Examenpaper van Buelens Lierin
INLEIDING
The Ostend Street Orkestra, kortweg TOSO, is een kleurrijk en weerbarstig orkest dat uiteenspat van verscheidenheid en passie. Het orkest vindt zijn oorsprong in 2014 in de straten van de stad Oostende. Er werd toen een veelzeggend artikel gepubliceerd waarin een groeiende problematiek werd voorgesteld; steeds meer dak- en thuislozen kwamen dagelijks als lotgenoten in het station van Oostende samen. De situatie werd publiekelijk bestempeld als overlast en de betrokkenen werden ‘marginaal’ genoemd (KleinVerhaal, 2019).
De participatieve kunstenorganisatie ‘KleinVerhaal’ ging in het licht van de toenemende negatieve perceptie omtrent de groep op zoek naar een positief en artistiek antwoord (KleinVerhaal, z.d.). Uit deze reactie ontstond TOSO, een participatief project dat geheel past binnen de artistieke visie van KleinVerhaal. Hun drijfveer ligt in het creëren van inspirerende ontmoetingsplaatsen in de superdiverse havenstad, waar mensen vanuit alle lagen van de maatschappij samen in de kunsten duiken. Dit met als doel weerwerk te bieden aan de problemen die de complexiteit van onze huidige superdiverse leefwereld met zich meebrengt.
KleinVerhaal komt op deze manier op voor een rechtvaardige, duurzame en solidaire samenleving. Zo gaan ze ook binnen TOSO aan de slag met de superdiversiteit die kenmerkend is voor Oostende, en volgen ze haar sociale en politieke tendensen kritisch op. Ondertussen is het orkest uitgegroeid tot een rijke groep aan muzikanten met uiteenlopende sociale en muzikale achtergronden, ervaringen en nationaliteiten, meningen en muzikale vaardigheden die elkaar in het dagelijkse leven zelden tot nooit tegen het lijf zouden zijn gelopen (Allagulov, 2018 ; KleinVerhaal, z.d. ; Hoet, 2018).
Om het beeld van TOSO te schetsen maak ik gebruik van de scriptie van Rishat Allagulov, documentaires, krantenartikelen, de website van KleinVerhaal en enkele rapporten over TOSO van het Departement Cultuur, Jeugd & Media. Vaak zijn dit getuigenissen van leden, wat zou kunnen zorgen voor een vertekend beeld. Toch geven de bronnen wel eenzelfde indruk.
Aan de hand van de visie van Schildermans et al. (2019) omtrent studiepraktijken, de visie van Ingold (2000) omtrent het ‘maken’ van artefacten, de visie van Wapenaar (2014) omtrent tijd, en mijn eigen ervaring als muzikant en orkestlid, wordt in dit essay getracht om The Ostend Street Orkestra van KleinVerhaal voor te stellen als een publieke pedagogiek die antwoord zoekt/biedt op de prangende gemeenschapskwestie van superdiversiteit.
The Ostend Street Orkestra, kortweg TOSO, is een kleurrijk en weerbarstig orkest dat uiteenspat van verscheidenheid en passie. Het orkest vindt zijn oorsprong in 2014 in de straten van de stad Oostende. Er werd toen een veelzeggend artikel gepubliceerd waarin een groeiende problematiek werd voorgesteld; steeds meer dak- en thuislozen kwamen dagelijks als lotgenoten in het station van Oostende samen. De situatie werd publiekelijk bestempeld als overlast en de betrokkenen werden ‘marginaal’ genoemd (KleinVerhaal, 2019).
De participatieve kunstenorganisatie ‘KleinVerhaal’ ging in het licht van de toenemende negatieve perceptie omtrent de groep op zoek naar een positief en artistiek antwoord (KleinVerhaal, z.d.). Uit deze reactie ontstond TOSO, een participatief project dat geheel past binnen de artistieke visie van KleinVerhaal. Hun drijfveer ligt in het creëren van inspirerende ontmoetingsplaatsen in de superdiverse havenstad, waar mensen vanuit alle lagen van de maatschappij samen in de kunsten duiken. Dit met als doel weerwerk te bieden aan de problemen die de complexiteit van onze huidige superdiverse leefwereld met zich meebrengt.
