Examenpaper van Ine Boons
PRAKTIJK
De praktijk die binnen deze essay beschreven zal worden vindt plaats binnen een lokale speelpleinwerking waar ik zelf deel van uitmaak. Sinds mijn zestiende ben ik een actieve vrijwilliger bij deze werking. Onze speelpleinwerking is aangesloten bij de gemeente, hierdoor is de jeugddienst van onze gemeente verantwoordelijk voor wat er binnen het plein gebeurt. Verder zijn er vijf jobstudenten van die jeugddienst, die een organisatorische rol vervullen. De rest van de leiding bestaat uit geëngageerde vrijwilligers. In de zomer van 2022 heb ik besloten om me aan te sluiten als één van de vijf jobstudenten. Dit zorgde ervoor dat mijn rol als monitor een andere richting uitging. Ik ben meer actief bezig bij de werking, niet enkel in de zomer, maar ook op organisatorisch vlak doorheen het jaar. Dit zorgt ervoor dat ik een uitgebreide kennis heb over deze werking. Aan de hand van mijn ervaringen en afbeeldingen zal ik een beeld proberen te schetsen die aansluit bij mijn persoonlijke realiteit. Op deze manier kan ik een analyse vormen over de praktijk die in de diepte gaat, aangezien ik het zelf heb beleefd. Echter zal deze analyse gevormd worden vanuit mijn specifiek standpunt, wat niet altijd gebaseerd is op vastgelegde feiten of gebeurtenissen. Dit zijn geleefde ervaringen, die gekleurd worden door mijn eigen interpretaties, wat ook een limitatie kan zijn van deze analyse.
Meer specifiek zal ik toespitsen op het leidingslokaal en welke activiteiten er binnen dit lokaal plaats vinden. Het leidingslokaal, of hoe wij het noemen ‘het leidingskot’ wordt traditioneel gebruikt door de vijf jobstudenten en de jeugddienst van de gemeente om te vergaderen over de financiële mogelijkheden voor het invullen van activiteiten. Deze conversaties hebben vorige zomer, wanneer ik voor het eerst de extra verantwoordelijkheid van jobstudente opnam een interessante wending aangenomen aangezien we recent een nieuw gebouw hebben gekregen. Doorheen deze zomer werd het duidelijk wat voor aanpassingen en inspanningen het van ons heeft gevraagd om deze werking van het speelplein verder te zetten in een nieuwe context. Het werd voor ons duidelijk dat de context mee bepalend was voor de activiteiten die binnen het leidingslokaal plaats vonden. Meer specifiek werd het leidingslokaal een actor die mee bepalend was voor de duurzaamheid van onze werking. Om onze werking verder te zetten op een manier die dezelfde efficiëntie bezat als in het vorige gebouw, moesten we op een creatieve en innovatieve manier nadenken over het nieuwe gebouw. Dit is een fenomeen dat uitgebreid besproken is geweest door Latour (Sayes, 2014). Doorheen mijn essay hoop ik verder te verduidelijken op welke manier het leidingslokaal een actor is en geen decor. Een actor die een bijdrage kan leveren aan een duurzame werking, maar ook aan het opbouwen van duurzame relaties met de betrokkene.
De praktijk die binnen deze essay beschreven zal worden vindt plaats binnen een lokale speelpleinwerking waar ik zelf deel van uitmaak. Sinds mijn zestiende ben ik een actieve vrijwilliger bij deze werking. Onze speelpleinwerking is aangesloten bij de gemeente, hierdoor is de jeugddienst van onze gemeente verantwoordelijk voor wat er binnen het plein gebeurt. Verder zijn er vijf jobstudenten van die jeugddienst, die een organisatorische rol vervullen. De rest van de leiding bestaat uit geëngageerde vrijwilligers. In de zomer van 2022 heb ik besloten om me aan te sluiten als één van de vijf jobstudenten. Dit zorgde ervoor dat mijn rol als monitor een andere richting uitging. Ik ben meer actief bezig bij de werking, niet enkel in de zomer, maar ook op organisatorisch vlak doorheen het jaar. Dit zorgt ervoor dat ik een uitgebreide kennis heb over deze werking. Aan de hand van mijn ervaringen en afbeeldingen zal ik een beeld proberen te schetsen die aansluit bij mijn persoonlijke realiteit. Op deze manier kan ik een analyse vormen over de praktijk die in de diepte gaat, aangezien ik het zelf heb beleefd. Echter zal deze analyse gevormd worden vanuit mijn specifiek standpunt, wat niet altijd gebaseerd is op vastgelegde feiten of gebeurtenissen. Dit zijn geleefde ervaringen, die gekleurd worden door mijn eigen interpretaties, wat ook een limitatie kan zijn van deze analyse.
