Examenpaper van Tim Dierickx
PRAKTIJK
Het herstellen van gitaren lijkt op het eerste zicht niet meteen een maakpraktijk waarbij een publieke pedagogiek werkzaam is. Aan de hand van een kleinschalig en lokaal initiatief uit West-Vlaanderen, bespreek ik de komende minuten graag hoe dit wel het geval kan zijn. Het initiatief, dat tot op heden nog geen naam heeft, is gegroeid uit de observatie dat heel wat kinderen en jongeren uit de muzikale boot vallen. In eerste instantie is dit zichtbaar geworden in muziekacademies doordat toch wel wat leerlingen zich geen eigen instrument kunnen veroorloven om thuis te oefenen. Dit is echter slechts het topje van de ijsberg. Het spreekt voor zich dat er daarnaast nog een veel grotere groep jongeren bestaat waarvoor de weg naar een muziekschool of muziekatelier al helemaal niet evident is omwille van diverse redenen.
Het bovenstaande kunnen we relateren aan de kwestie superdiversiteit. Hoewel muziek de potentiële kracht heeft om de afstand tussen mensen met verschillende achtergronden en culturen te overbruggen, lijkt dit toch geen evidentie in onze superdiverse samenleving. Nog te vaak is er sprake van een negatieve bijklank als het over personen gaat die - om welke reden dan ook - niet actief (kunnen) deelnemen aan cultuurbeleving. Deze perceptie is iets waar vele jongeren en kinderen mee geconfronteerd worden, in sommige gevallen zelfs met (een gevoel van) uitsluiting tot gevolg. Websites zoals YouTube brengen muziek meer dan ooit binnen in elke huiskamer, maar toch is het effectief maken en spelen niet voor iedereen even toegankelijk daar ze bijvoorbeeld niet over een instrument beschikken. Niet enkel mensen met een lagere socio-economische status raken vaak niet betrokken op het maken van muziek, maar ook het hebben van een andere cultuur of het spreken van een andere taal lijkt nog dikwijls een onnodige drempel te vormen. Het samenleven in een superdiverse samenleving is een blijvende uitdaging waarbij de gemeenschappelijke taal van de muziek een verbindende rol kan spelen tussen mensen die op het eerste zicht niets gemeenschappelijks lijken te hebben. De praktijk in kwestie, en laat ons voor het gemak deze praktijk gedurende dit schrijven benoemen als Naamloos, doet een poging om hierop in te spelen door kosteloos gitaren uit te lenen aan jongeren voor zolang ze er zelf gebruik van (willen) maken. Dit kan voor enkele weken zijn, maar ook voor enkele jaren. Er is in principe slechts één voorwaarde aan verbonden en dat is het samen zorgdragen voor de instrumenten, waarover dadelijk meer.
Het herstellen van gitaren heeft er een prominente rol. Niet alleen wordt er aan de jongeren getoond hoe ze snaren moeten vervangen en het instrument onderhouden, maar tevens zijn de gitaren die worden uitgeleend tweedehands gekocht of gedoneerd waardoor er vaak wel wat opknapwerk nodig is om het opnieuw bespeelbaar te maken. Deze focus op het hergebruik, herstel en uitlenen van gitaren, kan via enkele wegen gelinkt worden aan de kwestie duurzaamheid. Eerst en vooral omdat het inzet op het doorgeven en hergebruiken, waardoor er niet steeds nieuwe instrumenten gekocht en geproduceerd moeten worden. Enorm veel mensen hebben een oude gitaar liggen die niet meer bespeeld wordt. Door deze ter beschikking te stellen van anderen, wordt er als het ware bijgedragen aan een circulaire mini-economie van muziekinstrumenten. Ook het herstellen hangt nauw samen met die duurzaamheid, daar er gebruik wordt gemaakt van donorgitaren die moeilijk te vermaken zijn om onderdelen te recycleren. Hiermee lijkt Naamloos een lokaal antwoord te proberen bieden op de vaak overheersende principes van een consumptie- en wegwerpmaatschappij, een antwoord dat voorbijgaat aan de kapitalistische principes (Smith, 2020).
