Examenpaper van Jehasse Iris
Het Huis van de Wildernis in relatie tot de centrale kwesties
Voor dit wetenschappelijk essay is er gekozen om te werken rond de concrete praktijk het Huis van de Wildernis, een project van de sociaal-artistieke organisatie Sering, gelegen in Borgerhout. Om kennis over deze praktijk op te bouwen, is er gebruikgemaakt van de website van de organisatie Sering (www.sering.be). Om een algemeen beeld te vormen van de organisatie, was de eerste stap het doornemen van de hoofdpagina die de globale werking weergeeft. Hierna werd er specifiek gekeken naar de webpagina over het Huis van de Wildernis. Op deze pagina zijn er enkele foto’s te zien en staat er een korte algemene beschrijving van de activiteiten die in deze praktijk plaatsvinden. Voorbeelden van specifieke activiteiten en hun doelen zijn op deze pagina beperkt. Het lezen van de tekst over hun missie en waarden hielp wel beter te begrijpen waar zij als organisatie voor willen staan en waarom ze dit project willen aanbieden. Om toch meer recente informatie te verkrijgen over het project, werd er gekeken naar de Facebook-pagina van het Huis van de Wildernis. Er worden geregeld foto’s en video’s geplaatst waarbij er ook telkens een (korte) toelichting wordt gegeven. Op deze manier werden de belevingen van kinderen tastbaarder, en werd het wel duidelijker hoe dit project in elkaar zit. Ondanks dat er geen concrete ervaring is met het Huis van de Wildernis, zal op basis van de voorgenoemde bronnen de praktijk toegelicht en verder geanalyseerd worden. De organisatie Sering bestaat reeds 25 jaar en ontwerpt een plaats waar mensen zichzelf en hun talenten kunnen ontplooien door aan de slag te gaan met participatieve kunstmethodieken. Ze bieden trajecten aan voor zowel volwassenen als kinderen, gaande van openluchtateliers tot theaterworkshops. Het Huis van de Wildernis is een project binnen Sering, dat zich specifiek richt op kinderen van acht tot twaalf jaar. Samen met de begeleiders gaan ze aan de slag met kunst. Er wordt toneelgespeeld, geknutseld en geschilderd waarbij de focus steeds ligt op de natuur. De bedoeling is dat de kinderen door de methodieken zichzelf ontplooien en verbinden met de natuurlijke wereld van planten en dieren (Sering, z.d.). Daarnaast wordt er ook echt geleerd over de natuur, door bijvoorbeeld een onderzoek te doen naar bedreigde diersoorten of in het bos op zoek te gaan naar verschillende kruiden. Hun missie ‘Spelend de toekomst vormgeven’ en hun waarden rond solidariteit, gelijkwaardigheid, wederzijds begrip en samenwerken ingedeelde verantwoordelijkheid worden in dit soort activiteiten weerspiegeld. Een voorbeeld hiervan is dat er tijdens een kennismakingsactiviteit een innerlijke identiteitskaart wordt geschilderd waar de kinderen hun eigen accenten in kunnen leggen, zichzelf en hun werk voorstellen en luisteren naar elkaar. Algemeen gesteld is het Huis van de Wildernis een praktijk die mensen samenbrengt rond een specifieke activiteit, namelijk kunst (en natuur). |
In deze praktijk komt de kwestie rond superdiversiteit aan bod door het feit dat ieder kind naar het Huis van de Wildernis kan komen. Zo wordt er op hun website beschreven dat ze (sub)culturen willen samenbrengen. Dit kan herkend worden in de foto’s op de Facebook-pagina waar er kinderen van verschillende origine, poseren. Ook beschrijven ze in hun waarden dat ze mensen met tegengestelde overtuigingen willen verbinden om samen te zoeken naar oplossingen voor maatschappelijke vraagstukken (Sering, z.d.). Op hun website zien we hier op kindniveau een toepassing van: een beeld toont hoe verschillende kinderen theater spelen en de tekst beschrijft dat het een spel is rond het verkennen en verleggen van fysieke grenzen.