KleinVerhaal komt op deze manier op voor een rechtvaardige, duurzame en solidaire samenleving. Zo gaan ze ook binnen TOSO aan de slag met de superdiversiteit die kenmerkend is voor Oostende, en volgen ze haar sociale en politieke tendensen kritisch op. Ondertussen is het orkest uitgegroeid tot een rijke groep aan muzikanten met uiteenlopende sociale en muzikale achtergronden, ervaringen en nationaliteiten, meningen en muzikale vaardigheden die elkaar in het dagelijkse leven zelden tot nooit tegen het lijf zouden zijn gelopen (Allagulov, 2018 ; KleinVerhaal, z.d. ; Hoet, 2018).
Om het beeld van TOSO te schetsen maak ik gebruik van de scriptie van Rishat Allagulov, documentaires, krantenartikelen, de website van KleinVerhaal en enkele rapporten over TOSO van het Departement Cultuur, Jeugd & Media. Vaak zijn dit getuigenissen van leden, wat zou kunnen zorgen voor een vertekend beeld. Toch geven de bronnen wel eenzelfde indruk.
Aan de hand van de visie van Schildermans et al. (2019) omtrent studiepraktijken, de visie van Ingold (2000) omtrent het ‘maken’ van artefacten, de visie van Wapenaar (2014) omtrent tijd, en mijn eigen ervaring als muzikant en orkestlid, wordt in dit essay getracht om The Ostend Street Orkestra van KleinVerhaal voor te stellen als een publieke pedagogiek die antwoord zoekt/biedt op de prangende gemeenschapskwestie van superdiversiteit.
TOSO ALS STUDIEPRAKTIJK
Schildermans et al. (2019) omschrijven een studiepraktijk als een educatief initiatief dat een bepaald publiek samenbrengt rond een sociaal maatschappelijk probleem die hen aanbelangd. Dit zijn lokale problemen die onlosmakelijk verbonden zijn aan het dagelijkse leven. De studiepraktijk laat toe om hierbij stil te gaan staan en te vertragen. Naast sociale cohesie en het geven van een politieke stem aan de betrokkenen, ligt de focus van studiepraktijken op die vertragingen die de participanten de mogelijkheid aanbieden om samen vorm te geven aan hun gedeelde wereld en deze in vraag te stellen. Menselijke en niet-menselijke actoren (zoals personen, dieren, dingen, instrumenten, of simpelweg een tas koffie) worden samengebracht op specifieke plaatsen (op straat, op podia, in de repetitieruimte,…) en gaan relaties vormen, zich verhouden tot elkaar. Bij TOSO wordt problematisering al gauw gericht op hoe superdiversiteit een rol speelt in het reilen en zeilen van het orkest en de maatschappij.
Zo vindt orkestlid en immigrant Sami Aljuuma het belangrijk om aan zijn mede orkestleden de boodschap mee te geven dat iedereen zijn droom moet durven nastreven en dat men nooit mag discrimineren op basis van huidskleur (KleinVerhaal, 2019). Daarnaast zijn het de orkestleden zelf die hun uitvoeringen vormgeven en zijn de muzikale coaches er slechts om hen hierin te begeleiden (Allagulov, 2018). Het is opvallend hoe de leden steeds kiezen voor maatschappijkritische producties waarmee ze het publiek willen emotioneren. Eén van de orkestleden legt uit hoe ze de gebeurtenissen van de Tweede Wereldoorlog zijn gaan herdenken zodat het publiek stil zou gaan staan bij dit historisch gebeuren waarbij miljoenen gestorven zijn voor onze vrijheid vandaag. Het doel van de producties is steeds om een belangrijke boodschap aan de wereld te geven, een boodschap van samenhorigheid (KleinVerhaal, 2019). Stilstaan – vertragen - staat dus centraal bij de uitvoeringen van TOSO, maar het is ook een dynamiek die het orkest zelf vormgeeft, op en naast het podium. In het samen musiceren en al wat daarbij komt kijken creëren de muzikanten zo een zorgzame omgeving met een eigen ritme.
