Examenpaper van Oris Marte
INLEIDING
De Groene Ridder : de redder van duurzaamheid
“De Groene Ridder maakt de verbinding tussen de strijd tegen armoede en het werken aan duurzaamheid. Het gaat over het bieden van ecologische alternatieve aan kwetsbare mensen in onze maatschappij” (Buurtwerk ’t Lampeke).
De Groene Ridder is een project opgestart vanuit Fabota, een kinderwerking in de Leuvense stadscontext die (kansarme) kinderen vanuit de buurt opvangt en begeleidt.
De informatie voor de paper over dit project werd verzameld op de website van Fabota, via een projectvideo (Fabota, 2018), uit eigen ervaringen als vrijwilliger, locatiebezoeken en gesprekken met betrokken medewerkers. Al deze gegevens maken het mogelijk om op een brede manier en vanuit verschillende perspectieven naar het project te kijken. Het ontbreken van getuigenissen van enkele kinderen zelf (o.w.v. praktische redenen) is een spijtige beperking die ervoor zorgt dat er geen informatie vanuit hun perspectief in deze paper geïntegreerd is.
Het Groene Ridder project is een verzamelnaam voor enkele gevarieerde activiteiten of werkvormen die ondanks dat ze van elkaar verschillen toch zeer nauw met elkaar verweven zijn. Zo is er het tuinieren waarbij kinderen en begeleiders met hun handen in de aarde ploeteren (Fabota, 2016). Samen gaan ze aan de slag met het planten van zaden, oogsten van groenten, bewateren van de gewassen... Daarnaast worden er ook kooksessies georganiseerd: kinderen experimenteren in de keuken met de groenten die ze zelf hebben geplant en zien groeien. Daarnaast wordt er samen met de kinderen en de natuur op zoek gegaan naar manieren om beide werelden met elkaar te verweven. Zo maakten enkele kinderen met hulp van een begeleider een wigwam uit gesnoeide takken: een speeltuig ontstaan uit de interactie tussen mens en natuur. Ook wordt er gewerkt aan een ‘gemeenschappelijke composthoop’. Op deze hoop komt het groenafval van Fabota zelf maar ook van buurtbewoners terecht. De kinderen en bewoners worden hierin begeleid vanuit volgend doel: “compost maken dicht bij huis voor een betere bodem, minder afval en meer sociale cohesie” (Fabota, 2016). Als laatste lanceerde de organisatie recent een sociale fietstaxi om te bouwen aan duurzame en buurtgerichte mobiliteit (Buurtwerk’t Lampeke, 2019).
De hoofdlocatie van De Groene Ridder is een perceel dat grenst aan de gebouwen van Fabota waar op diverse manieren en in interactie met verschillende mensen op duurzaamheid, ecologische alternatieven en tuinieren wordt ingezet. De kinderen kunnen elke week samen met mensen uit de buurt en begeleiders op ontdekking in de (voor sommigen tot dan nog onbekende) wondere wereld van de tuin. De organisatie geeft aan (op hun website) dat ze op die manier “op een speelse en educatieve manier thema's als voedselverspilling, afval, bodem- en luchtverontreiniging en mobiliteit aankaarten” (Fabota, 2016). Hiermee willen ze kinderen ondersteunen in het vormen van een antwoord op het Antropoceen, het huidige tijdperk waarin de mens onomkeerbare veranderingen op de aarde heeft teweeg gebracht. Kinderen worden gestimuleerd om tot een intenser besef te komen dat de aarde en natuur een eigen handelingskracht hebben. Ze leren zo van jongs af aan om op een zorgzame, aandachtige en duurzame manier met de wereld en al haar (menselijke en niet-menselijke) bewoners in dialoog te gaan. De Groene Ridder biedt kinderen dus een richting om op een duurzame manier samen te leven en om (opnieuw) zorg te (leren) dragen voor onze kostbare planeet.