De kwestie rond het Antropoceen kan herkend worden in het thema dat het Huis van de Wildernis vooropstelt, namelijk de natuur. Het Antropoceen is het tijdperk waarin we nu leven. De mens heeft een enorme invloed op de aarde waardoor er verschillende veranderingen (zoals de stijging van de zeespiegel) optreden die onomkeerbaar zijn. In het Huis van de Wildernis, willen de begeleiders de kinderen al doen stil staan bij deze situatie. Een voorbeeld hiervan is te vinden in één van de Facebookberichten waarin wordt vermeld dat er dieper wordt ingegaan op bedreigde diersoorten en hun habitat en hoe wij vaak onbewust bijdragen aan hun ondergang (Huis van de Wildernis, 2020). Door grondig onderzoek en verschillende gesprekken leren de kinderen hoe wij als mens de onomkeerbare daling in biodiversiteit mee veroorzaken. |
PEDAGOGISCHE WERKZAAMHEID
Om de pedagogische werkzaamheid van deze praktijk te beargumenteren, zal er gebruik gemaakt worden van verschillende teksten. Aan de hand van verschillende concepten zal er ingezoomd worden op specifieke mogelijkheden die in het Huis van de Wildernis naar voren kunnen treden.
Zoals reeds beschreven, wordt er in het Huis van de Wildernis vaak geknutseld. De kinderen krijgen de opdracht om rond een bepaald thema iets uit te werken. Er worden kijkdozen, samengestelde tekeningen, natuurtafels enzovoort tot stand gebracht. De organisatie beschrijft dat er in dit soort activiteiten belang wordt gehecht aan de zelfontplooiing van het kind en de verbondenheid met de natuur (Sering, z.d.).
Dit creëren van kunstwerken zou ook op een alternatieve manier bekeken kunnen worden. In de tekst ‘On a weaving basket’ van Ingold (2000) wordt er aandacht gegeven aan wat het betekent iets te maken, in interactie met de omgeving. Zelf geeft Ingold (2000) het voorbeeld van het weven van een mand. Volgens hem gaat het niet om hoe wij als mens in ons hoofd een beeld vormen van wat we gaan maken. Het materiaal dat we hierbij gebruiken heeft wel degelijk een invloed (Ingold, 2000). Deze auteur definieert maken als in interactie treden met het materiaal dat je vorm wilt geven. Tijdens de knutselactiviteiten hanteren de kinderen verschillende materialen. Het doet er wel degelijk toe welke ze al dan niet gebruiken. Alleen al bij het gebruiken van een stift, zullen ze andere resultaten krijgen dan bij een potlood. Het doet er bovendien toe hoe ze omgaan met deze materialen, bijvoorbeeld hoe hard kunnen ze op een verfborstel duwen. De wisselwerking tussen het kind en de verfborstel oefent een kracht uit op het schilderij dat wordt gecreëerd. Het eindresultaat van een knutselactiviteit zal dan nooit precies hetzelfde zijn als het kind of zelfs de begeleider in het hoofd had.
Naast deze kijk op het maken van dingen staat de betrokkenheid tussen mensen en dingen bij Ingold (2000) ook centraal. De mens moet het materiaal dat hij of zij gebruikt aanvoelen (Ingold, 2000). Vaardigheden zoals zorg, behendigheid en oordeelsvermogen zijn hierbij nodig. Na enkele keren werken met dunne takjes zal het kind vaardig worden en leren niet te hard te drukken. Maar deze vaardigheid is dus nooit een eigenschap van enkel het kind, ook de de dunne takjes spelen een rol.
In het Huis van de Wildernis vinden ze samenwerken erg belangrijk. De kinderen werken vaak in groep aan grotere projecten zoals het opzetten van een kruidenlabo of ze trekken bijvoorbeeld samen naar het bos om op zoek te gaan naar dieren en planten.
