid tot publieke dialoog, raken mensen betrokken. Bovendien kunnen ze op een bedachtzame manier en met zorg deel uitmaken van het proces van de mosseltoren. Men wordt een concreet geëngageerd publiek, dat tot stand komt in een concrete maakactiviteit. Het wederkerige proces van de mosseltoren zet mensen aan om samen dingen te maken op een duurzame manier en telkens weer op zoek te gaan naar betekenisvolle bijdragen en de waarde van democratie (Vandebanbeele & Torenbosch, 2022).
REFERENTIES
- Ingold, T. (2006). Walking the Plank: Meditations on a Process of Skill. Defining Technological Literacy, 65–80. https://doi.org/10.1057/9781403983053_6
- Kreber, Carolin (2015). Transforming employment-oriented adult education to foster Arendtian action: rebuilding bridges between community and vocational education. Adult education quarterly, 65 (2), p.100-115