Uit getuigenissen van medewerkers en beeldmateriaal op de website van Fabota blijkt dat de invulling van het perceel deels in de handen van de kinderen, hun begeleiders en de buurtbewoners lag. Er wordt op die manier samen ruimte gemaakt en alle actoren worden betrokken op de specifieke plaats. In die gedeelde betrokkenheid komen verschillende werelden samen: het speelplein met spelende kinderen, buurtbewoners die hun aangrenzend volkstuintje bewerken, Fabota-begeleiders die samen met de kinderen zich onderdompelen in de wereld van gewassen…
Met al deze activiteiten in de buitenlucht, in verbinding met andere mensen en in interactie met de natuur en niet-menselijke actoren (zoals de schop om de compost mee om te scheppen, het touw om de takken van de wigwam aan elkaar te maken…) wordt een sociale mix nagestreefd. In hun eigen woorden beschrijven ze dit als volgt : “arm en rijk moeten elkaar beter leren kennen en samen dingen doen. Zo ontstaan er verbindingen tussen mensen én kansen om vooroordelen weg te werken. Daarom zetten we onze schouders onder projecten, die de buurt, de stad en de wereld ‘beter’ maken” (Buurtwerk ’t Lampeke). Hierin komt het concept superdiversiteit aan bod: kinderen en volwassenen vanuit verschillende heterogene sociale en culturele achtergronden gaan op het plein met elkaar en met de omgeving in interactie.
De Groene Ridder : de redder van duurzaamheid
“De Groene Ridder maakt de verbinding tussen de strijd tegen armoede en het werken aan duurzaamheid. Het gaat over het bieden van ecologische alternatieve aan kwetsbare mensen in onze maatschappij” (Buurtwerk ’t Lampeke).
De Groene Ridder is een project opgestart vanuit Fabota, een kinderwerking in de Leuvense stadscontext die (kansarme) kinderen vanuit de buurt opvangt en begeleidt.
De informatie voor de paper over dit project werd verzameld op de website van Fabota, via een projectvideo (Fabota, 2018), uit eigen ervaringen als vrijwilliger, locatiebezoeken en gesprekken met betrokken medewerkers. Al deze gegevens maken het mogelijk om op een brede manier en vanuit verschillende perspectieven naar het project te kijken. Het ontbreken van getuigenissen van enkele kinderen zelf (o.w.v. praktische redenen) is een spijtige beperking die ervoor zorgt dat er geen informatie vanuit hun perspectief in deze paper geïntegreerd is.
Het Groene Ridder project is een verzamelnaam voor enkele gevarieerde activiteiten of werkvormen die ondanks dat ze van elkaar verschillen toch zeer nauw met elkaar verweven zijn. Zo is er het tuinieren waarbij kinderen en begeleiders met hun handen in de aarde ploeteren (Fabota, 2016). Samen gaan ze aan de slag met het planten van zaden, oogsten van groenten, bewateren van de gewassen... Daarnaast worden er ook kooksessies georganiseerd: kinderen experimenteren in de keuken met de groenten die ze zelf hebben geplant en zien groeien. Daarnaast wordt er samen met de kinderen en de natuur op zoek gegaan naar manieren om beide werelden met elkaar te verweven. Zo maakten enkele kinderen met hulp van een begeleider een wigwam uit gesnoeide takken: een speeltuig ontstaan uit de interactie tussen mens en natuur. Ook wordt er gewerkt aan een ‘gemeenschappelijke composthoop’. Op deze hoop komt het groenafval van Fabota zelf maar ook van buurtbewoners terecht. De kinderen en bewoners worden hierin begeleid vanuit volgend doel: “compost maken dicht bij huis voor een betere bodem, minder afval en meer sociale cohesie” (Fabota, 2016). Als laatste lanceerde de organisatie recent een sociale fietstaxi om te bouwen aan duurzame en buurtgerichte mobiliteit (Buurtwerk’t Lampeke, 2019).