Aan de hand van de tekst ‘Common worlds’ van Taylor en Giugni (2012) kan er een verdere blik geworpen worden op de actoren die er betrokken zijn bij de activiteiten in de gekozen praktijk. Deze tekst focust zich niet op inclusie tussen mensen, zij willen net aantonen dat het breder dan dit kan gaan. De auteurs verdedigen dat er sprake moet zijn van een gedeelde wereld waarin alles en iedereen een plaats moet hebben, zowel menselijke als niet-menselijke actoren (Taylor & Giugni, 2012). Dit benoemen ze met het concept ‘common worlds’, een gemeenschap die gevormd wordt op een gedeelde plaats. In het Huis van de Wildernis zien we een poging hiertoe. Allereerst komen er kinderen naar dit project die erg verschillend zijn van elkaar. Ze leren elkaars verschillen kennen en hebben gesprekken hierover, maar dit is niet de inclusie die deze tekst wil behandelen. Daarnaast is er al een goede aanzet tot het verbinden met niet-menselijke actoren: er wordt naar het bos gegaan waarna de kinderen zich inleven in de geziene dieren tijdens een theaterspel.
De gedeelde wereld volgens Taylor & Giugni (2012) reikt echter nog dieper. Het bos moet niet gezien worden als een specifieke plaats. Er moet een ruimte gecreëerd worden waarin planten, dieren, de kinderen en de begeleiders in interactie staan. Deze plaatsen zijn een ‘trowtogetherness’, een samengeworpen ruimte van actoren die geaccepteerd worden maar waar macht dus ook een beduidende rol speelt. Zo kan er tijdens een bosactiviteit de vraag gesteld worden hoe er omgegaan kan worden met deze ontmoeting tussen de bomen, de planten, de dieren en onszelf. Welke macht hebben wij ten aanzien van deze bomen en hoe kunnen de verschillen tussen ons als mens en deze bomen en planten toch gewaardeerd worden?
Tot slot bedenken de auteurs een pedagogie van gedeelde werelden. Ze stellen dat kinderen gestimuleerd moeten worden om in interactie te gaan met andere bewoners en hierbij een verantwoordelijkheid op te nemen (Taylor & Giugni, 2012). Een activiteit in het Huis van de Wildernis leek dit te proberen. De kinderen werden aangemoedigd te werken rond bedreigde diersoorten en de invloed van de mens hierbij. Dit zorgde ervoor dat er thuis kritische vragen gingen stellen over de mens en zijn gedrag (Huis van de Wildernis, 2020).
Kinderen kunnen naar het Huis van de Wildernis komen in hun vrije tijd. De trajecten zijn opgedeeld in de seizoenen, de kinderen zijn zodus gedurende drie maanden gebonden aan een vaste groep. Iedere groep heeft zijn specifiek moment in de week waarop hij of zij naar het Huis van de Wildernis kan komen, zo spreken ze bijvoorbeeld van een ‘zaterdaggroep’.
Aan de hand van de tekst ‘Entanglements of time’ van Wapenaar (2014), kan er een op een andere manier gekeken worden naar het aspect tijd. In deze tekst zou het uurrooster van het Huis van de Wildernis gezien worden als een voorbeeld van chronotijd. De tijd is toegeëigend, men wil er van gebruik maken. De auteur wil eigenlijk afstappen van dit idee, want op deze manier wordt onze wereld gereduceerd tot enkel iets sociaals. Volgens Wapenaar (2014) is tijd net wederkerend, het gaat samen met ruimte en verstrengelingen tussen lichamen. Deze lichamen zijn een verzameling van menselijke en niet-menselijke elementen. Ze hebben allen een bepaalde kracht, ze werken actief in op elkaar. Zo zouden we ook naar het maken van een natuurtafel in het Huis van de Wildernis kunnen kijken. Dit project doet al een goede stap, ze willen de kinderen niet enkel verbinden met elkaar, alsook met de natuur. Maar deze verstrengeling zou volgens Wapenaar niet voldoende zijn. De kinderen zijn verstrengeld met elkaar, de begeleider, de bladeren en het mos, de tafel, de zaal waarin ze deze opdracht doen en het feit dat het zaterdagochtend is. Er is sprake van een durende tijd; het gaat om de lichamelijke ervaring die niet opgesplitst kan worden. Al deze lichamen hebben hun eigen tijd of geschiedenis. Zo zijn er kinderen die voor de eerste keer meedoen en nog nooit met dingen uit de natuur hebben geknutseld, anderen hebben bij hen thuis al eens met bladeren mogen spelen. Hierdoor is er altijd sprake van een proces in wording. Bij een volgende samenkomst zal de ervaring opnieuw verschillen: de groep is niet volledig, de zon schijnt dus ze kunnen buiten werken, enkele materialen zijn op, …
Om de pedagogische werkzaamheid van deze praktijk te beargumenteren, zal er gebruik gemaakt worden van verschillende teksten. Aan de hand van verschillende concepten zal er ingezoomd worden op specifieke mogelijkheden die in het Huis van de Wildernis naar voren kunnen treden.