Naamloos is een privé-initiatief dat gedragen wordt door enkele beroepsmuzikanten. Het herstellen gebeurt bij hen thuis daar er niet echt middelen voor handen zijn om een gemeenschappelijke ruimte of atelier te voorzien. Hierbij komt ook kijken dat er voornamelijk met brugfiguren gewerkt wordt tussen het initiatief en de jongeren. Voorlopig gebeurt dit via scholen en het OCMW/sociaal huis, maar ook via mond-tot-mondreclame op straat. Hoewel ik zelf één van de betrokken muzikanten ben en vooral informatie put uit persoonlijke ervaring, probeer ik voor deze paper - zoals hopelijk reeds duidelijk is geworden - ook een andere bril op te zetten om vanop een figuurlijke afstand de pedagogische werkzaamheid van deze praktijk op begrip te brengen. Het gebrek aan externe bronnen omtrent de praktijk, brengt natuurlijk wel enkele beperkingen met zich mee. Ik doe alvast mijn uiterste best om een eerlijk en transparant beeld te schetsen van wat er zich afspeelt in en rond het initiatief.
Het herstellen van gitaren lijkt op het eerste zicht niet meteen een maakpraktijk waarbij een publieke pedagogiek werkzaam is. Aan de hand van een kleinschalig en lokaal initiatief uit West-Vlaanderen, bespreek ik de komende minuten graag hoe dit wel het geval kan zijn. Het initiatief, dat tot op heden nog geen naam heeft, is gegroeid uit de observatie dat heel wat kinderen en jongeren uit de muzikale boot vallen. In eerste instantie is dit zichtbaar geworden in muziekacademies doordat toch wel wat leerlingen zich geen eigen instrument kunnen veroorloven om thuis te oefenen. Dit is echter slechts het topje van de ijsberg. Het spreekt voor zich dat er daarnaast nog een veel grotere groep jongeren bestaat waarvoor de weg naar een muziekschool of muziekatelier al helemaal niet evident is omwille van diverse redenen.
Het bovenstaande kunnen we relateren aan de kwestie superdiversiteit. Hoewel muziek de potentiële kracht heeft om de afstand tussen mensen met verschillende achtergronden en culturen te overbruggen, lijkt dit toch geen evidentie in onze superdiverse samenleving. Nog te vaak is er sprake van een negatieve bijklank als het over personen gaat die - om welke reden dan ook - niet actief (kunnen) deelnemen aan cultuurbeleving. Deze perceptie is iets waar vele jongeren en kinderen mee geconfronteerd worden, in sommige gevallen zelfs met (een gevoel van) uitsluiting tot gevolg. Websites zoals YouTube brengen muziek meer dan ooit binnen in elke huiskamer, maar toch is het effectief maken en spelen niet voor iedereen even toegankelijk daar ze bijvoorbeeld niet over een instrument beschikken. Niet enkel mensen met een lagere socio-economische status raken vaak niet betrokken op het maken van muziek, maar ook het hebben van een andere cultuur of het spreken van een andere taal lijkt nog dikwijls een onnodige drempel te vormen. Het samenleven in een superdiverse samenleving is een blijvende uitdaging waarbij de gemeenschappelijke taal van de muziek een verbindende rol kan spelen tussen mensen die op het eerste zicht niets gemeenschappelijks lijken te hebben. De praktijk in kwestie, en laat ons voor het gemak deze praktijk gedurende dit schrijven benoemen als Naamloos, doet een poging om hierop in te spelen door kosteloos gitaren uit te lenen aan jongeren voor zolang ze er zelf gebruik van (willen) maken. Dit kan voor enkele weken zijn, maar ook voor enkele jaren. Er is in principe slechts één voorwaarde aan verbonden en dat is het samen zorgdragen voor de instrumenten, waarover dadelijk meer.