Meer specifiek zal ik toespitsen op het leidingslokaal en welke activiteiten er binnen dit lokaal plaats vinden. Het leidingslokaal, of hoe wij het noemen ‘het leidingskot’ wordt traditioneel gebruikt door de vijf jobstudenten en de jeugddienst van de gemeente om te vergaderen over de financiële mogelijkheden voor het invullen van activiteiten. Deze conversaties hebben vorige zomer, wanneer ik voor het eerst de extra verantwoordelijkheid van jobstudente opnam een interessante wending aangenomen aangezien we recent een nieuw gebouw hebben gekregen. Doorheen deze zomer werd het duidelijk wat voor aanpassingen en inspanningen het van ons heeft gevraagd om deze werking van het speelplein verder te zetten in een nieuwe context. Het werd voor ons duidelijk dat de context mee bepalend was voor de activiteiten die binnen het leidingslokaal plaats vonden. Meer specifiek werd het leidingslokaal een actor die mee bepalend was voor de duurzaamheid van onze werking. Om onze werking verder te zetten op een manier die dezelfde efficiëntie bezat als in het vorige gebouw, moesten we op een creatieve en innovatieve manier nadenken over het nieuwe gebouw. Dit is een fenomeen dat uitgebreid besproken is geweest door Latour (Sayes, 2014). Doorheen mijn essay hoop ik verder te verduidelijken op welke manier het leidingslokaal een actor is en geen decor. Een actor die een bijdrage kan leveren aan een duurzame werking, maar ook aan het opbouwen van duurzame relaties met de betrokkene.
PEDAGOGISCHE WERKZAAMHEID
Aandacht voor infrastructuur:
De rol van een jobstudent gaat verder dan enkel de verantwoordelijkheid die je draagt voor de leden en ouders, er is ook een verantwoordelijkheid die je hebt tegenover de vrijwilligers. Ons speelplein vindt zijn functionaliteit in zijn vrijwilligers. Deze vrijwilligers houden alles aan het draaien, zonder hen is er geen speelplein. Dit is iets wat wij als jobstudenten hebben ervaren. Zoals u wellicht al weet, is er een schrijnend tekort aan vrijwilligers op speelpleinen over heel Vlaanderen, dit is ook iets waar wij mee kampen. In de zomer van 2022 hebben we ons dan ook moeten aanpassen aan deze aantallen.
Om ons aan deze veranderende situatie aan te passen hebben wij ervoor gekozen om de deur naar het leidingslokaal open te houden, wat verschillend is met het oude gebouw. In het verleden was deze deur gesloten en konden de vrijwilligers enkel binnen komen onder toestemming van een jobstudent We wilden hier afstand van nemen en zorgen dat elke leiding zich comfortabel voelde om deel te nemen aan discussies die betrekking hadden op het plein en de toekomst ervan. De tijd die we met z’n allen spendeerden in het lokaal nam dan ook toe. Het belang om dit lokaal in te vullen op een manier die representatief was voor een jeugdvereniging of voor onze leidingsgroep in het algemeen ging hand in hand met deze aanpassingen. Doordat onze middelen beperkt waren gingen we er dan ook bewust mee aan de slag door zelf materialen te maken of te recycleren vanuit het oud gebouw. Deze werking, deze vorm van samen komen en het vormen van een lokaal, op een manier waar elke leiding zich betrokken voelt is een vorm van gemeenschapsvorming.