Zoals reeds beschreven, wordt er in het Huis van de Wildernis vaak geknutseld. De kinderen krijgen de opdracht om rond een bepaald thema iets uit te werken. Er worden kijkdozen, samengestelde tekeningen, natuurtafels enzovoort tot stand gebracht. De organisatie beschrijft dat er in dit soort activiteiten belang wordt gehecht aan de zelfontplooiing van het kind en de verbondenheid met de natuur (Sering, z.d.).
Dit creëren van kunstwerken zou ook op een alternatieve manier bekeken kunnen worden. In de tekst ‘On a weaving basket’ van Ingold (2000) wordt er aandacht gegeven aan wat het betekent iets te maken, in interactie met de omgeving. Zelf geeft Ingold (2000) het voorbeeld van het weven van een mand. Volgens hem gaat het niet om hoe wij als mens in ons hoofd een beeld vormen van wat we gaan maken. Het materiaal dat we hierbij gebruiken heeft wel degelijk een invloed (Ingold, 2000). Deze auteur definieert maken als in interactie treden met het materiaal dat je vorm wilt geven. Tijdens de knutselactiviteiten hanteren de kinderen verschillende materialen. Het doet er wel degelijk toe welke ze al dan niet gebruiken. Alleen al bij het gebruiken van een stift, zullen ze andere resultaten krijgen dan bij een potlood. Het doet er bovendien toe hoe ze omgaan met deze materialen, bijvoorbeeld hoe hard kunnen ze op een verfborstel duwen. De wisselwerking tussen het kind en de verfborstel oefent een kracht uit op het schilderij dat wordt gecreëerd. Het eindresultaat van een knutselactiviteit zal dan nooit precies hetzelfde zijn als het kind of zelfs de begeleider in het hoofd had.
Naast deze kijk op het maken van dingen staat de betrokkenheid tussen mensen en dingen bij Ingold (2000) ook centraal. De mens moet het materiaal dat hij of zij gebruikt aanvoelen (Ingold, 2000). Vaardigheden zoals zorg, behendigheid en oordeelsvermogen zijn hierbij nodig. Na enkele keren werken met dunne takjes zal het kind vaardig worden en leren niet te hard te drukken. Maar deze vaardigheid is dus nooit een eigenschap van enkel het kind, ook de de dunne takjes spelen een rol.
In het Huis van de Wildernis vinden ze samenwerken erg belangrijk. De kinderen werken vaak in groep aan grotere projecten zoals het opzetten van een kruidenlabo of ze trekken bijvoorbeeld samen naar het bos om op zoek te gaan naar dieren en planten.
Aan de hand van de tekst ‘Common worlds’ van Taylor en Giugni (2012) kan er een verdere blik geworpen worden op de actoren die er betrokken zijn bij de activiteiten in de gekozen praktijk. Deze tekst focust zich niet op inclusie tussen mensen, zij willen net aantonen dat het breder dan dit kan gaan. De auteurs verdedigen dat er sprake moet zijn van een gedeelde wereld waarin alles en iedereen een plaats moet hebben, zowel menselijke als niet-menselijke actoren (Taylor & Giugni, 2012). Dit benoemen ze met het concept ‘common worlds’, een gemeenschap die gevormd wordt op een gedeelde plaats. In het Huis van de Wildernis zien we een poging hiertoe. Allereerst komen er kinderen naar dit project die erg verschillend zijn van elkaar. Ze leren elkaars verschillen kennen en hebben gesprekken hierover, maar dit is niet de inclusie die deze tekst wil behandelen. Daarnaast is er al een goede aanzet tot het verbinden met niet-menselijke actoren: er wordt naar het bos gegaan waarna de kinderen zich inleven in de geziene dieren tijdens een theaterspel.
