Examenpaper van Callewaert Louise
PRAKTIJK
Een medestudent vertelde me enkele jaren geleden enthousiast over een project waar buurtbewoners zelf het initiatief namen om een weide op te fleuren en er activiteiten te voorzien. Naast wat me toen verteld werd, wist ik verder weinig over het initiatief. Na even googelen kwam ik al snel terecht bij ‘Wilde Wijken’. Het sociaal-artistiek project in Westende is ontstaan in samenwerking met ‘De Batterie’ en met steun van de Provincie West-Vlaanderen.
De bedoeling van het project was om samen met de buurtbewoners een ontmoetingsplek te creëren, een plek waar zowel jong als oud kunnen samenkomen. De verschillende fases van het project worden uitvoerig beschreven op de website van ‘De Batterie’.
In een eerste fase werden bewoners benaderd door kinderen uit de buurt. Via een gesprek kwamen de kinderen erachter wat de noden van de buurt volgens de bewoners zijn. Elke buurtbewoner werd op deze manier betrokken bij het project. Na het gesprek portretteerden de kinderen de buurtbewoners. Deze grafische portretten werden uiteindelijk tentoongesteld op het eerste buurtfeest op de weide in maart 2016. Daarnaast werden ook subjectieve kaarten geïntegreerd in deze artistieke installatie. In een tweede fase werd de wei omgetoverd tot nieuwe ontmoetingsplek. Hiervoor gingen buurtbewoners zelf aan de slag. Verschillende woensdagmiddagen kwamen ze samen, zowel jong als oud. Op deze momenten werd overlegd over de toekomst van de wei, om daarna samen aan de slag te gaan om de weide te transformeren tot ontmoetingsplek. Het buurtpleinmeubilair werd dan ook door de bewoners zelf ontworpen. De start werd opgezet onder begeleiding van een kunstenaar, maar later gingen de bewoners volledig zelfstandig aan de slag. Er werd bijvoorbeeld een petanque-baan aangelegd, alsook een oven gebouwd.
In de wijk waar dit project tot stand kwam, was voorheen de ontmoeting tussen jong en oud geen evidentie. Ik liet me vertellen dat er voorheen wel eens frustraties tussen beide groepen konden plaatsvinden. De ‘hangjongeren’ die de buurt vuil achterlieten en de ‘oudjes’ die niet begrepen wat plezier was. Waar het park nu is, was er vroeger een klein speelpleintje, alsook een ‘stort’ dat door de omwonenden als onaangenaam werd ervaren.
Vandaag, enkele jaren na de opstart van het project, blijkt de weide nog steeds mensen samen te brengen. Althans, dit lijkt zo wanneer je de facebook-pagina van de wijk bekijkt. Er worden nog steeds op regelmatige basis activiteiten georganiseerd. Enkele voorbeelden hiervan zijn een winterwandeling, een jaarlijkse paaseierenraap en de tweedehandsmarkt.
Hoewel men bij de opzet vooral aandacht had voor de superdiversiteit, blijkt ‘Wilde wijken’ uiteindelijk ook te beantwoorden aan de gevraagde duurzaamheid binnen het Antropocene tijdperk. Dit concludeer ik door het lezen van het blogbericht ‘persoonlijke kijk op mijn gemeente’. Hierin omschrijft een buurtbewoner het hele proces van de weide, startend bij hoe de weide eruitzag voor het project ‘Wilde Wijken’. De weide bleek al eens vernieuwd te zijn. Toen werden alle beslissingen genomen door de gemeente zelf. Helaas kwam het onkruid al snel opsteken. Dit zorgde ervoor dat er nieuwe frustraties de kop opstaken. De buurt lag er namelijk ordeloos bij, wat door de gemeente werd omschreven als ‘de gewenste natuur’. Buurtbewoners dachten er echter anders over. Sinds de tweede vernieuwing – door het project Wilde Wijken – blijkt de wei steeds te zijn onderhouden. De gemeente steekt nog steeds een handje toe, maar de buurtbewoners blijven steeds waakzaam om de buurt aangenaam te houden. Er wordt duidelijk zorg gedragen voor de omgeving. Op de website van Demos wordt ook vermeld dat er een kruidentuintje werd aangelegd in de wei. Er komen ook regelmatig nieuwe initiatieven die de wei opfleuren: van een zwerfvuilactie tot nieuw meubilair. Hierbij is er telkens grote aandacht voor de natuur. Deze initiatieven komen daarbij ook rechtstreeks uit van de bewoners. Zo werd er recent nieuw meubilair toegevoegd aan de weide. Een volwassen buurtbewoner maakte deze uit houten materialen. De houten slakken en paddenstoelen fleuren het meubilair op. Het kindvriendelijke uitzicht toont nu ook nog de brug die men probeert te maken tussen jong en oud.