De hoofdlocatie van De Groene Ridder is een perceel dat grenst aan de gebouwen van Fabota waar op diverse manieren en in interactie met verschillende mensen op duurzaamheid, ecologische alternatieven en tuinieren wordt ingezet. De kinderen kunnen elke week samen met mensen uit de buurt en begeleiders op ontdekking in de (voor sommigen tot dan nog onbekende) wondere wereld van de tuin. De organisatie geeft aan (op hun website) dat ze op die manier “op een speelse en educatieve manier thema's als voedselverspilling, afval, bodem- en luchtverontreiniging en mobiliteit aankaarten” (Fabota, 2016). Hiermee willen ze kinderen ondersteunen in het vormen van een antwoord op het Antropoceen, het huidige tijdperk waarin de mens onomkeerbare veranderingen op de aarde heeft teweeg gebracht. Kinderen worden gestimuleerd om tot een intenser besef te komen dat de aarde en natuur een eigen handelingskracht hebben. Ze leren zo van jongs af aan om op een zorgzame, aandachtige en duurzame manier met de wereld en al haar (menselijke en niet-menselijke) bewoners in dialoog te gaan. De Groene Ridder biedt kinderen dus een richting om op een duurzame manier samen te leven en om (opnieuw) zorg te (leren) dragen voor onze kostbare planeet.
Uit getuigenissen van medewerkers en beeldmateriaal op de website van Fabota blijkt dat de invulling van het perceel deels in de handen van de kinderen, hun begeleiders en de buurtbewoners lag. Er wordt op die manier samen ruimte gemaakt en alle actoren worden betrokken op de specifieke plaats. In die gedeelde betrokkenheid komen verschillende werelden samen: het speelplein met spelende kinderen, buurtbewoners die hun aangrenzend volkstuintje bewerken, Fabota-begeleiders die samen met de kinderen zich onderdompelen in de wereld van gewassen…
Met al deze activiteiten in de buitenlucht, in verbinding met andere mensen en in interactie met de natuur en niet-menselijke actoren (zoals de schop om de compost mee om te scheppen, het touw om de takken van de wigwam aan elkaar te maken…) wordt een sociale mix nagestreefd. In hun eigen woorden beschrijven ze dit als volgt : “arm en rijk moeten elkaar beter leren kennen en samen dingen doen. Zo ontstaan er verbindingen tussen mensen én kansen om vooroordelen weg te werken. Daarom zetten we onze schouders onder projecten, die de buurt, de stad en de wereld ‘beter’ maken” (Buurtwerk ’t Lampeke). Hierin komt het concept superdiversiteit aan bod: kinderen en volwassenen vanuit verschillende heterogene sociale en culturele achtergronden gaan op het plein met elkaar en met de omgeving in interactie.
PEDAGOGISCHE WERKZAAMHEID
Vanuit de betrokkenheid en het samenzijn op deze unieke plek ontstaat door de Groene Ridder een bepaalde pedagogiek. Hierbij wil het project streven naar het opwekken van zorg en aandacht voor onze wereld (mensen, dieren, planten, dingen…) bij alle betrokkenen. Ze leren al doende hoe ze op een duurzame en sociaalecologisch verantwoorde manier kunnen omgaan met de wereld en alle menselijke en niet-menselijke actoren rondom hen.
Vaardige activiteiten en betrokken engagement
De kinderen van Fabota en buurtbewoners gaan aan de slag met activiteiten, gereedschap en handelingen die voor hen misschien (nog) onbekend terrein zijn. Ze ontdekken onder andere hoe planten groeien en welke voedingstoffen ze daarvoor nodig hebben, hoe aarde omgespit moet worden… Vanuit het gedachtengoed van Ingold (2000) zouden we dit kunnen benoemen als het ervaringsgericht maken van kennis. De hele context (activiteiten, materialen, mensen, dieren, planten..) nodigt uit tot skilled activity. Dit betekent dat de deelnemers vanuit hun handelingen gestimuleerd worden om betrokken mensen te worden die de wereld mee maken of weven. Vanuit het tuinieren, koken met geoogste ingrediënten, analyseren van de noodzakelijke voedingstoffen voor gewassen… leren ze een engagement aan te gaan met de dingen en de wereld. Dus in het uitvoeren van al deze activiteiten komt een concrete gemeenschap tot stand.