Schildermans et al. (2019) omschrijven een studiepraktijk als een educatief initiatief dat een bepaald publiek samenbrengt rond een sociaal maatschappelijk probleem die hen aanbelangd. Dit zijn lokale problemen die onlosmakelijk verbonden zijn aan het dagelijkse leven. De studiepraktijk laat toe om hierbij stil te gaan staan en te vertragen. Naast sociale cohesie en het geven van een politieke stem aan de betrokkenen, ligt de focus van studiepraktijken op die vertragingen die de participanten de mogelijkheid aanbieden om samen vorm te geven aan hun gedeelde wereld en deze in vraag te stellen. Menselijke en niet-menselijke actoren (zoals personen, dieren, dingen, instrumenten, of simpelweg een tas koffie) worden samengebracht op specifieke plaatsen (op straat, op podia, in de repetitieruimte,…) en gaan relaties vormen, zich verhouden tot elkaar. Bij TOSO wordt problematisering al gauw gericht op hoe superdiversiteit een rol speelt in het reilen en zeilen van het orkest en de maatschappij.
Zo vindt orkestlid en immigrant Sami Aljuuma het belangrijk om aan zijn mede orkestleden de boodschap mee te geven dat iedereen zijn droom moet durven nastreven en dat men nooit mag discrimineren op basis van huidskleur (KleinVerhaal, 2019). Daarnaast zijn het de orkestleden zelf die hun uitvoeringen vormgeven en zijn de muzikale coaches er slechts om hen hierin te begeleiden (Allagulov, 2018). Het is opvallend hoe de leden steeds kiezen voor maatschappijkritische producties waarmee ze het publiek willen emotioneren. Eén van de orkestleden legt uit hoe ze de gebeurtenissen van de Tweede Wereldoorlog zijn gaan herdenken zodat het publiek stil zou gaan staan bij dit historisch gebeuren waarbij miljoenen gestorven zijn voor onze vrijheid vandaag. Het doel van de producties is steeds om een belangrijke boodschap aan de wereld te geven, een boodschap van samenhorigheid (KleinVerhaal, 2019). Stilstaan – vertragen - staat dus centraal bij de uitvoeringen van TOSO, maar het is ook een dynamiek die het orkest zelf vormgeeft, op en naast het podium. In het samen musiceren en al wat daarbij komt kijken creëren de muzikanten zo een zorgzame omgeving met een eigen ritme.
NAAR EEN RITMIEK VAN SAMEN MUSICEREN
TOSO is niet bij een eenmalig project gebleven maar werd een initiatief met onder anderen optredens, repetities, samenkomsten, jamsessies, noem maar op. Iedereen kan bij TOSO binnen en buiten lopen, ervoor kiezen om te luisteren of mee te musiceren (Departement Cultuur, Jeugd & Media, 2018b). Verantwoordelijke Dieter Debruyne geeft ook aan dat de voornaamste bezigheid van het orkest het muzikale is, maar dat goede babbels en samen koffiedrinken wel wenselijke neveneffecten zijn (Coussens, 2019). Zo ontstaat er een werkritme dat alterneert tussen koffiepauzes, repetities, langzame en opgedreven muziekstukken, stukken doorspelen, passages hernemen, binnen- en buitenlopende muzikanten; tussen rust, conversatie en muziek.
Tijd maakt deel uit van, en wordt gevormd door dit ritme, als zodanig noemt Kelsey Wapenaar (2014) dit de ritmische tijd. Momenten van rust en spontaniteit vormen in hun ritmisch karakter een tijdstroom. Ze vergelijkt het tempo van de tijd zeer toepasselijk met melodieën. Hoe een orkest bestaat uit een samenspel van geluiden, instrumenten en lichamen, en hoe de aparte noten en ritmes een harmonieus geheel vormen. De tijd is volgens haar dan ook altijd in beweging doordat deze samengaat met een beleving van de ruimte en de verstrengelingen van al de actoren en krachten aanwezig in die ruimte. Naast de ritmes die de menselijke actoren binnenbrengen gaan volgens Wapenaar dan ook de niet-menselijke actoren deze tijdstroom mee vormgeven. Ook Schildermans et al. (2019) benoemen deze dynamiek van werkritmes. Zij zien die ritmiek als een essentieel ingrediënt in het vormen van relaties en het bouwen aan een gedeelde wereld. Vertragen rond kwesties kan dan gezien worden als deel van de tijdstroom die deze gedeelde wereld vormgeeft en de betrokkenen toelaat die wereld in vraag te stellen.