Een medestudent vertelde me enkele jaren geleden enthousiast over een project waar buurtbewoners zelf het initiatief namen om een weide op te fleuren en er activiteiten te voorzien. Naast wat me toen verteld werd, wist ik verder weinig over het initiatief. Na even googelen kwam ik al snel terecht bij ‘Wilde Wijken’. Het sociaal-artistiek project in Westende is ontstaan in samenwerking met ‘De Batterie’ en met steun van de Provincie West-Vlaanderen.
De bedoeling van het project was om samen met de buurtbewoners een ontmoetingsplek te creëren, een plek waar zowel jong als oud kunnen samenkomen. De verschillende fases van het project worden uitvoerig beschreven op de website van ‘De Batterie’.
In een eerste fase werden bewoners benaderd door kinderen uit de buurt. Via een gesprek kwamen de kinderen erachter wat de noden van de buurt volgens de bewoners zijn. Elke buurtbewoner werd op deze manier betrokken bij het project. Na het gesprek portretteerden de kinderen de buurtbewoners. Deze grafische portretten werden uiteindelijk tentoongesteld op het eerste buurtfeest op de weide in maart 2016. Daarnaast werden ook subjectieve kaarten geïntegreerd in deze artistieke installatie. In een tweede fase werd de wei omgetoverd tot nieuwe ontmoetingsplek. Hiervoor gingen buurtbewoners zelf aan de slag. Verschillende woensdagmiddagen kwamen ze samen, zowel jong als oud. Op deze momenten werd overlegd over de toekomst van de wei, om daarna samen aan de slag te gaan om de weide te transformeren tot ontmoetingsplek. Het buurtpleinmeubilair werd dan ook door de bewoners zelf ontworpen. De start werd opgezet onder begeleiding van een kunstenaar, maar later gingen de bewoners volledig zelfstandig aan de slag. Er werd bijvoorbeeld een petanque-baan aangelegd, alsook een oven gebouwd.
In de wijk waar dit project tot stand kwam, was voorheen de ontmoeting tussen jong en oud geen evidentie. Ik liet me vertellen dat er voorheen wel eens frustraties tussen beide groepen konden plaatsvinden. De ‘hangjongeren’ die de buurt vuil achterlieten en de ‘oudjes’ die niet begrepen wat plezier was. Waar het park nu is, was er vroeger een klein speelpleintje, alsook een ‘stort’ dat door de omwonenden als onaangenaam werd ervaren.
Vandaag, enkele jaren na de opstart van het project, blijkt de weide nog steeds mensen samen te brengen. Althans, dit lijkt zo wanneer je de facebook-pagina van de wijk bekijkt. Er worden nog steeds op regelmatige basis activiteiten georganiseerd. Enkele voorbeelden hiervan zijn een winterwandeling, een jaarlijkse paaseierenraap en de tweedehandsmarkt.
