Examenpaper van Everaerts William
PRAKTIJK
In het Leuvense Katelijnepark is een buurtmoestuin gevestigd. Volgens een buurtbewoner is het parkje een publieke plaats in de stad die iedereen kan bezoeken. De buurtmoestuin is ontstaan vanuit het Vlaamse project ‘volkstuinen’ (Velt, 2016). De stad Leuven stelt op hun website (z.d.) de voorwaarde dat het project gedragen moet zijn door minstens twaalf inwoners van de buurt. De organisatie ‘De Ruimtevaart’ heeft het initiatief genomen om dit project mee vorm te geven. De voornaamste informatiebronnen zijn de website van de organisatie en een gesprek met een medewerker die eveneens mee tuiniert. In wat volgt zullen enkele analysevragen van de praktijk beantwoord worden.
Wat gebeurt er en met wie?
Op de website van de Ruimtevaart staat hun doel van de buurtmoestuin als volgt vermeldt:
“In de buurtmoestuin tuinieren we samen met buurtbewoners, gezinnen en iedereen die dit wil. We gaan samen aan de slag, genieten van buiten zijn in het groen en delen de oogst. Ook op andere momenten kan iedereen picknicken aan de gezellige tafel. Ook werken we samen aan de verdere inrichting van het parkje. Zo willen we hier samen een buitenruimte creëren waar fijn gespeeld en geleefd kan worden.” (De Ruimtevaart, z.d.)
Vanuit dit citaat, en vanuit een foto op de Facebookpagina van de Ruimtevaart (afbeelding 1), blijkt het tuinieren zelf, waarbij de oogst gedeeld wordt, centraal te staan. Daarnaast gaat er een aandacht naar het park zelf en naar het samen zijn om te kunnen genieten en te spelen. Deze activiteiten zorgen volgens een getuigenis op dezelfde website (De Ruimtevaart, z.d.) voor ontmoeting, energie, betrokkenheid en biologisch eten.
In het Leuvense Katelijnepark is een buurtmoestuin gevestigd. Volgens een buurtbewoner is het parkje een publieke plaats in de stad die iedereen kan bezoeken. De buurtmoestuin is ontstaan vanuit het Vlaamse project ‘volkstuinen’ (Velt, 2016). De stad Leuven stelt op hun website (z.d.) de voorwaarde dat het project gedragen moet zijn door minstens twaalf inwoners van de buurt. De organisatie ‘De Ruimtevaart’ heeft het initiatief genomen om dit project mee vorm te geven. De voornaamste informatiebronnen zijn de website van de organisatie en een gesprek met een medewerker die eveneens mee tuiniert. In wat volgt zullen enkele analysevragen van de praktijk beantwoord worden.
Wat gebeurt er en met wie?
Op de website van de Ruimtevaart staat hun doel van de buurtmoestuin als volgt vermeldt:
“In de buurtmoestuin tuinieren we samen met buurtbewoners, gezinnen en iedereen die dit wil. We gaan samen aan de slag, genieten van buiten zijn in het groen en delen de oogst. Ook op andere momenten kan iedereen picknicken aan de gezellige tafel. Ook werken we samen aan de verdere inrichting van het parkje. Zo willen we hier samen een buitenruimte creëren waar fijn gespeeld en geleefd kan worden.” (De Ruimtevaart, z.d.)
Vanuit dit citaat, en vanuit een foto op de Facebookpagina van de Ruimtevaart (afbeelding 1), blijkt het tuinieren zelf, waarbij de oogst gedeeld wordt, centraal te staan. Daarnaast gaat er een aandacht naar het park zelf en naar het samen zijn om te kunnen genieten en te spelen. Deze activiteiten zorgen volgens een getuigenis op dezelfde website (De Ruimtevaart, z.d.) voor ontmoeting, energie, betrokkenheid en biologisch eten.