Het herstellen van gitaren heeft er een prominente rol. Niet alleen wordt er aan de jongeren getoond hoe ze snaren moeten vervangen en het instrument onderhouden, maar tevens zijn de gitaren die worden uitgeleend tweedehands gekocht of gedoneerd waardoor er vaak wel wat opknapwerk nodig is om het opnieuw bespeelbaar te maken. Deze focus op het hergebruik, herstel en uitlenen van gitaren, kan via enkele wegen gelinkt worden aan de kwestie duurzaamheid. Eerst en vooral omdat het inzet op het doorgeven en hergebruiken, waardoor er niet steeds nieuwe instrumenten gekocht en geproduceerd moeten worden. Enorm veel mensen hebben een oude gitaar liggen die niet meer bespeeld wordt. Door deze ter beschikking te stellen van anderen, wordt er als het ware bijgedragen aan een circulaire mini-economie van muziekinstrumenten. Ook het herstellen hangt nauw samen met die duurzaamheid, daar er gebruik wordt gemaakt van donorgitaren die moeilijk te vermaken zijn om onderdelen te recycleren. Hiermee lijkt Naamloos een lokaal antwoord te proberen bieden op de vaak overheersende principes van een consumptie- en wegwerpmaatschappij, een antwoord dat voorbijgaat aan de kapitalistische principes (Smith, 2020).
Naamloos is een privé-initiatief dat gedragen wordt door enkele beroepsmuzikanten. Het herstellen gebeurt bij hen thuis daar er niet echt middelen voor handen zijn om een gemeenschappelijke ruimte of atelier te voorzien. Hierbij komt ook kijken dat er voornamelijk met brugfiguren gewerkt wordt tussen het initiatief en de jongeren. Voorlopig gebeurt dit via scholen en het OCMW/sociaal huis, maar ook via mond-tot-mondreclame op straat. Hoewel ik zelf één van de betrokken muzikanten ben en vooral informatie put uit persoonlijke ervaring, probeer ik voor deze paper - zoals hopelijk reeds duidelijk is geworden - ook een andere bril op te zetten om vanop een figuurlijke afstand de pedagogische werkzaamheid van deze praktijk op begrip te brengen. Het gebrek aan externe bronnen omtrent de praktijk, brengt natuurlijk wel enkele beperkingen met zich mee. Ik doe alvast mijn uiterste best om een eerlijk en transparant beeld te schetsen van wat er zich afspeelt in en rond het initiatief.
PEDAGOGISCHE WERKZAAMHEID
Het ver-maken en zorgdragen zijn belangrijke vertrekpunten voor deze praktijk. Zonder beide werkwoorden, zou Naamloos niet kunnen bestaan zoals het er nu uitziet. Laat ons daar nog even dieper op ingaan.
VER-MAKEN
Wanneer een gitaar zich aanbiedt om hersteld te worden, is het van belang om niet zomaar een oppervlakkige blik te werpen op het instrument om vervolgens heel gericht aan een oplossing te werken. Op het eerste zicht kan het lijken alsof enkel de snaren vervangen moeten worden, tot op het moment dat je ermee bezig bent en er nog andere zaken zich opdringen zoals losse stemsleutels of een kromme hals. Het zou de gitaar dan ook niet ten goede komen om gewoon verder de snaren op het instrument te leggen, zonder rekening te houden met de andere kwaaltjes. Voor je het weet moeten de snaren dan opnieuw vervangen worden en blijven de problemen en bijhorende kosten zich maar opstapelen, wat ook allesbehalve een duurzame oplossing is.
Wat er dan wel nodig is tijdens het herstelproces is een bedachtzame en aandachtige houding waarbij ingespeeld wordt op de bijkomende gebreken die onderweg opduiken. Ingold (2017) zou mee op de kar springen bij deze gedachte en spreekt meer bepaald over het belang van het principe van de gewoonte (principle of habit) waarbij aandachtigheid voor de omgeving en materialiteit centraal staat. Cruciaal voor deze aandachtigheid is het aanwezig zijn door te luisteren en in interactie te treden met de gitaar, de omgeving en de materialen waarmee gewerkt wordt. Het herstelproces kan zo gezien worden als een productie en krijgt slechts vorm tijdens het vermaken zelf, waarbij de gitaar en de materialen als co-respondenten fungeren. Ze hebben een invloed op het product en gaan - weliswaar spreekwoordelijk - mee op pad gedurende het proces van de herstelling. Het zou verkeerd zijn om de te herstellen gitaar en het gereedschap te zien als passieve zaken die enkele maar ondergaan, integendeel. Ingold (2010) benadrukt de kracht van materialen waardoor een persoon niet zomaar zijn of haar wil eraan kan opleggen. Het vermaakproces is dan eerder een samenspel tussen de maker en de verschillende materialen, wat ook wel itineratie wordt genoemd, waarbij het handelen wordt aangepast aan de materialen (Ingold, 2010). Omwille van dat samenspel zien we dat niet enkel de gitaar wordt gevormd door de mens, maar tevens de mens door de gitaar.