Hoewel men bij de opzet vooral aandacht had voor de superdiversiteit, blijkt ‘Wilde wijken’ uiteindelijk ook te beantwoorden aan de gevraagde duurzaamheid binnen het Antropocene tijdperk. Dit concludeer ik door het lezen van het blogbericht ‘persoonlijke kijk op mijn gemeente’. Hierin omschrijft een buurtbewoner het hele proces van de weide, startend bij hoe de weide eruitzag voor het project ‘Wilde Wijken’. De weide bleek al eens vernieuwd te zijn. Toen werden alle beslissingen genomen door de gemeente zelf. Helaas kwam het onkruid al snel opsteken. Dit zorgde ervoor dat er nieuwe frustraties de kop opstaken. De buurt lag er namelijk ordeloos bij, wat door de gemeente werd omschreven als ‘de gewenste natuur’. Buurtbewoners dachten er echter anders over. Sinds de tweede vernieuwing – door het project Wilde Wijken – blijkt de wei steeds te zijn onderhouden. De gemeente steekt nog steeds een handje toe, maar de buurtbewoners blijven steeds waakzaam om de buurt aangenaam te houden. Er wordt duidelijk zorg gedragen voor de omgeving. Op de website van Demos wordt ook vermeld dat er een kruidentuintje werd aangelegd in de wei. Er komen ook regelmatig nieuwe initiatieven die de wei opfleuren: van een zwerfvuilactie tot nieuw meubilair. Hierbij is er telkens grote aandacht voor de natuur. Deze initiatieven komen daarbij ook rechtstreeks uit van de bewoners. Zo werd er recent nieuw meubilair toegevoegd aan de weide. Een volwassen buurtbewoner maakte deze uit houten materialen. De houten slakken en paddenstoelen fleuren het meubilair op. Het kindvriendelijke uitzicht toont nu ook nog de brug die men probeert te maken tussen jong en oud.
PEDAGOGISCHE WERKZAAMHEID
In bovenstaande praktijk gaan de buurtbewoners zelf hun buurt creëren. Het meubilair voor de weide wordt gemaakt d.m.v. duurzame, vaak natuurlijke, materialen. Het proces waarin het meubilair tot stand werd gebracht was letterlijk een creatief proces. Hierbij gingen buurtbewoners met elkaar in gesprek. Ze kregen ook begeleiding van een kunstenaar. Er werd bewust gekozen voor duurzame materialen. De eigenschappen van het hout zorgen ervoor dat de wijk na het project ook nog steeds de natuurlijke uitstraling heeft die men voorheen probeerde te realiseren. Tim Ingold (2000) spreekt over diezelfde soort wisselwerking tussen mensen en de materialiteit van dingen in een omgeving. Hij verwijst hiervoor naar het weven van manden, maar binnen het project ‘Wilde Wijken’ kan je zijn ideeën doortrekken naar het bouwen van buurtpleinmeubilair.
Bij de eerste vernieuwing van de wijk, nog voor de uitvoering van het project ‘Wilde Wijken’, probeerde de gemeente een ‘landschapspark’ tot stand te brengen. In het blogbericht ‘Persoonlijke kijk op mijn gemeente’ kan je lezen hoe de burgemeester het idee letterlijk projecteerde op de omgeving. Zoals Ingold zegt, heeft ook het materiaal iets te zeggen. Dit maakt bepaalde zaken mogelijk, maar zorgt ook voor beperkingen. Het gevolg was dat de buurt er al snel verloederd uit zag door het vele onkruid. De natuur bood hier letterlijk weerstand. Binnen het project ‘Wilde Wijken’ gaat men echter in interactie met het materiaal door het te bewerken en te onderhouden. Een bank werd bijvoorbeeld gemaakt uit een boomstam. Door een blijvende wisselwerking tussen de mensen en het materiaal kan het meubilair blijven bestaan. De buurtbewoners dienen steeds zorg te dragen voor de materialen, zodat deze op hun beurt dienst kunnen doen voor de bewoners. De buurtbewoners dienen zelf aan te voelen wat ze moeten doen om de buurt te kunnen laten voortbestaan. Het gaat dus niet enkel om hun eigen noden, maar ook om de noden van de omgeving zelf.