Zowel Wapenaar als Schildermans et al. hebben het over het belang van ‘artifices’ in de tijdstroom en het vertragend proces dat kenmerkend is voor studiepraktijken. ‘Artifices’ kunnen gezien worden als kunstmatige veruitwendiging van bepaalde culturele uitingen, ze zetten de betrokkenen aan het denken. Vaak zijn ‘artifices’ terug te vinden in de vorm van materiële artefacten zoals bijvoorbeeld instrumenten. Vanuit deze opvatting wordt hier ook de abstracte muziek zelf gezien als een artefact/‘artifice’ aangezien muziek een uiting is van culturele idealen die mensen in beweging brengt en hen aan het denken zet (Ingold 2000 ; Schildermans et al., 2019 ; Wapenaar, 2014). Zo vormt de ritmiek van het musiceren en al wat daarrond speelt een nieuwe tijdsbeleving die toelaat om anders over tijd en tijdelijkheid te gaan denken.
TOSO is niet bij een eenmalig project gebleven maar werd een initiatief met onder anderen optredens, repetities, samenkomsten, jamsessies, noem maar op. Iedereen kan bij TOSO binnen en buiten lopen, ervoor kiezen om te luisteren of mee te musiceren (Departement Cultuur, Jeugd & Media, 2018b). Verantwoordelijke Dieter Debruyne geeft ook aan dat de voornaamste bezigheid van het orkest het muzikale is, maar dat goede babbels en samen koffiedrinken wel wenselijke neveneffecten zijn (Coussens, 2019). Zo ontstaat er een werkritme dat alterneert tussen koffiepauzes, repetities, langzame en opgedreven muziekstukken, stukken doorspelen, passages hernemen, binnen- en buitenlopende muzikanten; tussen rust, conversatie en muziek.
Tijd maakt deel uit van, en wordt gevormd door dit ritme, als zodanig noemt Kelsey Wapenaar (2014) dit de ritmische tijd. Momenten van rust en spontaniteit vormen in hun ritmisch karakter een tijdstroom. Ze vergelijkt het tempo van de tijd zeer toepasselijk met melodieën. Hoe een orkest bestaat uit een samenspel van geluiden, instrumenten en lichamen, en hoe de aparte noten en ritmes een harmonieus geheel vormen. De tijd is volgens haar dan ook altijd in beweging doordat deze samengaat met een beleving van de ruimte en de verstrengelingen van al de actoren en krachten aanwezig in die ruimte. Naast de ritmes die de menselijke actoren binnenbrengen gaan volgens Wapenaar dan ook de niet-menselijke actoren deze tijdstroom mee vormgeven. Ook Schildermans et al. (2019) benoemen deze dynamiek van werkritmes. Zij zien die ritmiek als een essentieel ingrediënt in het vormen van relaties en het bouwen aan een gedeelde wereld. Vertragen rond kwesties kan dan gezien worden als deel van de tijdstroom die deze gedeelde wereld vormgeeft en de betrokkenen toelaat die wereld in vraag te stellen.
Zowel Wapenaar als Schildermans et al. hebben het over het belang van ‘artifices’ in de tijdstroom en het vertragend proces dat kenmerkend is voor studiepraktijken. ‘Artifices’ kunnen gezien worden als kunstmatige veruitwendiging van bepaalde culturele uitingen, ze zetten de betrokkenen aan het denken. Vaak zijn ‘artifices’ terug te vinden in de vorm van materiële artefacten zoals bijvoorbeeld instrumenten. Vanuit deze opvatting wordt hier ook de abstracte muziek zelf gezien als een artefact/‘artifice’ aangezien muziek een uiting is van culturele idealen die mensen in beweging brengt en hen aan het denken zet (Ingold 2000 ; Schildermans et al., 2019 ; Wapenaar, 2014). Zo vormt de ritmiek van het musiceren en al wat daarrond speelt een nieuwe tijdsbeleving die toelaat om anders over tijd en tijdelijkheid te gaan denken.