Volgens de medewerker wordt de praktijk van het tuinieren georganiseerd door de Ruimtevaart, waar enkele medewerkers verantwoordelijk zijn voor de buurtmoestuin. Iedereen kan deelnemen aan deze activiteit hoewel het meestal enkele vaste deelnemers van de Ruimtevaart zijn die participeren. De website van de Ruimtevaart (z.d.) geeft aan dat iedereen zich bij hen kan aansluiten, en dus als deel van de organisatie mee kan tuinieren. Aansluiting houdt immers geen verplichting voor het tuinieren in.
Hoe gebeurt dit?
De medewerker liet weten dat de groenten gezamenlijk duurzaam geteeld en geoogst worden, met een aandacht voor het proces, de aarde, de groenten en de medemens. Dit gebeurt eveneens seizoensgebonden. Om de deelnemers hierin te begeleiden, is er ook een expert in tuinieren aanwezig. De expert biedt informatie over het tuinieren, duurzame voeding en het belang daarvan. Naast informatie laat de expert de deelnemers vaardig worden in het tuinieren door hen bijvoorbeeld technieken aan te leren. Een specifieke aandacht tijdens het tuinieren gaat ook naar de unieke smaak van verse groenten die geoogst worden. De medewerker gaf het voorbeeld van de wortel en hoe de smaak ervan verschilt van een niet-duurzaam geteelde wortel.
Binnen welke streefdoelen gebeurt dit?
De Ruimtevaart probeert armoede te bestrijden door een plaats, zoals de buurtmoestuin, te creëren waar iedereen welkom is en ontmoeting kan gebeuren. Ze doelen hiermee op het verkleinen van sociale uitsluiting van mensen in armoede (De Ruimtevaart, z.d.). Bovendien verkleinen ze de deelnemers hun kosten doordat de groenten gedeeld worden.
De praktijk van de buurtmoestuin zet daarnaast mee in voor de uitdagingen die het Antropoceen stelt. Het Antropoceen wordt recentelijk in de literatuur omschreven als het tijdperk waarin de mens een onomkeerbare invloed uitoefent op de aarde (Rousell, 2016). Uitdagingen die ermee gepaard gaan zijn bijvoorbeeld klimaatopwarming, een afname van de biodiversiteit en een klimaatvluchtelingenstroom. Volgens de documentaire ‘Before the Flood’ zijn fabrieken een van de grootste oorzaken hiervan, waaronder ook de massaproductie van voeding valt. Door kleinschalig duurzaam te telen en te oogsten kan de buurtmoestuin een oplossing bijdragen aan de Antropocentrische uitdagingen. Het educatieve aspect van de buurtmoestuin zorgt er bijgevolg voor dat deze praktijk zich in de toekomst kan blijven ontwikkelen.
Hoe gebeurt dit?
De medewerker liet weten dat de groenten gezamenlijk duurzaam geteeld en geoogst worden, met een aandacht voor het proces, de aarde, de groenten en de medemens. Dit gebeurt eveneens seizoensgebonden. Om de deelnemers hierin te begeleiden, is er ook een expert in tuinieren aanwezig. De expert biedt informatie over het tuinieren, duurzame voeding en het belang daarvan. Naast informatie laat de expert de deelnemers vaardig worden in het tuinieren door hen bijvoorbeeld technieken aan te leren. Een specifieke aandacht tijdens het tuinieren gaat ook naar de unieke smaak van verse groenten die geoogst worden. De medewerker gaf het voorbeeld van de wortel en hoe de smaak ervan verschilt van een niet-duurzaam geteelde wortel.
Binnen welke streefdoelen gebeurt dit?
De Ruimtevaart probeert armoede te bestrijden door een plaats, zoals de buurtmoestuin, te creëren waar iedereen welkom is en ontmoeting kan gebeuren. Ze doelen hiermee op het verkleinen van sociale uitsluiting van mensen in armoede (De Ruimtevaart, z.d.). Bovendien verkleinen ze de deelnemers hun kosten doordat de groenten gedeeld worden.