In ‘Wilde Wijken’ bestaat een gedeelde wereld dus niet enkel uit menselijke actoren, maar ook uit de omgeving. De bedoeling van het project is ervoor te zorgen dat jong en oud elkaar kunnen ontmoeten. Er wordt vanuit deze gedachte dialoog gecreëerd. In mijn ogen kan je in deze praktijk spreken van een alternatieve pedagogie zoals omschreven in ‘Common Worlds: reconceptualizing inclusion in early childhood communities’. Taylor en Giugni (2012) onderbouwen deze alternatieve pedagogie vanuit vier centrale ideeën die ook kunnen worden gelinkt aan dit project. Ten eerste werd er in gesprekken tussen jong en oud op zoek gegaan naar hoe de wijk een ontmoetingsplaats kon worden voor iedereen, naar hoe de wijk een ‘gedeelde wereld’ kon worden. Ten tweede werden alle buurtbewoners gecontacteerd om hun ‘zegje’ te doen over de wijk en wat ermee kon worden aangevangen. Doordat de volwassenen werden geïnterviewd door de jongeren, werden ze in een ‘ongemakkelijke contactzone’ geplaatst. Tijdens het verloop van het project kon er steeds meer gesproken worden van wederzijdse beïnvloeding. Vervolgens komt een gedeelde wereld altijd tot stand op een specifieke plaats, in dit geval de weide. Voor elke activiteit werd de weide op een andere manier gebruikt. De buurt werd gebruikt als plaats voor kookactiviteiten, maar evengoed ook voor sportevenementen. Je kan dus spreken van een dynamisch karakter van deze ruimte. Bij het spreken over een plaats wordt niet de geografische plek bedoeld. Het gaat om een ‘plaats’ als een vorm van ‘throwntogetherness’ of het ‘samenbrengen op één plek’ van menselijke en niet-menselijke actoren. Hierbij is het belangrijk dat deze actoren gewaardeerd worden. Zo kunnen ze zich ontwikkelen. De plaats wordt hierbij gezien als een verbintenis met verschillende delen van de wereld. Je kan spreken van een zekere lokaliteit. Om te kunnen samenleven in een gedeelde wereld en deze eventueel te (her)vormen moet je dus betrokken zijn tot die plek.
Tot slot wordt er ook uitgegaan van een pedagogie om relaties tussen jong en oud mogelijk te maken. Door kinderen te betrekken bij het project geef je namelijk een verantwoordelijkheidszin mee voor zowel de omgang met bewoners van de buurt als het zorgen voor de omgeving. Het is dus essentieel om de interacties te onderhouden.
Deze interacties brengen me bij het idee van Schildermans (2019) die het belang van ‘vertellen van verhalen’ benadrukt om zo tot kennis te komen. In de eerste fase van het project gingen kinderen buurtbewoners portretteren. Dit deden ze om te beginnen via een interview of gesprek. Verhalen van ouderen over hoe de buurt er vroeger uitzag werden hier doorgegeven. Op deze manier konden ‘problemen’ uit het verleden ook informatie bieden om niet opnieuw dezelfde fouten te maken. Herinneringen over het leuke speelpleintje gaven ideeën voor gelijkaardige alternatieven. Deze kennis is geen individuele opeenstapeling van feiten. Na de gesprekken werden de bewoners ook visueel geportretteerd door de kinderen. Deze grafische voorstellingen vertellen iets over de afgebeelde buurtbewoner, maar eigenlijk geeft het ook informatie over de maker. De materialen die gebruikt werden bij het portretteren zijn namelijk keuzes van de kinderen. Op deze manier zijn de afbeeldingen voor mij een visuele interactie tussen jong en oud. Deze portretten werden samengebracht en dit kan je – in mijn ogen – zien als een soort collectieve kennis die men verworven heeft door de gesprekken. Deze narratieven bieden dan ook nieuwe mogelijkheden tot interactie. Dit visueel woordenboek lijkt een middel om verhalen te kunnen doorvertellen. Het worden op deze manier verhalen van de gemeenschap i.p.v. verhalen van een individu. Ze vormen nu deel van dagdagelijkse activiteiten op de wijk waar alle buurtbewoners deel van uitmaken. Bovendien deden deze interacties de bewoners nadenken over hoe de omgeving vroeger was, hoe ze net voor de start van het project was en hoe ze in de toekomst zou kunnen zijn.
Tot slot wil ik vermelden dat het hier weldegelijk gaat om een studiepraktijk zoals omschreven door Hans Schildermans, aangezien de opzet van het project uitging vanuit ‘De Batterie’. Deze vzw start elk project met een grondig onderzoek. Alle stappen in dit proces kan je lezen op hun website. Ze doen dit onder andere aan de hand van lokale actoren, in dit geval de buurtbewoners, en de weide. Je merkt dus dat het zowel om immateriële als materiële actoren kan gaan. Ze zorgen ook voor begeleiding van kunstenaars tijdens het onderzoeken van de context. In dit project werd stilgestaan bij het lokaal probleem van de relaties tussen jong en oud. ‘De Batterie’ gaat na hoe men door en met kunst antwoorden kan bieden. Hoewel ‘De Batterie’ de oorspronkelijke trekker van het project was, worden de initiatieven in de wijk vandaag uitsluitend nog door de bewoners gedragen.