De Groene Ridder gaat verder dan het samen opdoen van ervaringen in het duurzaam verbouwen van een stuk grond. Ook maak-activiteiten worden gestimuleerd waarbij kinderen in verbinding treden met de wereld. Zo maken ze een gemeenschappelijke composthoop of hebben ze een wigwam gemaakt. Voor de constructie van de wigwam is een groep kinderen samen met een begeleider aan de slag gegaan met het bewerken en in elkaar weven van gesnoeide takken. Tijdens dit proces merken kinderen dat de takken soms kunnen tegenwerken, buigen of breken. Ze voelen aan dat de takken ook een kracht hebben en dat het maken van de wigwam eigenlijk gaat over een zorgzaam beredeneerd samenspel van hun eigen kracht en die van de takken. Ingolds werk (2000) kan dit specifieke voorbeeld van de Groene Ridder onderbouwen. Voor hem gaat maken over een voortdurend proces waarbij je als mens in dialoog treedt met het materiaal dat je wil bewerken. Maken is een vorm van groeien tussen de maker, het gemaakte en de wijdere omgeving. Bij het groeien van deze wigwam moeten de kinderen en hun begeleider voortdurend oordelen welke aanpak het beste zal zijn. Ingold (2000) benoemt dit non-stop oordelen met de term skilled engagement. Door het meewerken aan de wigwam ontdekken kinderen dat de natuur niet iets passiefs is waar ze alles aan kunnen en mogen opleggen (wat we lange tijd wel verondersteld hebben, waardoor we nu in het Antropoceen tijdperk terecht gekomen zijn). Ze ontwikkelen een aanvoelen ten opzichte van materialen, natuur en de wereld door er op een zorgzame, aandachtige en behendige manier mee om te gaan.
Het delen van een duurzame wereld
Voor vele kinderen gaat er een nieuwe wereld open door deel te nemen aan activiteiten van de Groene Ridder. De kinderen leren omgaan met de natuur, elkaar en de wereld vanuit een aandachtige nieuwsgierig- en leergierigheid. In het Common Worlds artikel van Taylor (2012) wordt een gelijkaardig perspectief uitgewerkt dat grotendeels aansluit bij vorige paragrafen over het gedachtengoed van Ingold (2000) die ook pleit voor een alternatief perspectief om ons te verhouden ten opzichte van de wereld. Taylor spreekt van “a very different way of seeing the world” (Taylor, 2012), een manier van kijken naar inclusie waar zowel mensen, dieren, planten als dingen op een geïntegreerde manier deel uitmaken van de samenleving. In het aandachtig zijn voor deze heterogene actoren ontstaan er gedeelde werelden. Het gaat er voor Taylor dus over dat kinderen aangemoedigd worden om explorerende relaties aan te gaan en verantwoordelijkheid op te nemen voor alle actoren binnen hun gedeelde wereld. De Groene Ridder zet ook volop in op het centraal stellen van deze gedeelde wereld. Bij het maken van compost komen bijvoorbeeld veel verschillende actoren aan bod: schoppen, harken, een voorgebouwde compostbak, wormen, aarde, mensen die groenafval komen afzetten, gieters, een stuk grond… De kinderen komen zo al doende in contact met de brede inclusie-gedachte waar ze de verschillen tussen al deze actoren ontdekken, maar ook ondervinden hoe ze kunnen samenleven en bloeien met deze actoren vanuit én ondanks verschil.