De praktijk van de buurtmoestuin zet daarnaast mee in voor de uitdagingen die het Antropoceen stelt. Het Antropoceen wordt recentelijk in de literatuur omschreven als het tijdperk waarin de mens een onomkeerbare invloed uitoefent op de aarde (Rousell, 2016). Uitdagingen die ermee gepaard gaan zijn bijvoorbeeld klimaatopwarming, een afname van de biodiversiteit en een klimaatvluchtelingenstroom. Volgens de documentaire ‘Before the Flood’ zijn fabrieken een van de grootste oorzaken hiervan, waaronder ook de massaproductie van voeding valt. Door kleinschalig duurzaam te telen en te oogsten kan de buurtmoestuin een oplossing bijdragen aan de Antropocentrische uitdagingen. Het educatieve aspect van de buurtmoestuin zorgt er bijgevolg voor dat deze praktijk zich in de toekomst kan blijven ontwikkelen.
PEDAGOGISCHE WERKZAAMHEID
In deze paragraaf wordt de concrete praktijk benaderd vanuit verschillende invalshoeken met als doel de praktijk op een andere, meer pedagogische, manier te omschrijven.
Aanwezigheid
Een typerend kenmerk aan de praktijk is dat iedereen welkom is, zonder aan bepaalde voorwaarden te moeten voldoen. Dit principe wordt verder uitgedacht volgens de uitgangspunten van Jonathan Darling (2014) over aanwezigheid. Volgens hem wordt burgerschap gekenmerkt door aanwezigheid op een plaats. In plaats van een legale status gaat het over een sociaal feit. Volgens deze optiek hebben alle aanwezigen ook beslissingsrecht in de toekomst van de plaats: “all inhabitants have a shared interest in that future and that all inhabitants share in creating the city through their actions, experiences, and choices” (Darling, 2014, p.166). Het is een gezamenlijk partnerschap tussen alle aanwezigen.
In de buurtmoestuin is dit concept van aanwezigheid (Darling, 2014) eveneens merkbaar. Iedereen kan deelnemen in de buurtmoestuin om daar aanwezig te zijn. Samen met alle aanwezigen wordt en dan collectief gewerkt, hoewel eenieder zijn eigen inbreng heeft, bijvoorbeeld welke groenten er worden geteeld en de hoeveelheid ervan. Om samen met de Ruimtevaart mee te gaan tuinieren moet men dit op voorhand laten weten aan de organisatie. Hoewel dit in eerste instantie lijkt op een voorwaarde om deel te nemen , geldt ook hier de notie van aanwezigheid omdat iedereen kan deelnemen bij de Ruimtevaart louter door er aanwezig te zijn. Deze openheid tot deelname, op basis van louter aanwezigheid, zorgt ervoor dat de buurtmoestuin een democratische plaats wordt zonder enige uitsluiting.
Een kritische bedenking die zich hier stelt is hoever de Ruimtevaart moet gaan in het aanvaarden van iedereen die langskomt. Wat met deelnemers die de buurtmoestuin vandaliseren of die dronken zijn en andere deelnemers lastig vallen? Volgens stage ervaringen vanuit de Katholieke Universiteit Leuven heeft de Ruimtevaart het vertrouwen erin om zulke gevallen altijd constructief op te lossen zonder het aanwezigheidsprincipe te verwaarlozen. Ze beseffen hiermee dat ze zichzelf in zekere mate kwetsbaar opstellen, hoewel dit de praktijk net pedagogisch maakt. Het blijft alle mensen de mogelijkheid bieden om, op basis van aanwezigheid, deel te nemen aan de buurtmoestuin.
Sferen
Voor een tweede invalshoek om de praktijk van de buurtmoestuin te benaderen wordt er berust op de visie van Tim Ingold (2000). Hij benaderd de wereld vanuit hoe wij die ervaren en beleven door een samenspel van verschillende sferen. Sferen zijn alle invloeden rondom mensen en niet-menselijke elementen die eenieder op een bepaalde manier ervaart. Door de wereld sferisch te benaderen wordt de beleving, en daarmee de zintuigen, centraal geplaatst. Deze beleving gebeurt door iedereen op een unieke, specifieke manier en bepaalt bijgevolg het handelen en de kennis van eenieder. Een gevoeligheid en een zorg voor de wereld en de sferen, die immers gedeeld wordt, is dus essentieel.