Het herstellen van gitaren mag dus niet opgevat worden als een aantal vaste en louter intentionele handelingen die telkens weer op dezelfde manier herhaald worden. Je hebt bijvoorbeeld net een hals gelijmd, maar enkele ogenblikken na het drogen blijkt het niet stevig genoeg te zijn waardoor het loskomt. Dit dwingt je als hersteller om op zoek te gaan naar een alternatief. In dit korte voorbeeld, merken we een verwevenheid op tussen het doen en ondergaan (Dewey, 1934). Het doen slaat hier op het lijmen van de hals, terwijl de hersteller ondergaat dat de hals opnieuw loskomt. Volgens Dewey (1934) is er in elke ervaring een element van beide aanwezig. Nu de hals los is gekomen, moet er op zoek gegaan worden naar een alternatieve manier om het probleem op te lossen. Dit zal tevens een impact hebben op hoe het de volgende keer zal worden aangepakt. Ervaringen die we ondergaan en uitvoeren, veranderen ons en hebben een impact op het toekomstig handelen. Het belang van die aandachtigheid en responsiviteit tijdens het herstelproces valt dus niet te onderschatten. Als een reparatie enkel gericht en intentioneel zou worden uitgevoerd, zonder stil te staan bij wat er zich opdringt, wordt het gezien als een voorbeeld van het principe van de wil (principle of volition). Hier worden de materialen wel gereduceerd tot passieve objecten (Ingold, 2017).
(GEMEENSCHAPPELIJKE) ZORG
Iets wat sterk relateert aan het vermaken, is het zorgende aspect. Zorg wordt bij deze praktijk gesymboliseerd door het onderhoud van de instrumenten, iets waar ook de jongeren mee de verantwoordelijkheid voor dragen. Het gaat hem hier over een collectieve aangelegenheid, eerder dan een individuele. Om zorg te kunnen dragen voor een gitaar, is het van belang om te luisteren, kijken en reageren. Dit is niet iets wat meteen tot stand komt, maar vooral veel oefening en training van responsieve skills vraagt (Ingold, 2017). De jongeren krijgen bij het uitlenen van een gitaar een korte infosessie voorgeschoteld, waarin de basis omtrent gitaaronderhoud wordt meegegeven. Hierbij wordt ook gepoogd om een bepaalde gevoeligheid te creëren voor het instrument door de nadruk te leggen op het aandachtig en responsief zijn, door te luisteren en kijken. Merken de jongeren zo bijvoorbeeld tijdens het spelen op dat de gitaar ontstemt, zullen ze bedachtzaam moeten zijn omtrent de noden van het instrument. Zijn het de snaren die aan vervanging toe zijn, of toch eerder de stemsleutels? Vooral door het veel te doen en uit te proberen, leren ze. De muzikanten staan gedurende dit proces klaar met raad en daad, al ligt de tijdelijke verantwoordelijkheid dus wel bij de gebruiker van het instrument.
Zorg lijkt van levensbelang voor de organisatie. Zonder deze collectieve zorg zou het project geen lang leven beschoren zijn. Impliciet relateert dit aan het belang van zorg bij het samenleven in een gemeenschap (Ingold, 2017). Daar is het iets dat oprijst als een collectieve plicht om ergens toch de toekomst van dat samenleven te verzekeren. Gebruikmakend van de relationele benadering (Vandenabeele & Decuypere, 2021), kunnen we stellen dat er in deze praktijk een vorm van burgerschap aan bod komt. Zo wordt er niet enkel aandacht en zorg gegenereerd voor het instrument zelf, maar ook voor de ruimere wereld. Dit helpt ons onder meer bij het nadenken over hoe we samen kunnen leven in een superdiverse samenleving, waarbij we steeds in relatie staan met zowel menselijke als niet-menselijke actoren.