Aandacht voor een krachtige leeromgeving ingebed in een specifieke omgeving
De Groene Ridder wil geen project zijn dat losstaat van de buitenwereld. Daarom streeft het project ernaar om de lokale leefomgeving en buurtbewoners te betrekken in de activiteiten. Zo is de composthoop gemeenschappelijk, wordt deze dus samen met buurtbewoners onderhouden en iedereen is welkom om te komen helpen in de tuin. Het betrekken van en inzetten op de omgeving rond Fabota is essentieel binnen het Groene Ridder project. Zo wordt er over de inrichting van het perceel samen nagedacht en wordt er ingespeeld op de noden van de buurt (“we ontwikkelen verdiepingsprojecten vanuit concrete noden zoals duurzaamheid”, Buurtwerk ’t Lampeke 2018). Deze aanpak sluit aan bij het gedachtengoed van Rousell (2016). Hij legt de nadruk op het feit dat een leeromgeving moet gaan over meer dan enkel mensen, wat nauw aansluit bij de ideeën van Taylor uit de vorige paragraaf, en zeker geen op zichzelf staand eenzaam gebeuren mag zijn. Bij het creëren van een krachtige leeromgeving, zoals de Groene Ridder, moeten mensen (de kinderen, buurtbewoners…), niet-menselijke actoren (harken, gieters, schoppen, plantenbakken…) én de omgeving (de Ridderbuurt, sociale woningen, aanliggende volkstuintjes..) centraal komen te staan. Vanuit dit idee moeten we volgens de auteur vertrekken om leeromgevingen in het leven te roepen die een antwoord kunnen bieden op het Antropoceen. Voor Rousell en de Groene Ridder wordt een leeromgeving gecreëerd door ermee bezig te zijn. Het tuinieren in de (buiten)wereld is dan een ideale (leer)plek waar nieuwe sociale en ecologische netwerken vorm krijgen. Verder zet De Groene Ridder ook in op enkele kernperspectieven van Rousell (2016) : dwelling en regional. Vanuit dwelling wil Rousell benadrukken dat een leeromgeving opgebouwd moet worden samen met alles en iedereen die in die omgeving aanwezig is. Bij de Groene Ridder zien we dat er een leefgemeenschap ontstaat waarbij alle elementen op een geïntegreerde manier samenkomen. De kinderen kunnen bijvoorbeeld enkel maar gaan voor een vruchtbare bodem door compost te maken en analyseren. Hiervoor hebben ze harken en schoppen nodig, maar ook genoeg groenafval (dat niet enkel van hen komt maar ook van de buurtbewoners). Van hieruit wordt de regional insteek helder. De regio of omgeving van deze leeromgeving vormt het vertrekpunt van het project : “een buurt waar veel kwetsbare mensen wonen voor wie het niet altijd evident is om duurzame principes te hanteren” (Buurtwerk ’t Lampeke, 2018). Het project gaat er voluit voor om de context van beschikbare ruimte, stad, aanwezigheid van buurtbewoners, openstaan voor alles en iedereen, mee te integreren in hun werking.
Vanuit de betrokkenheid en het samenzijn op deze unieke plek ontstaat door de Groene Ridder een bepaalde pedagogiek. Hierbij wil het project streven naar het opwekken van zorg en aandacht voor onze wereld (mensen, dieren, planten, dingen…) bij alle betrokkenen. Ze leren al doende hoe ze op een duurzame en sociaalecologisch verantwoorde manier kunnen omgaan met de wereld en alle menselijke en niet-menselijke actoren rondom hen.
Vaardige activiteiten en betrokken engagement
De kinderen van Fabota en buurtbewoners gaan aan de slag met activiteiten, gereedschap en handelingen die voor hen misschien (nog) onbekend terrein zijn. Ze ontdekken onder andere hoe planten groeien en welke voedingstoffen ze daarvoor nodig hebben, hoe aarde omgespit moet worden… Vanuit het gedachtengoed van Ingold (2000) zouden we dit kunnen benoemen als het ervaringsgericht maken van kennis. De hele context (activiteiten, materialen, mensen, dieren, planten..) nodigt uit tot skilled activity. Dit betekent dat de deelnemers vanuit hun handelingen gestimuleerd worden om betrokken mensen te worden die de wereld mee maken of weven. Vanuit het tuinieren, koken met geoogste ingrediënten, analyseren van de noodzakelijke voedingstoffen voor gewassen… leren ze een engagement aan te gaan met de dingen en de wereld. Dus in het uitvoeren van al deze activiteiten komt een concrete gemeenschap tot stand.