EEN TOEKOMSTVISIE BUITEN DE TOEKOMST GEREKEND
Binnen TOSO ontstaan er tijdstromen zoals omschreven door Kelsey Wapenaar (2014). De muziek die wordt gemaakt is het centraal artefact die deze tijdstromen mee vormgeeft en er ook door wordt beïnvloed. De superdiverse mix van muzikanten zorgt er zo voor dat er verschillende - muzikale - ideeën, genres en vaardigheden worden binnengebracht. Het eindproduct is echter niet alleen afhankelijk van de verschillende menselijke beïnvloedingen die typerend zijn voor een specifiek stuk, maar het wordt evenzeer beïnvloed door niet-menselijke krachten. De akoestiek van de ruimte speelt een belangrijke rol, muziek die op straat wordt gespeeld zal zo bijvoorbeeld heel anders klinken dan wanneer hetzelfde stuk in een concerthal wordt voorgesteld. De instrumenten die aanwezig zijn en de eventuele beperkingen aan die instrumenten bepalen ook mee de mogelijkheden. Stel er ontbreekt een snaar van een gitaar of een klep van een saxofoon sluit niet voldoende. Die materiële eigenschappen van de instrumenten zorgen ervoor dat het eindproduct nooit een exacte weerspiegeling kan zijn van het vooropgestelde denkbeeld van de muzikanten (Ingold, 2000).
Ingold (2000) ziet op gelijkaardige manier de materiële eigenschappen die het eindproduct beïnvloeden als de kracht die het artefact uitoefent. Artefacten krijgen volgens hem vorm vanwege een samenspel van krachten - het krachtenveld - dat wordt opgebouwd vanuit een wederzijds engagement en de kracht van zowel ‘beoefenaar ’als ‘materiaal’. De leden van TOSO zien zichzelf als muzikanten die een verschil willen maken door op een geëngageerde manier, aan de hand van muziek, een gebaar van solidariteit te tonen aan de wereld. De muziek die ze maken staat op deze manier niet a priori vast, maar wordt gevormd door dat krachtenveld en breder door de verstrengeling van verschillende invloeden zoals Wapenaar (2014) omschrijft. De leden van TOSO kijken ook zo naar de toekomst. Ze erkennen dat TOSO samen met de wereld zal evolueren en dat er vandaag nog niet gesproken kan worden over morgen, aangezien morgen nog gevormd moet worden. In beweging blijven en anderen proberen in beweging zetten is voor hen het voornaamste (Coussens, 2019). Het doel is hier een toekomst vormen die verschild van de status quo en waarin zorg voor anderen centraal staat. Deze op het heden gerichte manier van naar de toekomst kijken is een typerende eigenschap van studiepraktijken (Schildermans et al., 2019).
Ten slotte ziet Ingold (2000) een artefact als een weerspiegeling van de cultuur van de ‘maker’. Hierdoor is het volgens hem belangrijker om te kijken naar de stroom van activiteiten die het artefact hebben gevormd, dan naar het uitwendige idee dat het uitdrukt. Zo kan de muziek die TOSO brengt gezien worden als een weerspiegeling van de gezamenlijke cultuur die gevormd wordt in het musiceren. Het vertragen rond kwesties als superdiversiteit is dan de activiteit bij uitstek die de muziek vormgeeft, de boodschap die centraal staat.
Binnen TOSO ontstaan er tijdstromen zoals omschreven door Kelsey Wapenaar (2014). De muziek die wordt gemaakt is het centraal artefact die deze tijdstromen mee vormgeeft en er ook door wordt beïnvloed. De superdiverse mix van muzikanten zorgt er zo voor dat er verschillende - muzikale - ideeën, genres en vaardigheden worden binnengebracht. Het eindproduct is echter niet alleen afhankelijk van de verschillende menselijke beïnvloedingen die typerend zijn voor een specifiek stuk, maar het wordt evenzeer beïnvloed door niet-menselijke krachten. De akoestiek van de ruimte speelt een belangrijke rol, muziek die op straat wordt gespeeld zal zo bijvoorbeeld heel anders klinken dan wanneer hetzelfde stuk in een concerthal wordt voorgesteld. De instrumenten die aanwezig zijn en de eventuele beperkingen aan die instrumenten bepalen ook mee de mogelijkheden. Stel er ontbreekt een snaar van een gitaar of een klep van een saxofoon sluit niet voldoende. Die materiële eigenschappen van de instrumenten zorgen ervoor dat het eindproduct nooit een exacte weerspiegeling kan zijn van het vooropgestelde denkbeeld van de muzikanten (Ingold, 2000).