De praktijk van de buurtmoestuin toont hoe ze waarde hechten aan deze sferen en de invloed ervan. Door seizoensgebonden te tuinieren besteden ze aandacht aan omgevingsfactoren, zoals het weer. Ook de stilte van het park, en de rust die ermee gepaard gaat, zorgt voor een gezelligheid en een bepaalde manier van ontmoeten en spelen. Eveneens toont het blijven verzorgen van het parkje aan hoe de organisatie de omgeving belangrijk acht. Het voornaamste voorbeeld is de aandacht voor de aarde zelf en hoe die verzorgd moet worden om duurzaam te tuinieren. Hierbij krijgen de deelnemers hulp van een expert, die de deelnemers via al hun zintuigen het tuinieren laat ervaren – herinner het voorbeeld van de smaak van de wortel. De expert zorgt er zo voor dat de deelnemers gevoelig worden voor hun sferen om er ervaringen in op te doen om zelf vaardigheden en kennis van het tuinieren te ontwikkelen. Educatie werkt hier dus via de beleving, die voor elke deelnemer verschillend is. Deze ervaringen worden dan gedeeld met elkaar, om zo tot een gedeelde wereld te komen, waar aarde en leven één geheel zijn.
Pedagogie van het heden
Uit het voorgaand concept blijkt hoe de deelnemers in de buurtmoestuin leven in het heden. Dit brengt mij bij een derde invalshoek: de pedagogie van het heden (Facer, 2016). Het is een pedagogie die aandachtig is voor het heden, en eveneens het verleden, zonder de toekomst trachten vast te leggen. Op deze manier wordt de toekomst ontsloten waardoor ze open blijft voor alle mogelijkheden. Het is in praktijken die gericht zijn op het heden en het verleden dat de pedagogie van het heden nog meer tot zijn recht komt. De buurtmoestuin komt hieraan tegemoet door aandacht te hebben voor de verschillende sferen in het heden. De deelnemers zijn in het heden aan het tuinieren, zonder enige vaststelling op de toekomst. Wat ze wel doen is anticiperen op een recente toekomst, bijvoorbeeld door na te denken welke groenten ze willen telen in een toekomstig seizoen. Dit soort anticipaties is echter niet hetzelfde als het voorspellen van een toekomst.
De notie ‘hoop’ gaat eveneens samen met het ontsluiten van de toekomst, net doordat alles nog mogelijk blijft. In de buurtmoestuin toont dit zich op twee manieren. Enerzijds ontstaat er een hoop voor een duurzamere samenleving; de aarde wordt met zorg behandeld om Antropocentrische uitdagingen proberen weg te werken. Anderzijds biedt het democratisch karakter van de buurtmoestuin de deelnemers de mogelijkheid om hun leven (terug) vorm te geven. Volgens de medewerker blijkt dat voor deelnemers voor wie het leven moeilijk loopt, de buurtmoestuin een hoopgevende plaats is voor hun eigen toekomst.
Door de onzekerheid en angst die een open toekomst met zich meebrengt, vereist de pedagogie van het heden moed en vertrouwen. Volgens Facer (2016) kan dit versterkt worden door vriendschappen, gemeenschappen en netwerken. De buurtmoestuin als een gemeenschap is een plaats waar zulke ontmoetingen en vriendschappen kunnen ontstaan.
In deze paragraaf wordt de concrete praktijk benaderd vanuit verschillende invalshoeken met als doel de praktijk op een andere, meer pedagogische, manier te omschrijven.
Aanwezigheid
Een typerend kenmerk aan de praktijk is dat iedereen welkom is, zonder aan bepaalde voorwaarden te moeten voldoen. Dit principe wordt verder uitgedacht volgens de uitgangspunten van Jonathan Darling (2014) over aanwezigheid. Volgens hem wordt burgerschap gekenmerkt door aanwezigheid op een plaats. In plaats van een legale status gaat het over een sociaal feit. Volgens deze optiek hebben alle aanwezigen ook beslissingsrecht in de toekomst van de plaats: “all inhabitants have a shared interest in that future and that all inhabitants share in creating the city through their actions, experiences, and choices” (Darling, 2014, p.166). Het is een gezamenlijk partnerschap tussen alle aanwezigen.