De gedeelde wereld volgens Taylor & Giugni (2012) reikt echter nog dieper. Het bos moet niet gezien worden als een specifieke plaats. Er moet een ruimte gecreëerd worden waarin planten, dieren, de kinderen en de begeleiders in interactie staan. Deze plaatsen zijn een ‘trowtogetherness’, een samengeworpen ruimte van actoren die geaccepteerd worden maar waar macht dus ook een beduidende rol speelt. Zo kan er tijdens een bosactiviteit de vraag gesteld worden hoe er omgegaan kan worden met deze ontmoeting tussen de bomen, de planten, de dieren en onszelf. Welke macht hebben wij ten aanzien van deze bomen en hoe kunnen de verschillen tussen ons als mens en deze bomen en planten toch gewaardeerd worden?
Tot slot bedenken de auteurs een pedagogie van gedeelde werelden. Ze stellen dat kinderen gestimuleerd moeten worden om in interactie te gaan met andere bewoners en hierbij een verantwoordelijkheid op te nemen (Taylor & Giugni, 2012). Een activiteit in het Huis van de Wildernis leek dit te proberen. De kinderen werden aangemoedigd te werken rond bedreigde diersoorten en de invloed van de mens hierbij. Dit zorgde ervoor dat er thuis kritische vragen gingen stellen over de mens en zijn gedrag (Huis van de Wildernis, 2020).
Kinderen kunnen naar het Huis van de Wildernis komen in hun vrije tijd. De trajecten zijn opgedeeld in de seizoenen, de kinderen zijn zodus gedurende drie maanden gebonden aan een vaste groep. Iedere groep heeft zijn specifiek moment in de week waarop hij of zij naar het Huis van de Wildernis kan komen, zo spreken ze bijvoorbeeld van een ‘zaterdaggroep’.
Aan de hand van de tekst ‘Entanglements of time’ van Wapenaar (2014), kan er een op een andere manier gekeken worden naar het aspect tijd. In deze tekst zou het uurrooster van het Huis van de Wildernis gezien worden als een voorbeeld van chronotijd. De tijd is toegeëigend, men wil er van gebruik maken. De auteur wil eigenlijk afstappen van dit idee, want op deze manier wordt onze wereld gereduceerd tot enkel iets sociaals. Volgens Wapenaar (2014) is tijd net wederkerend, het gaat samen met ruimte en verstrengelingen tussen lichamen. Deze lichamen zijn een verzameling van menselijke en niet-menselijke elementen. Ze hebben allen een bepaalde kracht, ze werken actief in op elkaar. Zo zouden we ook naar het maken van een natuurtafel in het Huis van de Wildernis kunnen kijken. Dit project doet al een goede stap, ze willen de kinderen niet enkel verbinden met elkaar, alsook met de natuur. Maar deze verstrengeling zou volgens Wapenaar niet voldoende zijn. De kinderen zijn verstrengeld met elkaar, de begeleider, de bladeren en het mos, de tafel, de zaal waarin ze deze opdracht doen en het feit dat het zaterdagochtend is. Er is sprake van een durende tijd; het gaat om de lichamelijke ervaring die niet opgesplitst kan worden. Al deze lichamen hebben hun eigen tijd of geschiedenis. Zo zijn er kinderen die voor de eerste keer meedoen en nog nooit met dingen uit de natuur hebben geknutseld, anderen hebben bij hen thuis al eens met bladeren mogen spelen. Hierdoor is er altijd sprake van een proces in wording. Bij een volgende samenkomst zal de ervaring opnieuw verschillen: de groep is niet volledig, de zon schijnt dus ze kunnen buiten werken, enkele materialen zijn op, …
BESLUIT