Als ik teruggrijp naar Graham en Thrift (2007) wordt er een link gelegd tussen de regionale geografie als een medium voor sociale relaties. De auteurs gaan dieper in op de ruimtelijke ordening en hoe deze als een ‘common’ gezien kunnen worden, op dezelfde manier zie ik het leidingslokaal als een ‘common’. Wij deelden een besef voor de invulling van het lokaal en droegen zorg voor dat lokaal. Doordat we deze zorg collectief opnamen vormden we hier een gemeenschap rond. Deze zorg werd georganiseerd met een bepaalde verantwoordelijkheid en bewustwording. Denk terug aan de deur die ik eerder heb aangehaald. Doordat we bewust zijn omgegaan met de impact die de deur heeft, hebben we onze verantwoordelijkheid als jobstudenten opgenomen. Deze deur heeft een impact op de gemeenschap die tot stand komt. Doordat de deur open staat, waren andere dynamieken binnen de leidinggroep mogelijk en wordt de leidinggroep dus op een andere manier gevormd. Graham en Thrift (2007)gaan verder door na te denken over infrastructuur als ‘present to hand’. Infrastructuur is present to hand wanneer er aandacht op gevestigd wordt. Volgens de auteurs wordt er opnieuw aandacht gevestigd op de infrastructuur ten gevolge van een storing. De infrastructuur binnen het leidingslokaal werd ook ervaren als ‘present to hand’ als reactie op de problematiek of storing omtrent het leegstaand lokaal. Het lokaal was in het begin geen leidingslokaal, maar gewoon leegstaand. Omdat we de waarde wisten achter de invulling van dat lokaal, ging onze aandacht dan ook naar het vormen of het herstel van het leegstaand lokaal tot een leidingslokaal. Een voorbeeld van ‘present to hand’ is een vorm van decoratie waar we zelf actief mee aan de slag gingen. We hadden in het begin van de zomer een whiteboard geplaatste met een tekening op. Doorheen de zomer is dit bord een punt geworden van discussie: “hang dit op het bord”, “zet dat op het bord”, “dat komt op het bord”. Ook buiten het lokaal werd er verwezen naar het bord. Op het einde van de zomer gaf het een samenvatting weer van de leuke momenten die we samen als leidingroep hadden beleeft. Het onderhoudswerk tegenover het bord was een soort van zorgarbeid voor de infrastructuur. Net zoals Graham en Thrift (2007) de zorgarbeid voor infrastructuur als een belangrijke ‘gemeenschapsvormende’ dynamiek zien, zie ik de waarde in die ik als jobstudente kan hebben op de gemeenschapsvorming binnen een leidinggroep door stil te staan bij de vormende aspecten van die infrastructuur.
Aandacht voor infrastructuur:
De rol van een jobstudent gaat verder dan enkel de verantwoordelijkheid die je draagt voor de leden en ouders, er is ook een verantwoordelijkheid die je hebt tegenover de vrijwilligers. Ons speelplein vindt zijn functionaliteit in zijn vrijwilligers. Deze vrijwilligers houden alles aan het draaien, zonder hen is er geen speelplein. Dit is iets wat wij als jobstudenten hebben ervaren. Zoals u wellicht al weet, is er een schrijnend tekort aan vrijwilligers op speelpleinen over heel Vlaanderen, dit is ook iets waar wij mee kampen. In de zomer van 2022 hebben we ons dan ook moeten aanpassen aan deze aantallen.
Om ons aan deze veranderende situatie aan te passen hebben wij ervoor gekozen om de deur naar het leidingslokaal open te houden, wat verschillend is met het oude gebouw. In het verleden was deze deur gesloten en konden de vrijwilligers enkel binnen komen onder toestemming van een jobstudent We wilden hier afstand van nemen en zorgen dat elke leiding zich comfortabel voelde om deel te nemen aan discussies die betrekking hadden op het plein en de toekomst ervan. De tijd die we met z’n allen spendeerden in het lokaal nam dan ook toe. Het belang om dit lokaal in te vullen op een manier die representatief was voor een jeugdvereniging of voor onze leidingsgroep in het algemeen ging hand in hand met deze aanpassingen. Doordat onze middelen beperkt waren gingen we er dan ook bewust mee aan de slag door zelf materialen te maken of te recycleren vanuit het oud gebouw. Deze werking, deze vorm van samen komen en het vormen van een lokaal, op een manier waar elke leiding zich betrokken voelt is een vorm van gemeenschapsvorming.