Een bijkomend opvallend aspect van het initiatief is het kosteloos uitleensysteem, waarbij opnieuw het gemeenschappelijke centraal staat. Het systeem is vooral gebaseerd op vertrouwen waarbij verondersteld wordt dat de betrokkenen handelen vanuit een collectief belang (Stikker, 2019). Dit staat haaks op de kapitalistische visie waarbij competitie op de voorgrond treedt, daar het hier helemaal niets te maken heeft met het willen maken van winst. Het gaat hem hier over samenwerking, waarbij coöperatie - zoals Stikker (2019) omschrijft - de basis vormt voor een nieuw soort economisch model. In het verlengde van deze gedachte, spreekt Smith (2020) over het hebben van een gemeenschapseconomie dat voorbij gaat aan het kapitalistisch idee. Hierbij staat het gemeenschappelijke centraal, wat ook wel being-in-common wordt genoemd. Gezien de werking van het initiatief en het idee van circulariteit, kunnen we dit perfect klasseren onder deze noemer.
Het gemeenschappelijke dat centraal staat, is hier gematerialiseerd in de gitaren. Hoewel het oorspronkelijk een privé-initiatief is, is het toch de gemeenschap die in gedeelde verantwoordelijkheid “eigenaarschap” heeft over deze instrumenten. Met dit in het achterhoofd, kunnen we het zien als een soort common waarbij mensen samen hulpbronnen beheren en delen (Stikker, 2019). Het heeft de intentie om een publieke meerwaarde te bieden, ook vanuit het perspectief van maatschappelijke kwesties zoals reeds in het eerste deel werd besproken. Commons slaan hier niet enkel op de wat, zijnde de gitaren, maar tevens op hoe het beheerd wordt. Zoals ondertussen wel al duidelijk is geworden, gebeurt dit in gemeenschap en op een transparante wijze waarbij iedereen die het aanbelangt betrokken kan zijn. Volgens Stikker (2019) moeten ook de doelstellingen gezamenlijk worden opgesteld en moet een common worden erkend door de autoriteiten. Dit is echter nog niet expliciet het geval, maar het idee van samen delen en beheren is er dus wel zeer aanwezig.
Het ver-maken en zorgdragen zijn belangrijke vertrekpunten voor deze praktijk. Zonder beide werkwoorden, zou Naamloos niet kunnen bestaan zoals het er nu uitziet. Laat ons daar nog even dieper op ingaan.
VER-MAKEN
Wanneer een gitaar zich aanbiedt om hersteld te worden, is het van belang om niet zomaar een oppervlakkige blik te werpen op het instrument om vervolgens heel gericht aan een oplossing te werken. Op het eerste zicht kan het lijken alsof enkel de snaren vervangen moeten worden, tot op het moment dat je ermee bezig bent en er nog andere zaken zich opdringen zoals losse stemsleutels of een kromme hals. Het zou de gitaar dan ook niet ten goede komen om gewoon verder de snaren op het instrument te leggen, zonder rekening te houden met de andere kwaaltjes. Voor je het weet moeten de snaren dan opnieuw vervangen worden en blijven de problemen en bijhorende kosten zich maar opstapelen, wat ook allesbehalve een duurzame oplossing is.