In de buurtmoestuin is dit concept van aanwezigheid (Darling, 2014) eveneens merkbaar. Iedereen kan deelnemen in de buurtmoestuin om daar aanwezig te zijn. Samen met alle aanwezigen wordt en dan collectief gewerkt, hoewel eenieder zijn eigen inbreng heeft, bijvoorbeeld welke groenten er worden geteeld en de hoeveelheid ervan. Om samen met de Ruimtevaart mee te gaan tuinieren moet men dit op voorhand laten weten aan de organisatie. Hoewel dit in eerste instantie lijkt op een voorwaarde om deel te nemen , geldt ook hier de notie van aanwezigheid omdat iedereen kan deelnemen bij de Ruimtevaart louter door er aanwezig te zijn. Deze openheid tot deelname, op basis van louter aanwezigheid, zorgt ervoor dat de buurtmoestuin een democratische plaats wordt zonder enige uitsluiting.
Een kritische bedenking die zich hier stelt is hoever de Ruimtevaart moet gaan in het aanvaarden van iedereen die langskomt. Wat met deelnemers die de buurtmoestuin vandaliseren of die dronken zijn en andere deelnemers lastig vallen? Volgens stage ervaringen vanuit de Katholieke Universiteit Leuven heeft de Ruimtevaart het vertrouwen erin om zulke gevallen altijd constructief op te lossen zonder het aanwezigheidsprincipe te verwaarlozen. Ze beseffen hiermee dat ze zichzelf in zekere mate kwetsbaar opstellen, hoewel dit de praktijk net pedagogisch maakt. Het blijft alle mensen de mogelijkheid bieden om, op basis van aanwezigheid, deel te nemen aan de buurtmoestuin.
Sferen
Voor een tweede invalshoek om de praktijk van de buurtmoestuin te benaderen wordt er berust op de visie van Tim Ingold (2000). Hij benaderd de wereld vanuit hoe wij die ervaren en beleven door een samenspel van verschillende sferen. Sferen zijn alle invloeden rondom mensen en niet-menselijke elementen die eenieder op een bepaalde manier ervaart. Door de wereld sferisch te benaderen wordt de beleving, en daarmee de zintuigen, centraal geplaatst. Deze beleving gebeurt door iedereen op een unieke, specifieke manier en bepaalt bijgevolg het handelen en de kennis van eenieder. Een gevoeligheid en een zorg voor de wereld en de sferen, die immers gedeeld wordt, is dus essentieel.
De praktijk van de buurtmoestuin toont hoe ze waarde hechten aan deze sferen en de invloed ervan. Door seizoensgebonden te tuinieren besteden ze aandacht aan omgevingsfactoren, zoals het weer. Ook de stilte van het park, en de rust die ermee gepaard gaat, zorgt voor een gezelligheid en een bepaalde manier van ontmoeten en spelen. Eveneens toont het blijven verzorgen van het parkje aan hoe de organisatie de omgeving belangrijk acht. Het voornaamste voorbeeld is de aandacht voor de aarde zelf en hoe die verzorgd moet worden om duurzaam te tuinieren. Hierbij krijgen de deelnemers hulp van een expert, die de deelnemers via al hun zintuigen het tuinieren laat ervaren – herinner het voorbeeld van de smaak van de wortel. De expert zorgt er zo voor dat de deelnemers gevoelig worden voor hun sferen om er ervaringen in op te doen om zelf vaardigheden en kennis van het tuinieren te ontwikkelen. Educatie werkt hier dus via de beleving, die voor elke deelnemer verschillend is. Deze ervaringen worden dan gedeeld met elkaar, om zo tot een gedeelde wereld te komen, waar aarde en leven één geheel zijn.