Als ik teruggrijp naar Graham en Thrift (2007) wordt er een link gelegd tussen de regionale geografie als een medium voor sociale relaties. De auteurs gaan dieper in op de ruimtelijke ordening en hoe deze als een ‘common’ gezien kunnen worden, op dezelfde manier zie ik het leidingslokaal als een ‘common’. Wij deelden een besef voor de invulling van het lokaal en droegen zorg voor dat lokaal. Doordat we deze zorg collectief opnamen vormden we hier een gemeenschap rond. Deze zorg werd georganiseerd met een bepaalde verantwoordelijkheid en bewustwording. Denk terug aan de deur die ik eerder heb aangehaald. Doordat we bewust zijn omgegaan met de impact die de deur heeft, hebben we onze verantwoordelijkheid als jobstudenten opgenomen. Deze deur heeft een impact op de gemeenschap die tot stand komt. Doordat de deur open staat, waren andere dynamieken binnen de leidinggroep mogelijk en wordt de leidinggroep dus op een andere manier gevormd. Graham en Thrift (2007)gaan verder door na te denken over infrastructuur als ‘present to hand’. Infrastructuur is present to hand wanneer er aandacht op gevestigd wordt. Volgens de auteurs wordt er opnieuw aandacht gevestigd op de infrastructuur ten gevolge van een storing. De infrastructuur binnen het leidingslokaal werd ook ervaren als ‘present to hand’ als reactie op de problematiek of storing omtrent het leegstaand lokaal. Het lokaal was in het begin geen leidingslokaal, maar gewoon leegstaand. Omdat we de waarde wisten achter de invulling van dat lokaal, ging onze aandacht dan ook naar het vormen of het herstel van het leegstaand lokaal tot een leidingslokaal. Een voorbeeld van ‘present to hand’ is een vorm van decoratie waar we zelf actief mee aan de slag gingen. We hadden in het begin van de zomer een whiteboard geplaatste met een tekening op. Doorheen de zomer is dit bord een punt geworden van discussie: “hang dit op het bord”, “zet dat op het bord”, “dat komt op het bord”. Ook buiten het lokaal werd er verwezen naar het bord. Op het einde van de zomer gaf het een samenvatting weer van de leuke momenten die we samen als leidingroep hadden beleeft. Het onderhoudswerk tegenover het bord was een soort van zorgarbeid voor de infrastructuur. Net zoals Graham en Thrift (2007) de zorgarbeid voor infrastructuur als een belangrijke ‘gemeenschapsvormende’ dynamiek zien, zie ik de waarde in die ik als jobstudente kan hebben op de gemeenschapsvorming binnen een leidinggroep door stil te staan bij de vormende aspecten van die infrastructuur.