Het Huis van de Wildernis is een enorm boeiend project, de natuur prikkelt de kinderen en brengt hen samen. Met de titel ‘Hoe de Wildernis ook mogelijkheden kan bieden verder dan de natuur’ van dit essay is er gekozen om te focussen op specifieke mogelijkheden die de kans geven om breder te denken bij de kunstactiviteiten rond de natuur die hier gebeuren. Zo kan er op een andere manier gekeken worden naar het creëren of maken van een kunstwerk. Het gaat dan niet enkel over het kind die een schilderij maakt over een bepaald thema, maar de verwevenheid tussen het kind en het materiaal en de betrokkenheid hiertussen. Ten tweede kunnen de actoren die betrokken zijn bij de activiteiten ook verruimd worden, voorbij de relatie tussen enkel de kinderen onderling en de begeleiders. Er kan nagedacht worden over een verantwoordelijkheid nemen over gedeelde wereld waarbij menselijke en niet-menselijke actoren een plaats hebben. Tot slot kan er breder gedacht worden over het tijdsconcept. In plaats van tijd als een vastgelegd uurrooster te bekijken, kunnen we verder reiken en het concept ‘durende tijd’ gebruiken. De activiteit is een proces in wording waarin verschillende lichamen een rol spelen en niet verdeeld kan worden in stukken.
Het Huis van de Wildernis is een enorm boeiend project, de natuur prikkelt de kinderen en brengt hen samen. Met de titel ‘Hoe de Wildernis ook mogelijkheden kan bieden verder dan de natuur’ van dit essay is er gekozen om te focussen op specifieke mogelijkheden die de kans geven om breder te denken bij de kunstactiviteiten rond de natuur die hier gebeuren. Zo kan er op een andere manier gekeken worden naar het creëren of maken van een kunstwerk. Het gaat dan niet enkel over het kind die een schilderij maakt over een bepaald thema, maar de verwevenheid tussen het kind en het materiaal en de betrokkenheid hiertussen. Ten tweede kunnen de actoren die betrokken zijn bij de activiteiten ook verruimd worden, voorbij de relatie tussen enkel de kinderen onderling en de begeleiders. Er kan nagedacht worden over een verantwoordelijkheid nemen over gedeelde wereld waarbij menselijke en niet-menselijke actoren een plaats hebben. Tot slot kan er breder gedacht worden over het tijdsconcept. In plaats van tijd als een vastgelegd uurrooster te bekijken, kunnen we verder reiken en het concept ‘durende tijd’ gebruiken. De activiteit is een proces in wording waarin verschillende lichamen een rol spelen en niet verdeeld kan worden in stukken.
REFERENTIES
- Ingold, T. (2000). On weaving a basket. In: Ingold, T. (2000). The perception of the environment. Essays on livelihood, dwelling and skill. London: Routledge, p.339- 348.
- Wapenaar, Kelsey (2014). Entanglements of time. International Journal of Child, Youth, and Family Studies. 5(4.2), p.826–846.
- Taylor, A. & Giugni, M. (2012). Common Worlds: reconceptualizing inclusion in early childhood communities. Contemporary Issues in Early Childhood. 13(2), p.108-119
- Sering. (z.d.). Huis van de Wildernis. Geraadpleegd op 17 januari 2020 van https://sering.be/aanbod/huis-van-de-wildernis
- Huis van de Wildernis (z.d.). In Startpagina [Facebookpagina]. Geraadpleegd op 17 januari 2020 van https://www.facebook.com/wilderhuis/
- Huis van de Wildernis. (2020, 25 november). Huis van de Wildernis hoopt via spel en creatie kinderen met de natuur te verbinden en hen te laten nadenken over best wel moeilijke thema's. [Facebook]. Geraadpleegd op 17 januari 2020 van https://www.facebook.com/wilderhuis/posts/691377678184566