Pedagogie van het heden
Uit het voorgaand concept blijkt hoe de deelnemers in de buurtmoestuin leven in het heden. Dit brengt mij bij een derde invalshoek: de pedagogie van het heden (Facer, 2016). Het is een pedagogie die aandachtig is voor het heden, en eveneens het verleden, zonder de toekomst trachten vast te leggen. Op deze manier wordt de toekomst ontsloten waardoor ze open blijft voor alle mogelijkheden. Het is in praktijken die gericht zijn op het heden en het verleden dat de pedagogie van het heden nog meer tot zijn recht komt. De buurtmoestuin komt hieraan tegemoet door aandacht te hebben voor de verschillende sferen in het heden. De deelnemers zijn in het heden aan het tuinieren, zonder enige vaststelling op de toekomst. Wat ze wel doen is anticiperen op een recente toekomst, bijvoorbeeld door na te denken welke groenten ze willen telen in een toekomstig seizoen. Dit soort anticipaties is echter niet hetzelfde als het voorspellen van een toekomst.
De notie ‘hoop’ gaat eveneens samen met het ontsluiten van de toekomst, net doordat alles nog mogelijk blijft. In de buurtmoestuin toont dit zich op twee manieren. Enerzijds ontstaat er een hoop voor een duurzamere samenleving; de aarde wordt met zorg behandeld om Antropocentrische uitdagingen proberen weg te werken. Anderzijds biedt het democratisch karakter van de buurtmoestuin de deelnemers de mogelijkheid om hun leven (terug) vorm te geven. Volgens de medewerker blijkt dat voor deelnemers voor wie het leven moeilijk loopt, de buurtmoestuin een hoopgevende plaats is voor hun eigen toekomst.
Door de onzekerheid en angst die een open toekomst met zich meebrengt, vereist de pedagogie van het heden moed en vertrouwen. Volgens Facer (2016) kan dit versterkt worden door vriendschappen, gemeenschappen en netwerken. De buurtmoestuin als een gemeenschap is een plaats waar zulke ontmoetingen en vriendschappen kunnen ontstaan.
BESLUIT
In deze paper wordt de buurtmoestuin vanuit drie verschillende perspectieven benaderd die elks een pedagogische werkzaamheid van de praktijk blootleggen en een oplossing kunnen bieden voor de Antropocentrische uitdagingen. Desondanks gaat dit samen met enkele voorwaarden in de praktijk.
Problemen vanuit het Antropoceen zijn wereldwijde problemen die iedereen aangaan. Daarom is het belangrijk dat iedereen de mogelijkheid heeft om hier mee bezig te zijn (i.e. erover nadenken, oplossingen zoeken). Door het aanwezigheidsprincipe dat de Ruimtevaart hanteert wordt het mogelijk dat iedereen die wil mee kan moestuinieren en zo kan bijdragen aan dit probleem (oplossing). Het aanwezigheidsprincipe bevordert eveneens de gelijkheid tussen mensen: iedereen kan en mag deelnemen aan een activiteit waar ze recht op hebben. De buurtmoestuin wordt een democratische plaats zonder uitsluiting (pedagogische werkzaamheid). De voorwaarde bij het aanwezigheidsprincipe is dat het maar kan gelden wanneer de praktijk (en de organisatie) zich kwetsbaar opstelt voor alle aanwezigen. Deze kwetsbaarheid creëert net de pedagogische waarde van de praktijk. Het is eveneens een vertrekpunt voor het concept ‘superdiversiteit’. De samenleving wordt alsmaar meer gekenmerkt door verschillende nationaliteiten, dubbele nationaliteiten of simpelweg mensen met andere of verschillende achtergronden. Dit onvermijdelijk fenomeen blijft zich als een uitdaging stellen voor het samenleven. Het aanwezigheidsprincipe kan een interessante denkpiste zijn voor het migratiedebat. De samenleving laat zich zo kwetsbaar opstellen maar wordt tegelijkertijd een democratische plaats van vrijheid en gelijkheid.
De aandacht voor de sferen laat deelnemers in interactie treden met de aarde, maakt hen er gevoelig voor en laat hen beseffen hoe die inwerkt op ons. Het biedt mogelijkheden om hen inzicht in het Antropoceen te bieden. Het staat hen eveneens toe er, via de moestuin, duurzaam mee te laten omgaan (oplossing). Deze ervaringen met de sferen gebeuren individueel maar worden collectief in de buurtmoestuin, waar het leven gemeenschappelijk plaatsvindt, gedeeld. Bijgevolg leren ze bij over duurzaamheid en duurzaam tuinieren waardoor de tuin een educatieve plaats wordt (pedagogische werkzaamheid). De belangrijke voorwaarde hier is de zorg voor de aarde en het levende, wat meer tijd en geduld vraagt.