De Groene Ridder gaat verder dan het samen opdoen van ervaringen in het duurzaam verbouwen van een stuk grond. Ook maak-activiteiten worden gestimuleerd waarbij kinderen in verbinding treden met de wereld. Zo maken ze een gemeenschappelijke composthoop of hebben ze een wigwam gemaakt. Voor de constructie van de wigwam is een groep kinderen samen met een begeleider aan de slag gegaan met het bewerken en in elkaar weven van gesnoeide takken. Tijdens dit proces merken kinderen dat de takken soms kunnen tegenwerken, buigen of breken. Ze voelen aan dat de takken ook een kracht hebben en dat het maken van de wigwam eigenlijk gaat over een zorgzaam beredeneerd samenspel van hun eigen kracht en die van de takken. Ingolds werk (2000) kan dit specifieke voorbeeld van de Groene Ridder onderbouwen. Voor hem gaat maken over een voortdurend proces waarbij je als mens in dialoog treedt met het materiaal dat je wil bewerken. Maken is een vorm van groeien tussen de maker, het gemaakte en de wijdere omgeving. Bij het groeien van deze wigwam moeten de kinderen en hun begeleider voortdurend oordelen welke aanpak het beste zal zijn. Ingold (2000) benoemt dit non-stop oordelen met de term skilled engagement. Door het meewerken aan de wigwam ontdekken kinderen dat de natuur niet iets passiefs is waar ze alles aan kunnen en mogen opleggen (wat we lange tijd wel verondersteld hebben, waardoor we nu in het Antropoceen tijdperk terecht gekomen zijn). Ze ontwikkelen een aanvoelen ten opzichte van materialen, natuur en de wereld door er op een zorgzame, aandachtige en behendige manier mee om te gaan.
Het delen van een duurzame wereld
Voor vele kinderen gaat er een nieuwe wereld open door deel te nemen aan activiteiten van de Groene Ridder. De kinderen leren omgaan met de natuur, elkaar en de wereld vanuit een aandachtige nieuwsgierig- en leergierigheid. In het Common Worlds artikel van Taylor (2012) wordt een gelijkaardig perspectief uitgewerkt dat grotendeels aansluit bij vorige paragrafen over het gedachtengoed van Ingold (2000) die ook pleit voor een alternatief perspectief om ons te verhouden ten opzichte van de wereld. Taylor spreekt van “a very different way of seeing the world” (Taylor, 2012), een manier van kijken naar inclusie waar zowel mensen, dieren, planten als dingen op een geïntegreerde manier deel uitmaken van de samenleving. In het aandachtig zijn voor deze heterogene actoren ontstaan er gedeelde werelden. Het gaat er voor Taylor dus over dat kinderen aangemoedigd worden om explorerende relaties aan te gaan en verantwoordelijkheid op te nemen voor alle actoren binnen hun gedeelde wereld. De Groene Ridder zet ook volop in op het centraal stellen van deze gedeelde wereld. Bij het maken van compost komen bijvoorbeeld veel verschillende actoren aan bod: schoppen, harken, een voorgebouwde compostbak, wormen, aarde, mensen die groenafval komen afzetten, gieters, een stuk grond… De kinderen komen zo al doende in contact met de brede inclusie-gedachte waar ze de verschillen tussen al deze actoren ontdekken, maar ook ondervinden hoe ze kunnen samenleven en bloeien met deze actoren vanuit én ondanks verschil.
Aandacht voor een krachtige leeromgeving ingebed in een specifieke omgeving
De Groene Ridder wil geen project zijn dat losstaat van de buitenwereld. Daarom streeft het project ernaar om de lokale leefomgeving en buurtbewoners te betrekken in de activiteiten. Zo is de composthoop gemeenschappelijk, wordt deze dus samen met buurtbewoners onderhouden en iedereen is welkom om te komen helpen in de tuin. Het betrekken van en inzetten op de omgeving rond Fabota is essentieel binnen het Groene Ridder project. Zo wordt er over de inrichting van het perceel samen nagedacht en wordt er ingespeeld op de noden van de buurt (“we ontwikkelen verdiepingsprojecten vanuit concrete noden zoals duurzaamheid”, Buurtwerk ’t Lampeke 2018). Deze aanpak sluit aan bij het gedachtengoed van Rousell (2016). Hij legt de nadruk op het feit dat een leeromgeving moet