In bovenstaande praktijk gaan de buurtbewoners zelf hun buurt creëren. Het meubilair voor de weide wordt gemaakt d.m.v. duurzame, vaak natuurlijke, materialen. Het proces waarin het meubilair tot stand werd gebracht was letterlijk een creatief proces. Hierbij gingen buurtbewoners met elkaar in gesprek. Ze kregen ook begeleiding van een kunstenaar. Er werd bewust gekozen voor duurzame materialen. De eigenschappen van het hout zorgen ervoor dat de wijk na het project ook nog steeds de natuurlijke uitstraling heeft die men voorheen probeerde te realiseren. Tim Ingold (2000) spreekt over diezelfde soort wisselwerking tussen mensen en de materialiteit van dingen in een omgeving. Hij verwijst hiervoor naar het weven van manden, maar binnen het project ‘Wilde Wijken’ kan je zijn ideeën doortrekken naar het bouwen van buurtpleinmeubilair.
Bij de eerste vernieuwing van de wijk, nog voor de uitvoering van het project ‘Wilde Wijken’, probeerde de gemeente een ‘landschapspark’ tot stand te brengen. In het blogbericht ‘Persoonlijke kijk op mijn gemeente’ kan je lezen hoe de burgemeester het idee letterlijk projecteerde op de omgeving. Zoals Ingold zegt, heeft ook het materiaal iets te zeggen. Dit maakt bepaalde zaken mogelijk, maar zorgt ook voor beperkingen. Het gevolg was dat de buurt er al snel verloederd uit zag door het vele onkruid. De natuur bood hier letterlijk weerstand. Binnen het project ‘Wilde Wijken’ gaat men echter in interactie met het materiaal door het te bewerken en te onderhouden. Een bank werd bijvoorbeeld gemaakt uit een boomstam. Door een blijvende wisselwerking tussen de mensen en het materiaal kan het meubilair blijven bestaan. De buurtbewoners dienen steeds zorg te dragen voor de materialen, zodat deze op hun beurt dienst kunnen doen voor de bewoners. De buurtbewoners dienen zelf aan te voelen wat ze moeten doen om de buurt te kunnen laten voortbestaan. Het gaat dus niet enkel om hun eigen noden, maar ook om de noden van de omgeving zelf.
In ‘Wilde Wijken’ bestaat een gedeelde wereld dus niet enkel uit menselijke actoren, maar ook uit de omgeving. De bedoeling van het project is ervoor te zorgen dat jong en oud elkaar kunnen ontmoeten. Er wordt vanuit deze gedachte dialoog gecreëerd. In mijn ogen kan je in deze praktijk spreken van een alternatieve pedagogie zoals omschreven in ‘Common Worlds: reconceptualizing inclusion in early childhood communities’. Taylor en Giugni (2012) onderbouwen deze alternatieve pedagogie vanuit vier centrale ideeën die ook kunnen worden gelinkt aan dit project. Ten eerste werd er in gesprekken tussen jong en oud op zoek gegaan naar hoe de wijk een ontmoetingsplaats kon worden voor iedereen, naar hoe de wijk een ‘gedeelde wereld’ kon worden. Ten tweede werden alle buurtbewoners gecontacteerd om hun ‘zegje’ te doen over de wijk en wat ermee kon worden aangevangen. Doordat de volwassenen werden geïnterviewd door de jongeren, werden ze in een ‘ongemakkelijke contactzone’ geplaatst. Tijdens het verloop van het project kon er steeds meer gesproken worden van wederzijdse beïnvloeding. Vervolgens komt een gedeelde wereld altijd tot stand op een specifieke plaats, in dit geval de weide. Voor elke activiteit werd de weide op een andere manier gebruikt. De buurt werd gebruikt als plaats voor kookactiviteiten, maar evengoed ook voor sportevenementen. Je kan dus spreken van een dynamisch karakter van deze ruimte. Bij het spreken over een plaats wordt niet de geografische plek bedoeld. Het gaat om een ‘plaats’ als een vorm van ‘throwntogetherness’ of het ‘samenbrengen op één plek’ van menselijke en niet-menselijke actoren. Hierbij is het belangrijk dat deze actoren gewaardeerd worden. Zo kunnen ze zich ontwikkelen. De plaats wordt hierbij gezien als een verbintenis met verschillende delen van de wereld. Je kan spreken van een zekere lokaliteit. Om te kunnen samenleven in een gedeelde wereld en deze eventueel te (her)vormen moet je dus betrokken zijn tot die plek.