Publieke dialoog:
Vanuit deze analyse wil ik me verder focussen op de mogelijkheden die het leidingslokaal biedt in het opstarten van belangrijke conversaties. Zoals ik hierboven heb aangehaald wordt de deur open gehouden en is iedereen welkom. Conversaties worden buiten de jobstudenten verder getrokken op het punt dat vrijwilligers nu ook deelnemen aan bepaalde vergaderingen over de werking, de ouders, de leden en over hun eigen ideeën en de toekomst die ze hebben voor het plein. Buiten de leiding worden de ouders ook aangesproken en aangetrokken om in het lokaal te treden en deel te nemen aan conversaties met betrekking tot hun kinderen en de werking van het speelplein. Tijdens de zomer merkte we dat ouders zich extra betrokken voelden om deel te nemen aan deze conversaties. In het nieuw leidingslokaal zijn er ramen geplaatst van twee op twee meter. Hierdoor kunnen de ouders binnen kijken, wij vermoeden dat dit de drempel of de stap naar het intreden van het leidingslokaal heeft verlaagd. |
Nu deze conversaties op een meer intensieve manier plaats vonden, is het interessant om te kijken hoe deze vorm kregen. Als jobstudenten is het belangrijk om communicatievaardigheden te bezitten, deze willen wij ook overdragen aan de vrijwilligers. In het begin van de zomer wordt er elk jaar een monitorcursus gegeven waar belangrijke elementen worden benadrukt voor het hebben van productieve conversaties met ouders en met elkaar. Hier draait het vaak rond respect. Luisteren naar elkaar en naar de zorgen die ouders wellicht zullen delen is een aspect dat met respect te maken heeft. Op deze manier willen wij een klimaat creëren zonder vooroordelen en waar leuke initiatieven naar boven kunnen komen.
Vanuit Kreber (2015) zouden we deze conversaties kunnen beschrijven als een publieke dialoog. Kreber verwijst naar een aantal belangrijke elementen die onderdeel zijn van een publieke dialoog volgens de visie van Arendt. Arendt benadrukt het belang van actie, deze actie bestaat uit pluraliteit en nataliteit. Pluraliteit staat voor het gegeven dat er altijd meerdere mensen betrokken zijn in de dialoog, er zijn meerdere belanghebbenden. Nataliteit verwijst naar het feit dat elke betrokkene ook iets nieuws toe kan voegen aan die dialoog. Het leidingslokaal was deze zomer de centrale plaats waar het meeste van deze conversaties plaatsvonden. Zowel ouders, leiding, vrijwilligers, de jeugddienst en zelfs de lokale bewoners rondom de speeltuin werden betrokken in de gesprekken. Een werking zoals speelplein is gevoelig, aangezien iedereen het idee heeft de belangrijkste ‘stem’ te hebben. Ouders benadrukken hun positie en kennen hun kinderen het best, de jeugddienst kent de werking en wat er haalbaar is, de vrijwilligers kennen elkaar en zij zijn diegene die speelplein mogelijk maken. Als laatste zijn er de lokale bewoners die onrechtstreeks betrokken worden bij de speeltuin vanwege hun ligging. Elke groep heeft een ander perspectief en belang dat in de conversaties vertegenwoordigd moet worden, elke groep heeft een bepaalde nataliteit aan ideeën en voorstellen over wat er kan gebeuren. Verder moet elke groep bewust zijn over de andere betrokkenen, m’n moet bewust zijn van de pluraliteit. Vanuit deze Arandiaanse gedachtegang kunnen we nadenken over de manier waarop deze actie kan leiden tot het vormen van een gemeenschap. De gemeenschap komt tot stand omdat elk individu of groep een gedeelde bezorgdheid draagt over een bepaald iets en via de publieke dialoog kan deze bezorgdheid besproken worden. De werking van speelplein is een gedeelde bezorgdheid voor de boven beschreven groepen. Ze worden allen betrokken aangezien de werking een invloed op hen heeft, deze invloed leidt tot een bezorgdheid en uit deze bezorgdheid moet er een mogelijkheid zijn om een publieke dialoog te kunnen opstarten. Een aantal voorbeelden waar deze dialoog over ging deze zomer was het drinken en eten dat het plein aanbood, het leidingtekort, de nieuwe speeltuin, de hittegolven, maar ook de extra noden die gevraagd werden van de leiding om inclusiviteit te bevorderen. Het gaat over onderwerpen die een gedeelde betrokkenheid vroeg van de gehele gemeenschap om een dialoog op te starten omtrent deze onderwerpen.
Doorheen de zomer was het leidingslokaal dé plaats waar publieke dialoog werd mogelijk gemaakt, geëngageerd en opgestart. Een plaats waar er op een intentionele manier wordt vorm gegeven aan deze dialoog zodat er een kans en ruimte wordt gecreëerd voor actie. Zoals Kreber (2015) aanhaalt in zijn artikel moet er een potentialiteit zijn voor een publieke dialoog en ik denk dat deze potentialiteit tot stand komt kom binnen het leidingslokaal.