Ingold (2000) ziet op gelijkaardige manier de materiële eigenschappen die het eindproduct beïnvloeden als de kracht die het artefact uitoefent. Artefacten krijgen volgens hem vorm vanwege een samenspel van krachten - het krachtenveld - dat wordt opgebouwd vanuit een wederzijds engagement en de kracht van zowel ‘beoefenaar ’als ‘materiaal’. De leden van TOSO zien zichzelf als muzikanten die een verschil willen maken door op een geëngageerde manier, aan de hand van muziek, een gebaar van solidariteit te tonen aan de wereld. De muziek die ze maken staat op deze manier niet a priori vast, maar wordt gevormd door dat krachtenveld en breder door de verstrengeling van verschillende invloeden zoals Wapenaar (2014) omschrijft. De leden van TOSO kijken ook zo naar de toekomst. Ze erkennen dat TOSO samen met de wereld zal evolueren en dat er vandaag nog niet gesproken kan worden over morgen, aangezien morgen nog gevormd moet worden. In beweging blijven en anderen proberen in beweging zetten is voor hen het voornaamste (Coussens, 2019). Het doel is hier een toekomst vormen die verschild van de status quo en waarin zorg voor anderen centraal staat. Deze op het heden gerichte manier van naar de toekomst kijken is een typerende eigenschap van studiepraktijken (Schildermans et al., 2019).
Ten slotte ziet Ingold (2000) een artefact als een weerspiegeling van de cultuur van de ‘maker’. Hierdoor is het volgens hem belangrijker om te kijken naar de stroom van activiteiten die het artefact hebben gevormd, dan naar het uitwendige idee dat het uitdrukt. Zo kan de muziek die TOSO brengt gezien worden als een weerspiegeling van de gezamenlijke cultuur die gevormd wordt in het musiceren. Het vertragen rond kwesties als superdiversiteit is dan de activiteit bij uitstek die de muziek vormgeeft, de boodschap die centraal staat.
TOSO ALS VRAAG EN ANTWOORD
TOSO is een initiatief dat op poten werd gezet met als doel een artistiek antwoord te geven op de negatieve perceptie van de groep ‘marginalen’ in Oostende. Het denigrerende woord ‘marginaal’ wordt in de sociologie vertaald als aan de rand van de samenleving leven (marginaal, 2020). TOSO wil proberen duidelijk maken dat er niemand is die aan de rand leeft, maar dat iedereen evenzeer deel is van die samenleving, ook zij die dakloos zijn of niet over de Belgische nationaliteit beschikken. Muziekcoach Giovanni Barcella geeft in het onderzoek van Allagulov (2018) aan dat het veranderen van die negatieve perceptie en elkaar op een positieve manier leren ontdekken fundamenteel is waar het orkest voor staat. Orkestlid Lina geeft dan weer een anekdote over haar tas die, toen ze nieuw was bij het orkest, haar zijde niet verliet. Ondertussen laat ze die tas met een gerust hart achter omdat ze de leden van TOSO helemaal vertrouwd.
“Als je op een eerlijke manier muziek speelt dan vallen alle vooroordelen weg. Geen rassenverschillen, geen genderverschillen, geen leeftijdsverschillen,... het klinkt mss cliché maar muziek opent de harten...” – Muziekcoach Ilse (Allagulov, 2018, p. 37)
De verstrengelingen en krachten aanwezig in de tijd en ruimte van het maken van muziek, vormen samen een eigen tijdstroom. In het dynamische van die tijdstroom worden relaties gevormd die het mogelijk maken om te vertragen rond de gemeenschapskwestie van superdiversiteit en deze samen in vraag te stellen. Op deze manier wordt er vormgegeven aan een gedeelde wereld (Ingold 2000 ; Schildermans et al., 2019 ; Wapenaar, 2014). Het antwoord dat TOSO wil geven op de negatieve perceptie van de ‘marginalen’ is dan het creëren van vertragingen die het mogelijk maken om de kwestie collectief in vraag te stellen. Het is in die vragende vertraging dat de verscheidenheid aan mogelijke – zorgzame - antwoorden aan de horizon verschijnen.