gaan over meer dan enkel mensen, wat nauw aansluit bij de ideeën van Taylor uit de vorige paragraaf, en zeker geen op zichzelf staand eenzaam gebeuren mag zijn. Bij het creëren van een krachtige leeromgeving, zoals de Groene Ridder, moeten mensen (de kinderen, buurtbewoners…), niet-menselijke actoren (harken, gieters, schoppen, plantenbakken…) én de omgeving (de Ridderbuurt, sociale woningen, aanliggende volkstuintjes..) centraal komen te staan. Vanuit dit idee moeten we volgens de auteur vertrekken om leeromgevingen in het leven te roepen die een antwoord kunnen bieden op het Antropoceen. Voor Rousell en de Groene Ridder wordt een leeromgeving gecreëerd door ermee bezig te zijn. Het tuinieren in de (buiten)wereld is dan een ideale (leer)plek waar nieuwe sociale en ecologische netwerken vorm krijgen. Verder zet De Groene Ridder ook in op enkele kernperspectieven van Rousell (2016) : dwelling en regional. Vanuit dwelling wil Rousell benadrukken dat een leeromgeving opgebouwd moet worden samen met alles en iedereen die in die omgeving aanwezig is. Bij de Groene Ridder zien we dat er een leefgemeenschap ontstaat waarbij alle elementen op een geïntegreerde manier samenkomen. De kinderen kunnen bijvoorbeeld enkel maar gaan voor een vruchtbare bodem door compost te maken en analyseren. Hiervoor hebben ze harken en schoppen nodig, maar ook genoeg groenafval (dat niet enkel van hen komt maar ook van de buurtbewoners). Van hieruit wordt de regional insteek helder. De regio of omgeving van deze leeromgeving vormt het vertrekpunt van het project : “een buurt waar veel kwetsbare mensen wonen voor wie het niet altijd evident is om duurzame principes te hanteren” (Buurtwerk ’t Lampeke, 2018). Het project gaat er voluit voor om de context van beschikbare ruimte, stad, aanwezigheid van buurtbewoners, openstaan voor alles en iedereen, mee te integreren in hun werking.
BESLUIT
Duurzame verbinding tussen stadsbuurt en natuur : een groeiend model voor samenleven
De belangrijkste kernconcepten die naar voren treden in het Groene Ridder verhaal zijn: samen, groeien en duurzaamheid. Hieronder worden ze kort samengevat en wordt uitgelicht waarom deze dynamieken een fundamentele constitutieve waarde hebben binnen dit project, maar ook binnen onze bredere samenleving.
Om te beginnen gaat de Groene Ridder onder andere over het samen komen op een specifieke plaats (een plein op de Fabota site) waardoor een (leer)gemeenschap rond thema’s zoals duurzaamheid, tuinieren, bodemvervuiling, ecologisch verantwoorde mobiliteit… tot stand komt. Hier ontstaat een gedeelde wereld waarin diverse (menselijke en niet-menselijke) actoren samen handelen en leren in oprechte verbondenheid met elkaar. Vervolgens groeien al deze kinderen, planten, buurtbewoners, materialen en dieren in en vanuit verschil. Door het wroeten in de aarde, oogsten van groenten, koken met de geoogste vruchten, ruiken van de bloemen maakt De Groene Ridder het mogelijk dat kinderen opgroeien in een context waar ze leren zorg dragen voor hun omgeving en alle betrokken heterogene actoren. Als laatste wordt er met de Groene Ridder volop ingezet op duurzaamheid vanuit een dubbele bodem: door te leren over duurzaamheid (in de vorm van een reeks activiteiten) leren de kinderen en buurtbewoners op een duurzame manier met alle bewoners van deze wereld samen leven. Al doende worden antwoorden gezocht (en gevonden) op verschillende duurzaamheidskwesties waarmee ze dagelijks in contact komen (de natuurelementen, koken, seizoenen, groenten eten, afvalverwerking…).
Aan de hand van deze belangrijke ideeën probeert de Groene Ridder een antwoord te bieden op het antropocentrische tijdperk waarin we leven. Samen met kinderen en buurtbewoners wordt gewerkt aan een gezamenlijke hoopvolle toekomst waarbij alle actoren betrokken worden in een duurzaam (samen)leven. Het is belangrijk om op dit project (en gelijkaardige praktijken) in te zetten omdat het voluit gaat voor een duurzame verbinding tussen buurt en natuur.