Vanuit Kreber (2015) zouden we deze conversaties kunnen beschrijven als een publieke dialoog. Kreber verwijst naar een aantal belangrijke elementen die onderdeel zijn van een publieke dialoog volgens de visie van Arendt. Arendt benadrukt het belang van actie, deze actie bestaat uit pluraliteit en nataliteit. Pluraliteit staat voor het gegeven dat er altijd meerdere mensen betrokken zijn in de dialoog, er zijn meerdere belanghebbenden. Nataliteit verwijst naar het feit dat elke betrokkene ook iets nieuws toe kan voegen aan die dialoog. Het leidingslokaal was deze zomer de centrale plaats waar het meeste van deze conversaties plaatsvonden. Zowel ouders, leiding, vrijwilligers, de jeugddienst en zelfs de lokale bewoners rondom de speeltuin werden betrokken in de gesprekken. Een werking zoals speelplein is gevoelig, aangezien iedereen het idee heeft de belangrijkste ‘stem’ te hebben. Ouders benadrukken hun positie en kennen hun kinderen het best, de jeugddienst kent de werking en wat er haalbaar is, de vrijwilligers kennen elkaar en zij zijn diegene die speelplein mogelijk maken. Als laatste zijn er de lokale bewoners die onrechtstreeks betrokken worden bij de speeltuin vanwege hun ligging. Elke groep heeft een ander perspectief en belang dat in de conversaties vertegenwoordigd moet worden, elke groep heeft een bepaalde nataliteit aan ideeën en voorstellen over wat er kan gebeuren. Verder moet elke groep bewust zijn over de andere betrokkenen, m’n moet bewust zijn van de pluraliteit. Vanuit deze Arandiaanse gedachtegang kunnen we nadenken over de manier waarop deze actie kan leiden tot het vormen van een gemeenschap. De gemeenschap komt tot stand omdat elk individu of groep een gedeelde bezorgdheid draagt over een bepaald iets en via de publieke dialoog kan deze bezorgdheid besproken worden. De werking van speelplein is een gedeelde bezorgdheid voor de boven beschreven groepen. Ze worden allen betrokken aangezien de werking een invloed op hen heeft, deze invloed leidt tot een bezorgdheid en uit deze bezorgdheid moet er een mogelijkheid zijn om een publieke dialoog te kunnen opstarten. Een aantal voorbeelden waar deze dialoog over ging deze zomer was het drinken en eten dat het plein aanbood, het leidingtekort, de nieuwe speeltuin, de hittegolven, maar ook de extra noden die gevraagd werden van de leiding om inclusiviteit te bevorderen. Het gaat over onderwerpen die een gedeelde betrokkenheid vroeg van de gehele gemeenschap om een dialoog op te starten omtrent deze onderwerpen.
Doorheen de zomer was het leidingslokaal dé plaats waar publieke dialoog werd mogelijk gemaakt, geëngageerd en opgestart. Een plaats waar er op een intentionele manier wordt vorm gegeven aan deze dialoog zodat er een kans en ruimte wordt gecreëerd voor actie. Zoals Kreber (2015) aanhaalt in zijn artikel moet er een potentialiteit zijn voor een publieke dialoog en ik denk dat deze potentialiteit tot stand komt kom binnen het leidingslokaal.
STELLING
Graag wil ik mijn gedachtengang omtrent het leidingslokaal samen brengen in een stelling. Zoals ik zonet heb aangehaald zie ik het leidingslokaal als een belangrijke locatie, meer specifiek als een locatie die de publieke dialoog, beschreven door Kreber (2015), mogelijk maakt. Potentialiteit is een belangrijk gegeven in de theorie van Kreber. Ik wil nadenken over hoe een omgeving deze potentialeit kan vergroten. Mijn stelling luidt als volgt: “Een ruimte is zelf een actor die kan bijdragen aan de publieke dialoog”. We hebben dit gezien door het raam, hoe het raam een bijdrage kan leveren in het aanspreken van de ouders. Verder wil ik nogmaals terug verwijzen naar de deur die wordt open gezet. Op die manier worden de conversaties of de dialoog op een letterlijke wijze publiek gemaakt. Iedereen kan horen wat er gezegd wordt, waardoor de medeleiding/ vrijwilligers zelf initiatief namen om deel te nemen aan die dialoog.