Wat er dan wel nodig is tijdens het herstelproces is een bedachtzame en aandachtige houding waarbij ingespeeld wordt op de bijkomende gebreken die onderweg opduiken. Ingold (2017) zou mee op de kar springen bij deze gedachte en spreekt meer bepaald over het belang van het principe van de gewoonte (principle of habit) waarbij aandachtigheid voor de omgeving en materialiteit centraal staat. Cruciaal voor deze aandachtigheid is het aanwezig zijn door te luisteren en in interactie te treden met de gitaar, de omgeving en de materialen waarmee gewerkt wordt. Het herstelproces kan zo gezien worden als een productie en krijgt slechts vorm tijdens het vermaken zelf, waarbij de gitaar en de materialen als co-respondenten fungeren. Ze hebben een invloed op het product en gaan - weliswaar spreekwoordelijk - mee op pad gedurende het proces van de herstelling. Het zou verkeerd zijn om de te herstellen gitaar en het gereedschap te zien als passieve zaken die enkele maar ondergaan, integendeel. Ingold (2010) benadrukt de kracht van materialen waardoor een persoon niet zomaar zijn of haar wil eraan kan opleggen. Het vermaakproces is dan eerder een samenspel tussen de maker en de verschillende materialen, wat ook wel itineratie wordt genoemd, waarbij het handelen wordt aangepast aan de materialen (Ingold, 2010). Omwille van dat samenspel zien we dat niet enkel de gitaar wordt gevormd door de mens, maar tevens de mens door de gitaar.
Het herstellen van gitaren mag dus niet opgevat worden als een aantal vaste en louter intentionele handelingen die telkens weer op dezelfde manier herhaald worden. Je hebt bijvoorbeeld net een hals gelijmd, maar enkele ogenblikken na het drogen blijkt het niet stevig genoeg te zijn waardoor het loskomt. Dit dwingt je als hersteller om op zoek te gaan naar een alternatief. In dit korte voorbeeld, merken we een verwevenheid op tussen het doen en ondergaan (Dewey, 1934). Het doen slaat hier op het lijmen van de hals, terwijl de hersteller ondergaat dat de hals opnieuw loskomt. Volgens Dewey (1934) is er in elke ervaring een element van beide aanwezig. Nu de hals los is gekomen, moet er op zoek gegaan worden naar een alternatieve manier om het probleem op te lossen. Dit zal tevens een impact hebben op hoe het de volgende keer zal worden aangepakt. Ervaringen die we ondergaan en uitvoeren, veranderen ons en hebben een impact op het toekomstig handelen. Het belang van die aandachtigheid en responsiviteit tijdens het herstelproces valt dus niet te onderschatten. Als een reparatie enkel gericht en intentioneel zou worden uitgevoerd, zonder stil te staan bij wat er zich opdringt, wordt het gezien als een voorbeeld van het principe van de wil (principle of volition). Hier worden de materialen wel gereduceerd tot passieve objecten (Ingold, 2017).
(GEMEENSCHAPPELIJKE) ZORG
Iets wat sterk relateert aan het vermaken, is het zorgende aspect. Zorg wordt bij deze praktijk gesymboliseerd door het onderhoud van de instrumenten, iets waar ook de jongeren mee de verantwoordelijkheid voor dragen. Het gaat hem hier over een collectieve aangelegenheid, eerder dan een individuele. Om zorg te kunnen dragen voor een gitaar, is het van belang om te luisteren, kijken en reageren. Dit is niet iets wat meteen tot stand komt, maar vooral veel oefening en training van responsieve skills vraagt (Ingold, 2017). De jongeren krijgen bij het uitlenen van een gitaar een korte infosessie voorgeschoteld, waarin de basis omtrent gitaaronderhoud wordt meegegeven. Hierbij wordt ook gepoogd om een bepaalde gevoeligheid te creëren voor het instrument door de nadruk te leggen op het aandachtig en responsief zijn, door te luisteren en kijken. Merken de jongeren zo bijvoorbeeld tijdens het spelen op dat de gitaar ontstemt, zullen ze bedachtzaam moeten zijn omtrent de noden van het instrument. Zijn het de snaren die aan vervanging toe zijn, of toch eerder de stemsleutels? Vooral door het veel te doen en uit te proberen, leren ze. De muzikanten staan gedurende dit proces klaar met raad en daad, al ligt de tijdelijke verantwoordelijkheid dus wel bij de gebruiker van het instrument.