De in de buurtmoestuin aanwezige ‘pedagogie van het heden’ zorgt ervoor dat de focus in het heden blijft. Het tuinieren tracht vanuit het heden antropocentrische problemen op te lossen. De toekomst wordt niet vastgelegd of wantrouwt – de aarde die in de toekomst verwoest is door klimaatopwarming – maar blijft net open doordat er in het heden in de buurtmoestuin collectief zorg gedragen wordt voor de aarde. Er ontstaat een hoop dat de aarde kan ‘genezen’ van haar Antropocentrische wonden (oplossing). De toekomst open houden impliceert naast hoop ook gelijkheid en vrijheid (alles kan nog voor iedereen). De buurtmoestuin biedt deelnemers mogelijkheden om hun netwerk uit te breiden en om bij te leren, wat hen mogelijks nieuwe kansen biedt voor een nog niet gekende toekomst. Voor deelnemers in armoede kan de praktijk dus ook helend werken (pedagogische werkzaamheid). De voorwaarde hier is de moed om de toekomst niet vooraf te bepalen, wat onzekerheden met zich kan meebrengen. Immers, de buurtmoestuin kan dit verlichten door hun gemeenschappelijk karakter waar vriendschappen kunnen ontstaan.
Door het aanwezigheidsprincipe en de focus op de sferen worden mensen een collectief in de buurtmoestuin waardoor het een gedeelde plaats wordt. Aanwezigen worden er gevoelig voor de aarde om haar bijgevolg via een pedagogie van het heden duurzaam en verzorgend te behandelen. Zo pogen ze Antropocentrische problemen op te lossen alsook zichzelf en de andere aanwezigen te onderrichten. Dit collectief moestuinieren – in werkwoordvorm want het gaat om de activiteit – ontsluit dusdanig de toekomst en biedt hoop voor een genezing van zowel moeder aarde als haar kroost, de deelnemers.
In deze paper wordt de buurtmoestuin vanuit drie verschillende perspectieven benaderd die elks een pedagogische werkzaamheid van de praktijk blootleggen en een oplossing kunnen bieden voor de Antropocentrische uitdagingen. Desondanks gaat dit samen met enkele voorwaarden in de praktijk.
Problemen vanuit het Antropoceen zijn wereldwijde problemen die iedereen aangaan. Daarom is het belangrijk dat iedereen de mogelijkheid heeft om hier mee bezig te zijn (i.e. erover nadenken, oplossingen zoeken). Door het aanwezigheidsprincipe dat de Ruimtevaart hanteert wordt het mogelijk dat iedereen die wil mee kan moestuinieren en zo kan bijdragen aan dit probleem (oplossing). Het aanwezigheidsprincipe bevordert eveneens de gelijkheid tussen mensen: iedereen kan en mag deelnemen aan een activiteit waar ze recht op hebben. De buurtmoestuin wordt een democratische plaats zonder uitsluiting (pedagogische werkzaamheid). De voorwaarde bij het aanwezigheidsprincipe is dat het maar kan gelden wanneer de praktijk (en de organisatie) zich kwetsbaar opstelt voor alle aanwezigen. Deze kwetsbaarheid creëert net de pedagogische waarde van de praktijk. Het is eveneens een vertrekpunt voor het concept ‘superdiversiteit’. De samenleving wordt alsmaar meer gekenmerkt door verschillende nationaliteiten, dubbele nationaliteiten of simpelweg mensen met andere of verschillende achtergronden. Dit onvermijdelijk fenomeen blijft zich als een uitdaging stellen voor het samenleven. Het aanwezigheidsprincipe kan een interessante denkpiste zijn voor het migratiedebat. De samenleving laat zich zo kwetsbaar opstellen maar wordt tegelijkertijd een democratische plaats van vrijheid en gelijkheid.