Tot slot wordt er ook uitgegaan van een pedagogie om relaties tussen jong en oud mogelijk te maken. Door kinderen te betrekken bij het project geef je namelijk een verantwoordelijkheidszin mee voor zowel de omgang met bewoners van de buurt als het zorgen voor de omgeving. Het is dus essentieel om de interacties te onderhouden.
Deze interacties brengen me bij het idee van Schildermans (2019) die het belang van ‘vertellen van verhalen’ benadrukt om zo tot kennis te komen. In de eerste fase van het project gingen kinderen buurtbewoners portretteren. Dit deden ze om te beginnen via een interview of gesprek. Verhalen van ouderen over hoe de buurt er vroeger uitzag werden hier doorgegeven. Op deze manier konden ‘problemen’ uit het verleden ook informatie bieden om niet opnieuw dezelfde fouten te maken. Herinneringen over het leuke speelpleintje gaven ideeën voor gelijkaardige alternatieven. Deze kennis is geen individuele opeenstapeling van feiten. Na de gesprekken werden de bewoners ook visueel geportretteerd door de kinderen. Deze grafische voorstellingen vertellen iets over de afgebeelde buurtbewoner, maar eigenlijk geeft het ook informatie over de maker. De materialen die gebruikt werden bij het portretteren zijn namelijk keuzes van de kinderen. Op deze manier zijn de afbeeldingen voor mij een visuele interactie tussen jong en oud. Deze portretten werden samengebracht en dit kan je – in mijn ogen – zien als een soort collectieve kennis die men verworven heeft door de gesprekken. Deze narratieven bieden dan ook nieuwe mogelijkheden tot interactie. Dit visueel woordenboek lijkt een middel om verhalen te kunnen doorvertellen. Het worden op deze manier verhalen van de gemeenschap i.p.v. verhalen van een individu. Ze vormen nu deel van dagdagelijkse activiteiten op de wijk waar alle buurtbewoners deel van uitmaken. Bovendien deden deze interacties de bewoners nadenken over hoe de omgeving vroeger was, hoe ze net voor de start van het project was en hoe ze in de toekomst zou kunnen zijn.
Tot slot wil ik vermelden dat het hier weldegelijk gaat om een studiepraktijk zoals omschreven door Hans Schildermans, aangezien de opzet van het project uitging vanuit ‘De Batterie’. Deze vzw start elk project met een grondig onderzoek. Alle stappen in dit proces kan je lezen op hun website. Ze doen dit onder andere aan de hand van lokale actoren, in dit geval de buurtbewoners, en de weide. Je merkt dus dat het zowel om immateriële als materiële actoren kan gaan. Ze zorgen ook voor begeleiding van kunstenaars tijdens het onderzoeken van de context. In dit project werd stilgestaan bij het lokaal probleem van de relaties tussen jong en oud. ‘De Batterie’ gaat na hoe men door en met kunst antwoorden kan bieden. Hoewel ‘De Batterie’ de oorspronkelijke trekker van het project was, worden de initiatieven in de wijk vandaag uitsluitend nog door de bewoners gedragen.
BESLUIT: BEELDTAAL ALS MIDDEL VOOR HET NIEUWE NORMAAL
Dirk Geldof (2015, 21 oktober) spreekt over een scenario voor de toekomst gekenmerkt door hoop en empowerment. Het is een scenario waarin diversiteit normaliseert. In ‘Wilde Wijken’ tracht men net dit te doen: men probeert ontmoetingen tussen jong en oud een evidentie te maken. Een opdracht waarin het project tot nu toe lijkt in geslaagd te zijn. Dit kan je namelijk zien in verschillende bronnen. De stad plaatste reeds enkele initiatieven van de wijk op hun website. Zo werd er bijvoorbeeld een bijenvriendelijk perk gezaaid op de wijde, alsook soep gemaakt voor bewoners. Op verschillende foto’s zie je zowel jong als oud aanwezig. Ook op de facebook-pagina van de wijk zie je dezelfde trend bij de afbeeldingen.