Zorg lijkt van levensbelang voor de organisatie. Zonder deze collectieve zorg zou het project geen lang leven beschoren zijn. Impliciet relateert dit aan het belang van zorg bij het samenleven in een gemeenschap (Ingold, 2017). Daar is het iets dat oprijst als een collectieve plicht om ergens toch de toekomst van dat samenleven te verzekeren. Gebruikmakend van de relationele benadering (Vandenabeele & Decuypere, 2021), kunnen we stellen dat er in deze praktijk een vorm van burgerschap aan bod komt. Zo wordt er niet enkel aandacht en zorg gegenereerd voor het instrument zelf, maar ook voor de ruimere wereld. Dit helpt ons onder meer bij het nadenken over hoe we samen kunnen leven in een superdiverse samenleving, waarbij we steeds in relatie staan met zowel menselijke als niet-menselijke actoren.
Een bijkomend opvallend aspect van het initiatief is het kosteloos uitleensysteem, waarbij opnieuw het gemeenschappelijke centraal staat. Het systeem is vooral gebaseerd op vertrouwen waarbij verondersteld wordt dat de betrokkenen handelen vanuit een collectief belang (Stikker, 2019). Dit staat haaks op de kapitalistische visie waarbij competitie op de voorgrond treedt, daar het hier helemaal niets te maken heeft met het willen maken van winst. Het gaat hem hier over samenwerking, waarbij coöperatie - zoals Stikker (2019) omschrijft - de basis vormt voor een nieuw soort economisch model. In het verlengde van deze gedachte, spreekt Smith (2020) over het hebben van een gemeenschapseconomie dat voorbij gaat aan het kapitalistisch idee. Hierbij staat het gemeenschappelijke centraal, wat ook wel being-in-common wordt genoemd. Gezien de werking van het initiatief en het idee van circulariteit, kunnen we dit perfect klasseren onder deze noemer.
Het gemeenschappelijke dat centraal staat, is hier gematerialiseerd in de gitaren. Hoewel het oorspronkelijk een privé-initiatief is, is het toch de gemeenschap die in gedeelde verantwoordelijkheid “eigenaarschap” heeft over deze instrumenten. Met dit in het achterhoofd, kunnen we het zien als een soort common waarbij mensen samen hulpbronnen beheren en delen (Stikker, 2019). Het heeft de intentie om een publieke meerwaarde te bieden, ook vanuit het perspectief van maatschappelijke kwesties zoals reeds in het eerste deel werd besproken. Commons slaan hier niet enkel op de wat, zijnde de gitaren, maar tevens op hoe het beheerd wordt. Zoals ondertussen wel al duidelijk is geworden, gebeurt dit in gemeenschap en op een transparante wijze waarbij iedereen die het aanbelangt betrokken kan zijn. Volgens Stikker (2019) moeten ook de doelstellingen gezamenlijk worden opgesteld en moet een common worden erkend door de autoriteiten. Dit is echter nog niet expliciet het geval, maar het idee van samen delen en beheren is er dus wel zeer aanwezig.
STELLING
Meer dan vermakelijk, dat lijkt de insteek te zijn van deze praktijk. Hoewel op het eerste zicht de focus lijkt te liggen op het louter ter beschikking stellen van gitaren om een plezante vrijetijdsbesteding bij jongeren te bevorderen en toegankelijk te maken, gaat het hier duidelijk over meer dan dat. Het vermaken, vandaar ook mede de keuze voor het woord vermakelijk, heeft er een belangrijke functie die gekoppeld kan worden aan een gemeenschappelijk(e) beheer en zorg. Deze collectieve zorg wordt in de praktijk belichaamd door het onderhoud van gitaren waarbij bedachtzaamheid en aandachtigheid van cruciaal belang zijn. Mede door die aandachtigheid voor de materialiteit, wordt er een poging gedaan om de consumptielogica te doorbreken en te tonen dat het ook anders kan. Het herstelproces en het initiatief maken zo meer mogelijk dan enkel het musiceren.