De aandacht voor de sferen laat deelnemers in interactie treden met de aarde, maakt hen er gevoelig voor en laat hen beseffen hoe die inwerkt op ons. Het biedt mogelijkheden om hen inzicht in het Antropoceen te bieden. Het staat hen eveneens toe er, via de moestuin, duurzaam mee te laten omgaan (oplossing). Deze ervaringen met de sferen gebeuren individueel maar worden collectief in de buurtmoestuin, waar het leven gemeenschappelijk plaatsvindt, gedeeld. Bijgevolg leren ze bij over duurzaamheid en duurzaam tuinieren waardoor de tuin een educatieve plaats wordt (pedagogische werkzaamheid). De belangrijke voorwaarde hier is de zorg voor de aarde en het levende, wat meer tijd en geduld vraagt.
De in de buurtmoestuin aanwezige ‘pedagogie van het heden’ zorgt ervoor dat de focus in het heden blijft. Het tuinieren tracht vanuit het heden antropocentrische problemen op te lossen. De toekomst wordt niet vastgelegd of wantrouwt – de aarde die in de toekomst verwoest is door klimaatopwarming – maar blijft net open doordat er in het heden in de buurtmoestuin collectief zorg gedragen wordt voor de aarde. Er ontstaat een hoop dat de aarde kan ‘genezen’ van haar Antropocentrische wonden (oplossing). De toekomst open houden impliceert naast hoop ook gelijkheid en vrijheid (alles kan nog voor iedereen). De buurtmoestuin biedt deelnemers mogelijkheden om hun netwerk uit te breiden en om bij te leren, wat hen mogelijks nieuwe kansen biedt voor een nog niet gekende toekomst. Voor deelnemers in armoede kan de praktijk dus ook helend werken (pedagogische werkzaamheid). De voorwaarde hier is de moed om de toekomst niet vooraf te bepalen, wat onzekerheden met zich kan meebrengen. Immers, de buurtmoestuin kan dit verlichten door hun gemeenschappelijk karakter waar vriendschappen kunnen ontstaan.
Door het aanwezigheidsprincipe en de focus op de sferen worden mensen een collectief in de buurtmoestuin waardoor het een gedeelde plaats wordt. Aanwezigen worden er gevoelig voor de aarde om haar bijgevolg via een pedagogie van het heden duurzaam en verzorgend te behandelen. Zo pogen ze Antropocentrische problemen op te lossen alsook zichzelf en de andere aanwezigen te onderrichten. Dit collectief moestuinieren – in werkwoordvorm want het gaat om de activiteit – ontsluit dusdanig de toekomst en biedt hoop voor een genezing van zowel moeder aarde als haar kroost, de deelnemers.
REFERENTIES
- 14 nieuwe samentuinen op komst. (2016, 23 december). Velt. https://www.velt.nu/nieuws/14-nieuwe-samentuinen-op-komst.
- Buurtmoestuin. (2020, 4 maart). Stad Leuven. https://www.leuven.be/buurtmoestuin
- Buurtmoestuin. (z.d.). De RuimteVaart. https://www.deruimtevaart.be/projecten/buurtmoestuin
- Darling, J. (2014). From Hospitality to Presence. Peace Review, 26(2), 162–169. https://doi.org/10.1080/10402659.2014.906872
- Facer, K. (2016). Using the Future in Education: Creating Space for Openness, Hope and Novelty. The Palgrave International Handbook of Alternative Education, 63–78. https://doi.org/10.1057/978-1-137-41291-1_5
- Ingold, T. (2000). Globes and spheres. The Topology of Environmentalism. In: T. Ingold (2000). The perception of the environment. Essays on livelihood, dwelling and skill. London: Routledge, p. 209-218.
- Over ons. (z.d.). De RuimteVaart. https://www.deruimtevaart.be/over-ons
- Rousell, D. (2016). Dwelling in the Anthropocene: Reimagining University Learning Environments in Response to Social and Ecological Change. Australian Journal of Environmental Education, 32(2), 137–153. https://doi.org/10.1017/aee.2015.50