TOSO is een initiatief dat op poten werd gezet met als doel een artistiek antwoord te geven op de negatieve perceptie van de groep ‘marginalen’ in Oostende. Het denigrerende woord ‘marginaal’ wordt in de sociologie vertaald als aan de rand van de samenleving leven (marginaal, 2020). TOSO wil proberen duidelijk maken dat er niemand is die aan de rand leeft, maar dat iedereen evenzeer deel is van die samenleving, ook zij die dakloos zijn of niet over de Belgische nationaliteit beschikken. Muziekcoach Giovanni Barcella geeft in het onderzoek van Allagulov (2018) aan dat het veranderen van die negatieve perceptie en elkaar op een positieve manier leren ontdekken fundamenteel is waar het orkest voor staat. Orkestlid Lina geeft dan weer een anekdote over haar tas die, toen ze nieuw was bij het orkest, haar zijde niet verliet. Ondertussen laat ze die tas met een gerust hart achter omdat ze de leden van TOSO helemaal vertrouwd.
“Als je op een eerlijke manier muziek speelt dan vallen alle vooroordelen weg. Geen rassenverschillen, geen genderverschillen, geen leeftijdsverschillen,... het klinkt mss cliché maar muziek opent de harten...” – Muziekcoach Ilse (Allagulov, 2018, p. 37)
De verstrengelingen en krachten aanwezig in de tijd en ruimte van het maken van muziek, vormen samen een eigen tijdstroom. In het dynamische van die tijdstroom worden relaties gevormd die het mogelijk maken om te vertragen rond de gemeenschapskwestie van superdiversiteit en deze samen in vraag te stellen. Op deze manier wordt er vormgegeven aan een gedeelde wereld (Ingold 2000 ; Schildermans et al., 2019 ; Wapenaar, 2014). Het antwoord dat TOSO wil geven op de negatieve perceptie van de ‘marginalen’ is dan het creëren van vertragingen die het mogelijk maken om de kwestie collectief in vraag te stellen. Het is in die vragende vertraging dat de verscheidenheid aan mogelijke – zorgzame - antwoorden aan de horizon verschijnen.
BESLUIT
Situeer in tijd en ruimte
Tijd wordt in het onderwijs volgens Kelsey Wapenaar (2014) gezien als iets dat gemeten kan worden, iets dat enkel geassocieerd wordt met de klok en vaste tijdindelingen zoals decennia. Deze klassieke notie van tijd is volgens haar beperkend en daarom problematisch. ‘Situeer in tijd en ruimte’ is zo een typische educatieve vraag. De bedoeling van die vraag is om een bepaalde gebeurtenis in verband te brengen met een specifieke plaats en tijdsindeling. TOSO zou dan gesitueerd kunnen worden als een 21ste -eeuws orkest uit Oostende. Hopelijk is in het verloop van dit essay duidelijk geworden dat de ervaring van tijd en ruimte binnen TOSO veel breder kan worden opgevat. Wanneer TOSO bestudeerd wordt als een studiepraktijk wordt het duidelijk dat tijdservaring een belangrijke speler is in het vormen van een typische pedagogische bezigheid; samen educatief in vertraging gaan rond kwesties als superdiversiteit.
De tijdservaring wordt gevormd door het samenspel van de verschillende krachten, relaties en ruimtelijke invloeden die aanwezig zijn tijdens het musiceren. Als resultaat hiervan is de muziek die wordt voorgesteld een vertegenwoordiging van de superdiversiteit aan subculturen aanwezig in TOSO, en geeft het zo meteen ook een weerspiegeling van de gezamenlijk cultuur in hun gedeelde wereld (Ingold 2000 ; KleinVerhaal, 2019 ; Schildermans et al., 2019 ; Wapenaar, 2014). Met die weerspiegeling toont TOSO hoe de muzikale ontmoeting veerkracht en hoop geeft aan een superdiverse mix van mensen, hoe de muziek de plaats inneemt van de overlast (Departement Jeugd, Cultuur & Media, 2018a).
Als gevolg zet TOSO een stap in de richting van een superdiverse wereld zonder vooroordelen, en geeft het orkest zo een krachtig voorbeeld van gemeenschapseducatie en publieke pedagogiek.
Situeer in tijd en ruimte
Tijd wordt in het onderwijs volgens Kelsey Wapenaar (2014) gezien als iets dat gemeten kan worden, iets dat enkel geassocieerd wordt met de klok en vaste tijdindelingen zoals decennia. Deze klassieke notie van tijd is volgens haar beperkend en daarom problematisch. ‘Situeer in tijd en ruimte’ is zo een typische educatieve vraag. De bedoeling van die vraag is om een bepaalde gebeurtenis in verband te brengen met een specifieke plaats en tijdsindeling. TOSO zou dan gesitueerd kunnen worden als een 21ste -eeuws orkest uit Oostende. Hopelijk is in het verloop van dit essay duidelijk geworden dat de ervaring van tijd en ruimte binnen TOSO veel breder kan worden opgevat. Wanneer TOSO bestudeerd wordt als een studiepraktijk wordt het duidelijk dat tijdservaring een belangrijke speler is in het vormen van een typische pedagogische bezigheid; samen educatief in vertraging gaan rond kwesties als superdiversiteit.