Deze lokale actie toont heel wat potentieel en is een schoolvoorbeeld van hoe onder meer maakwerk, waarbij het in gesprek treden met de materialen centraal staat, als publieke pedagogiek kan fungeren. In de toekomst zou hier binnen de praktijk nog verder op kunnen worden ingezet door een open maakatelier te voorzien waar mensen welkom zijn om instrumenten te herstellen, ervaringen uit te wisselen en waar zo gezamenlijk geleerd wordt. Dit zal tevens de zichtbaarheid van het initiatief vergroten, waardoor meer mensen er betrokken op en mee kunnen geraken. De kracht van Naamloos zit hem mede in het kleinschalige, daar het lokale antwoorden probeert te bieden op enkele prangende maatschappelijke kwesties en tendensen. Dit zorgt er dan natuurlijk wel voor dat het slechts een beperkte reikwijdte heeft, al valt de impact alsnog niet te onderschatten. Wat er gebeurt bij Naamloos, maar ook wat er daardoor mogelijk wordt gemaakt, kan inspirerend werken om andere soortgelijke of afgeleide lokale initiatieven uit de grond te stampen die een publieke pedagogiek faciliteren.
Meer dan vermakelijk, dat lijkt de insteek te zijn van deze praktijk. Hoewel op het eerste zicht de focus lijkt te liggen op het louter ter beschikking stellen van gitaren om een plezante vrijetijdsbesteding bij jongeren te bevorderen en toegankelijk te maken, gaat het hier duidelijk over meer dan dat. Het vermaken, vandaar ook mede de keuze voor het woord vermakelijk, heeft er een belangrijke functie die gekoppeld kan worden aan een gemeenschappelijk(e) beheer en zorg. Deze collectieve zorg wordt in de praktijk belichaamd door het onderhoud van gitaren waarbij bedachtzaamheid en aandachtigheid van cruciaal belang zijn. Mede door die aandachtigheid voor de materialiteit, wordt er een poging gedaan om de consumptielogica te doorbreken en te tonen dat het ook anders kan. Het herstelproces en het initiatief maken zo meer mogelijk dan enkel het musiceren.
Deze lokale actie toont heel wat potentieel en is een schoolvoorbeeld van hoe onder meer maakwerk, waarbij het in gesprek treden met de materialen centraal staat, als publieke pedagogiek kan fungeren. In de toekomst zou hier binnen de praktijk nog verder op kunnen worden ingezet door een open maakatelier te voorzien waar mensen welkom zijn om instrumenten te herstellen, ervaringen uit te wisselen en waar zo gezamenlijk geleerd wordt. Dit zal tevens de zichtbaarheid van het initiatief vergroten, waardoor meer mensen er betrokken op en mee kunnen geraken. De kracht van Naamloos zit hem mede in het kleinschalige, daar het lokale antwoorden probeert te bieden op enkele prangende maatschappelijke kwesties en tendensen. Dit zorgt er dan natuurlijk wel voor dat het slechts een beperkte reikwijdte heeft, al valt de impact alsnog niet te onderschatten. Wat er gebeurt bij Naamloos, maar ook wat er daardoor mogelijk wordt gemaakt, kan inspirerend werken om andere soortgelijke of afgeleide lokale initiatieven uit de grond te stampen die een publieke pedagogiek faciliteren.
REFERENTIES
- Dewey, J. (1934). Art as Experience. Capricorn Books.
- Ingold, T. (2010). The textility of making. Cambridge Journal of Economics, 34(1), 91-102. https://doi.org/10.1093/cje/bep042
- Ingold, T. (2017). For attention. In T. Ingold (Red.), Anthropology and/as Education (pp. 20-35). Routledge. https://doi.org/10.4324/9781315227191
- Smith, T. S. (2020). ‘Stand back and watch us’: Post-capitalist practices in the maker movement. Environment and Planning A: Economy and Space, 52(3), 593-610. https://doi.org/10.1177/0308518X19882731
- Stikker, M. (2019). Het internet is stuk maar we kunnen het repareren. de Geus.
- Vandenabeele, J., & Decuypere, M. (2021). Repair tables, broken vacuum cleaners and posters: Weaving new worlds together in response to breakdowns. European Educational Research Journal. https://doi.org/10.1177/14749041211065332