Vanuit dit gegeven is het belangrijk om na te denken over infrastructuur als ‘present to hand’ (Graham & Thrift, 2007). We moeten ons bewust worden van de invulling van een ruimte, hoe we een ruimte ordenen en vorm geven heeft implicaties voor de gemeenschap die tot stand komt. In het leidingslokaal kan er een gemeenschap tot stand komen die een publieke dialoog kan voeren. Er is een gemeenschap die de potentialiteit heeft om in een publieke dialoog te treden. Om dit verder te nuanceren wil ik aanhalen dat de invulling van een leidingslokaal zelf een publieke dialoog kan zijn. Nu we stil staan bij de impact die een infrastructuur kan hebben op de werking, is het belangrijk om hier als gemeenschap over na te denken. Infrastructuur moet gezien worden als een bezorgdheid waarover men in publieke dialoog kan treden. De wereld is een actor en de publieke dialoog kan een manier zijn om op een duurzame manier om te gaan met die wereld.
Graag wil ik mijn gedachtengang omtrent het leidingslokaal samen brengen in een stelling. Zoals ik zonet heb aangehaald zie ik het leidingslokaal als een belangrijke locatie, meer specifiek als een locatie die de publieke dialoog, beschreven door Kreber (2015), mogelijk maakt. Potentialiteit is een belangrijk gegeven in de theorie van Kreber. Ik wil nadenken over hoe een omgeving deze potentialeit kan vergroten. Mijn stelling luidt als volgt: “Een ruimte is zelf een actor die kan bijdragen aan de publieke dialoog”. We hebben dit gezien door het raam, hoe het raam een bijdrage kan leveren in het aanspreken van de ouders. Verder wil ik nogmaals terug verwijzen naar de deur die wordt open gezet. Op die manier worden de conversaties of de dialoog op een letterlijke wijze publiek gemaakt. Iedereen kan horen wat er gezegd wordt, waardoor de medeleiding/ vrijwilligers zelf initiatief namen om deel te nemen aan die dialoog.
Vanuit dit gegeven is het belangrijk om na te denken over infrastructuur als ‘present to hand’ (Graham & Thrift, 2007). We moeten ons bewust worden van de invulling van een ruimte, hoe we een ruimte ordenen en vorm geven heeft implicaties voor de gemeenschap die tot stand komt. In het leidingslokaal kan er een gemeenschap tot stand komen die een publieke dialoog kan voeren. Er is een gemeenschap die de potentialiteit heeft om in een publieke dialoog te treden. Om dit verder te nuanceren wil ik aanhalen dat de invulling van een leidingslokaal zelf een publieke dialoog kan zijn. Nu we stil staan bij de impact die een infrastructuur kan hebben op de werking, is het belangrijk om hier als gemeenschap over na te denken. Infrastructuur moet gezien worden als een bezorgdheid waarover men in publieke dialoog kan treden. De wereld is een actor en de publieke dialoog kan een manier zijn om op een duurzame manier om te gaan met die wereld.
REFERENTIES
- Graham, S., & Thrift, N. (2007). Out of Order : Understanding Repair and Maintenance. Theory, Culture
& Society, 24(3), 1–25. https://doi.org/10.1177/0263276407075954 - Kreber, C. (2015). Transforming Employment-Oriented Adult Education to Foster Arendtian. Action. Adult Education Quarterly, 65(2), 100–115. https://doi.org/10.1177/0741713614566674
- Sayes, E. (2014). Actor-Network Theory and methodology: Just what does it mean to say
that nonhumans have agency? Social Studies of Science, 44(1), 134–149. https://doi.org/10.1177/0306312713511867