Duurzame verbinding tussen stadsbuurt en natuur : een groeiend model voor samenleven
De belangrijkste kernconcepten die naar voren treden in het Groene Ridder verhaal zijn: samen, groeien en duurzaamheid. Hieronder worden ze kort samengevat en wordt uitgelicht waarom deze dynamieken een fundamentele constitutieve waarde hebben binnen dit project, maar ook binnen onze bredere samenleving.
Om te beginnen gaat de Groene Ridder onder andere over het samen komen op een specifieke plaats (een plein op de Fabota site) waardoor een (leer)gemeenschap rond thema’s zoals duurzaamheid, tuinieren, bodemvervuiling, ecologisch verantwoorde mobiliteit… tot stand komt. Hier ontstaat een gedeelde wereld waarin diverse (menselijke en niet-menselijke) actoren samen handelen en leren in oprechte verbondenheid met elkaar. Vervolgens groeien al deze kinderen, planten, buurtbewoners, materialen en dieren in en vanuit verschil. Door het wroeten in de aarde, oogsten van groenten, koken met de geoogste vruchten, ruiken van de bloemen maakt De Groene Ridder het mogelijk dat kinderen opgroeien in een context waar ze leren zorg dragen voor hun omgeving en alle betrokken heterogene actoren. Als laatste wordt er met de Groene Ridder volop ingezet op duurzaamheid vanuit een dubbele bodem: door te leren over duurzaamheid (in de vorm van een reeks activiteiten) leren de kinderen en buurtbewoners op een duurzame manier met alle bewoners van deze wereld samen leven. Al doende worden antwoorden gezocht (en gevonden) op verschillende duurzaamheidskwesties waarmee ze dagelijks in contact komen (de natuurelementen, koken, seizoenen, groenten eten, afvalverwerking…).
Aan de hand van deze belangrijke ideeën probeert de Groene Ridder een antwoord te bieden op het antropocentrische tijdperk waarin we leven. Samen met kinderen en buurtbewoners wordt gewerkt aan een gezamenlijke hoopvolle toekomst waarbij alle actoren betrokken worden in een duurzaam (samen)leven. Het is belangrijk om op dit project (en gelijkaardige praktijken) in te zetten omdat het voluit gaat voor een duurzame verbinding tussen buurt en natuur.
REFERENTIES
- Buurtwerk ’t Lampeke. (z.d.). De groene ridder. Kinderwerking Fabota. http://fabota.lampeke.be/groene-ridder-1
- Buurtwerk ’t Lampeke. (2019). Jaarverslag 2019. http://fabota.lampeke.be/sites/default/files/pages/files/definitief_jaarverslag_2019_buu rtwerk_t_lampeke.pdf
- Buurtwerk ’t Lampeke. (2018). Jaarverslag 2018. http://www.lampeke.be/sites/default/files/pages/files/waar_staat_buurtwerk_t_lampeke_voor_versie_2018.pdf
- Fabota. (2018, 26 februari). De groene ridder [Video]. Vimeo. https://vimeo.com/257483017
- Kinderwerking Fabota. (2016, november). (W)aardevol: een doe-, denk- en speeldag rond aarde, voedsel en mobiliteit. Fabota. Lampeke. http://fabota.lampeke.be/agenda/waardevol-doe-denk-en-speeldag-rond-aarde-voedsel- en-mobiliteit
- Ingold, T. (2000). On weaving a basket. In: Ingold, T. (2000). The perception of the environment. Essays on livelihood, dwelling and skill. London: Routledge, p. 339- 348.
- Rousell, David (2016). Dwelling in the Anthropocene: Reimagining university learning environments in response to social and ecological change. Australian Journal of Environmental Education, 32(2), 137–153.
- Taylor, A., & Giugni, M. (2012). Common Worlds: reconceptualising inclusion in early childhood communities. Contemporary Issues in Early Childhood, 2012 (13)(2), 108–119. https://doi.org/10.2304/ciec.2012.13.2.108
- Vandenzande, L. (2013). Wie zaait die oogst. Een buurttuin voor buurtwerk ’t Lampeke? (Bachelor thesis, UCLL). https://www.velt.nu/sites/files/content/documenten/Samentuinen/eindwerk_linde_vandezande_-_een_buurttuin_voor_buurtwerk_t_lampeke.pdf