Het inspireert me hoe artistieke elementen worden gebruikt om een manier van (samen)leven te (her)denken in deze superdiverse wereld. Ondanks de toekomst altijd onvoorspelbaar blijft, lijken de bewoners er toch in geslaagd te zijn om hun ‘droombeeld’ te verwezenlijken. Door de artistieke invalshoek kan men nu ook terugkijken naar het verloop van het project, wat ervoor zorgt dat er een blijvende verbindende factor is tussen de bewoners.
De portretten die werden gemaakt door kinderen, maar ook tal van andere ‘beeldtalen’ worden gebruikt om interactie mogelijk te maken. Deze beeldtalen komen ook tot stand door samen te creëren. Het buurtpleinmeubilair was een van de eerste voorbeelden. Zoals eerder vermeld, werd dit ook gemaakt in samenspraak met een kunstenaar. Een beeld zegt soms meer dan duizend woorden. Ik vind het prachtig hoe in dit project kunsten worden gebruikt om in communicatie te treden met elkaar, alsook met de omgeving waarin ze leven.
Dirk Geldof (2015, 21 oktober) spreekt over een scenario voor de toekomst gekenmerkt door hoop en empowerment. Het is een scenario waarin diversiteit normaliseert. In ‘Wilde Wijken’ tracht men net dit te doen: men probeert ontmoetingen tussen jong en oud een evidentie te maken. Een opdracht waarin het project tot nu toe lijkt in geslaagd te zijn. Dit kan je namelijk zien in verschillende bronnen. De stad plaatste reeds enkele initiatieven van de wijk op hun website. Zo werd er bijvoorbeeld een bijenvriendelijk perk gezaaid op de wijde, alsook soep gemaakt voor bewoners. Op verschillende foto’s zie je zowel jong als oud aanwezig. Ook op de facebook-pagina van de wijk zie je dezelfde trend bij de afbeeldingen.
Het inspireert me hoe artistieke elementen worden gebruikt om een manier van (samen)leven te (her)denken in deze superdiverse wereld. Ondanks de toekomst altijd onvoorspelbaar blijft, lijken de bewoners er toch in geslaagd te zijn om hun ‘droombeeld’ te verwezenlijken. Door de artistieke invalshoek kan men nu ook terugkijken naar het verloop van het project, wat ervoor zorgt dat er een blijvende verbindende factor is tussen de bewoners.
De portretten die werden gemaakt door kinderen, maar ook tal van andere ‘beeldtalen’ worden gebruikt om interactie mogelijk te maken. Deze beeldtalen komen ook tot stand door samen te creëren. Het buurtpleinmeubilair was een van de eerste voorbeelden. Zoals eerder vermeld, werd dit ook gemaakt in samenspraak met een kunstenaar. Een beeld zegt soms meer dan duizend woorden. Ik vind het prachtig hoe in dit project kunsten worden gebruikt om in communicatie te treden met elkaar, alsook met de omgeving waarin ze leven.
REFERENTIES
- De Batterie. [Website]. (z.j.). Geraadpleegd op 30 december 2020 via https://www.debatterie.be
- Demos vzw. (2016). Wilde wijken in West-Vlaanderen. Geraadpleegd op 30 december 2020 via https://demos.be
- Geldof, D. (2015, 21 oktober). Vlaamse klassen worden superdivers [online video]. Geraadpleegd op 2 januari 2021 via https://www.youtube.com/watch?v=2TSYVSpFbyE
- Ingold, T. (2000). On weaving a basket. In: Ingold, T. (2000). The perception of the environment. Essays on livelihood, dwelling and skill. London: Routledge, p. 339- 348.
- Schildermans, H.; Simons M. & Masschelein, J. (2019) The adventure of study: thinking with artifices in a Palestinian experimental university, Ethics and Education, 14:2, 184-197.
- Stammer. (2019, 15 juli). Persoonlijke kijk op mijn gemeente. Geraadpleegd op 30 december 2020 via https://blog.seniorennet.be/westendseblik/archief.php?startdatum=1563141600&stopdatum=1563746400
- Taylor, A. en Giugni, M. (2012). Common Worlds: reconceptualizing inclusion in early childhood communities. Contemporary Issues in Early Childhood. 13(2), p. 108-119