De tijdservaring wordt gevormd door het samenspel van de verschillende krachten, relaties en ruimtelijke invloeden die aanwezig zijn tijdens het musiceren. Als resultaat hiervan is de muziek die wordt voorgesteld een vertegenwoordiging van de superdiversiteit aan subculturen aanwezig in TOSO, en geeft het zo meteen ook een weerspiegeling van de gezamenlijk cultuur in hun gedeelde wereld (Ingold 2000 ; KleinVerhaal, 2019 ; Schildermans et al., 2019 ; Wapenaar, 2014). Met die weerspiegeling toont TOSO hoe de muzikale ontmoeting veerkracht en hoop geeft aan een superdiverse mix van mensen, hoe de muziek de plaats inneemt van de overlast (Departement Jeugd, Cultuur & Media, 2018a).
Als gevolg zet TOSO een stap in de richting van een superdiverse wereld zonder vooroordelen, en geeft het orkest zo een krachtig voorbeeld van gemeenschapseducatie en publieke pedagogiek.
REFERENTIES
- Allagulov, R. A. (2018). Wat is participatief musiceren? (Scriptie). Hogeschool Gent. https://www.scriptiebank.be/scriptie/2018/wat-participatief-musiceren
- Coussens, E. (2019, 5 februari). Deze organisaties geven kansen aan jong talent: “Je kan mensen ook te veel steunen. Zelfredzaamheid is een cadeau". De Morgen. https://www.demorgen.be/nieuws/deze-organisaties-geven-kansen-aan-jong-talent-je-kan-mensen-ook-te-veel-steunen-zelfredzaamheid-is-een-cadeau~ba24fc7c/
- Departement Cultuur, Jeugd & Media. (2018a). Achtergrondinformatie Ultima Amateurkunsten 2018 The Ostend Street Orkestra. https://www.ultimas.be/sites/default/files/190201_Achtergrondinformatie%20Ultimas%202018%20-%20Amateurkunsten.pdf
- Departement Cultuur, Jeugd & Media. (2018b). Motivatietekst Ultima Amateurkunsten. Ultimas. https://www.ultimas.be/sites/default/files/190201_Motivatietekst%20Ultimas%202018%20-%20Amateurkunsten%20-%20NED-FRA-ENG.pdf
- Departement Cultuur, Jeugd en Media. (2019, 6 februari). Ultimas 2018 - The Ostend Street Orkestra [Video]. YouTube. https://www.youtube.com/watch?v=EtR0GJ8BpUo&ab_channel=DepartementCultuur%2CJeugdenMedia
- Hoet, C. (2018, 16 mei). Via de kunsten naar een inclusieve samenleving. Demos. https://demos.be/kenniscentrum/artikel/via-de-kunsten-naar-een-inclusieve-samenleving
- Ingold, T. (2000). On weaving a basket. In: Ingold, T. (2000). The perception of the environment. Essays on livelihood, dwelling and skill. London: Routledge, p. 339- 348
- KleinVerhaal. (z.d.). The Ostend Street Orkestra. Geraadpleegd op 21 december 2020, van https://www.kleinverhaal.be/Projecten/TOSO
- KleinVerhaal. (2019, 8 januari). “The Ostend Street Orkestra” docu 2017 [Video]. Vimeo. https://vimeo.com/310054545 marginaal. (2020, 5 juni). In WikiWoordenboek. https://nl.wiktionary.org/wiki/marginaal
- Schildermans, H., Vandenabeele, J., Vlieghe, J. (2019). Study Practices and the Creation of a Common World. Unearthing the dynamics of an urban farming initiative. Teoría de la Educación. Revista Interuniversitaria, 31 (2), 87-108
- Wapenaar, Kelsey (2014). Entanglements of time. International Journal of Child, Youth, and Family Studies: 5(4.2) 826–846.